Wordt Babels Brussel een ramp of een troef?

Facebooktwittermail

Brussel wordt met de dag meertaliger. Om daar een troef van te maken, heeft het onderwijs in Brussel nog heel wat werk voor de boeg, schrijft Philippe Van Parijs. Maar ook voor ouders is een belangrijke rol weggelegd: zij moeten thuis vooral hun eigen taal blijven spreken.

In Brussel worden 104 verschillende talen gesproken, blijkt uit recente steekproeven.
Nog nooit is de taaldiversiteit in Brussel zo hoog geweest als nu, en nog nooit is ze zo snel gestegen als de laatste jaren. De resultaten van de Taalbarometer van de VUB zijn tekenend. Een representatieve steekproef bij 2.500 volwassen Brusselaars (0,2 procent van de bevolking) vond in 2001 72 verschillende moedertalen. Tien jaar later waren het er al 104.

De laatste Taalbarometer (2011) brengt nog andere opmerkelijke verschuivingen aan het licht. Het Arabisch is de tweede meest verspreide moedertaal in Brussel geworden, na het Frans en nog vóór het Nederlands.

Die toenemende taaldiversiteit kan een geweldige troef zijn voor een stad, maar ook een ramp. Taaldiversiteit wordt een ramp als taalgemeenschappen op zichzelf terugplooien en de talen niet kennen die cruciaal zijn voor economische promotie en interactie met de naburige taalgemeenschappen. Om dat te vermijden, is individuele meertaligheid cruciaal.

Reden voor werkloosheid

Op dat vlak ziet het er voor Brussel niet goed uit. De laatste Taalbarometer toont aan dat er nu heel wat minder Brusselaars zijn dan vijf jaar geleden die zowel het Frans, het Nederlands als het Engels goed beheersen. Acht procent van de ondervraagden zegt geen van de drie talen goed te kunnen spreken, vergeleken met 2,5 procent vijf jaar eerder. En dat terwijl in diezelfde periode het aantal jobs waarvoor een goede kennis van deze drie talen is vereist, sterk is gestegen. Het is daarom niet verwonderlijk dat jongeren uit Vlaams- en Waals-Brabant, waar de proportie drietaligen opmerkelijk hoger ligt dan in Brussel, meer kans maken op Brusselse jobs dan de Brusselaars zelf. Gevolg: een ongekende hoge werkloosheid onder de Brusselse bevolking.

Kan hier iets aan gedaan worden? Zeker. Hier is vanzelfsprekend een belangrijke rol weggelegd voor het onderwijs in Brussel. De Taalbarometer toont aan dat Brusselaars uit zowel het Franstalige als het Nederlandstalige onderwijs steeds minder goed de tweede landstaal en Engels spreken. De proportie drietaligen onder Brusselaars uit het Nederlandstalige onderwijs ligt nog wel vijf keer hoger. Deze betere resultaten wijzen niet noodzakelijk op een hogere kwaliteit van het taalonderwijs, maar zijn ook, en wellicht vooral,toe te schrijven aan de dominante aanwezigheid van het Frans in het Brusselse straatbeeld en de grotere aanwezigheid van het Engels op de Nederlandstalige televisie.

Vreemdetaalonderwijs moet beschikbaar zijn in alle types van het Brusselse onderwijs. Het is onaanvaardbaar dat meer dan de helft van de leerlingen in het Franstalig beroepsonderwijs geen enkele les Nederlands of Engels krijgen. Het is ook betreurenswaardig dat er tien keer minder leerlingen van immersieonderwijs kunnen genieten in de Franstalige scholen in Brussel dan in Waals Brabant. En immersieonderwijs in de Nederlandstalige Brusselse scholen gaat pas van start vanaf volgend schooljaar, en in een sterk afgezwakte vorm.

Minder gedubde films

Maar meertaligheid is niet alleen een taak van het onderwijs. Ook de media kunnen een belangrijke bijdrage leveren, door meer films en programma’s in originele versie met ondertiteling aan te bieden in plaats van gedubde versies. Maar meertaligheid begint vooral in het gezin. Wat thuis gebeurt, is minstens even belangrijk. In de meeste Brusselse gezinnen wordt nu al meer dan een taal gesproken. Dit kan een enorme troef zijn voor het kind, maar ook een groot nadeel als die diversiteit niet op de juiste manier wordt beheerd. De centrale boodschap voor alle ouders is de volgende.

Leer de officiële schooltaal, als je die nog niet kent. Dit is belangrijk om met de leerkrachten te communiceren, het werk van je kind te volgen, om je kinderen te laten zien dat je die taal ook zelf belangrijk vindt, en om met de anderen in je omgeving te communiceren. Maar met je eigen kind spreek je best zo consequent mogelijk de taal die je het best beheerst. Een gedegen kennis van de eigen moedertaal is een van de mooiste geschenken die een ouder een kind kan geven en bevordert ook de verwerving van de schooltaal.’ Het behoud van de vele moeder- en thuistalen die Brussel rijk is, moet gezien worden als een rijkdom, zowel voor hun sprekers als voor Brussel zelf.

Het Marnixplan voor een meertalig Brussel wil de meertaligheid onder alle lagen van de Brusselse bevolking stimuleren. Het richt zich in de eerste plaats op het Frans, het Nederlands en het Engels maar moedigt de overdracht van alle moedertalen aan. Het wil de wetenschappelijke kennis en praktische ervaringen, en de vele waardevolle initiatieven die nu al bestaan, verzamelen, uitwisselen en helpen coördineren. En het wil de Brusselaars ervan overtuigen dat talen leren, en anderen daarmee te helpen, een normale dagelijkse activiteit zou moeten zijn.

Philippe Van Parijs

Deze opinie verscheen in “De Standaard” van 27 september 2013

Philippe Van Parijs is één van de initiatiefnemers van het Marnixplan voor een meertalig Brussel. Hoogleraar UCL, Hoover leerstoel sociale en economische ethiek.­

Zie:

www.marnixplan.org

Lees ook:

Openingsevenement Marnixplan voor meertalig onderwijs in Brussel