Op zaterdag 3 september werd voor de tweede maal de “Brussels Summer University” georganiseerd, een initiatief van Aula Magna. Deze vzw brengt universiteits- en verenigingsverantwoordelijken, socio-economische leiders en topmensen uit de cultuurwereld samen op ontmoetingen en seminaries met als doel “innovatieve ideeën op te doen over de toekomst van Brussel”.
Huisvesting, werkgelegenheid en onderwijs zijn cruciale uitdagingen voor het Brussel van morgen. Door de demografische boom in de hoofdstad moeten er snel extra woningen, extra banen en extra plaatsen in scholen bijkomen. Deze thema’s werden in drie parallelle sessies besproken. Ovds behoorde voor de tweede maal op rij tot de panelgenodigden om onze analyse en voorstellen voor het Brussels Onderwijs toe te lichten.
In de voormiddag werd een eerste balans opgemaakt van lopende acties en projecten. Prof. Philippe Van Parijs (UCL) modereerde het panel van onderwijsspecialisten.
Benjamin Wayens (onderzoeker aan de ULB) opende de sessie met een gedetailleerde studie op basis van de gemeentelijke statistieken van het Brussels Gewest.(1) We kunnen er niet omheen: het onderwijs in onze hoofdstad is geen hefboom tot sociale emancipatie. In het eerste jaar van het secundair onderwijs heeft reeds 50 % van de leerlingen minstens één keer overgezeten, dit is 10 tot 15 % meer dan in de andere grote Belgische steden. De studie illustreert duidelijk de dramatische effecten van het “watervalsysteem”.
Wayens verwees verder naar een toenemende polarisering tussen de instellingen. Binnen één en dezelfde wijk ontstaan er verschillende “doelpublieken”. Scholen slagen erin d.m.v. hun pedagogisch project doelbewust te mikken op een bepaald publiek. Immersieonderwijs is zo, jammer genoeg, een belangrijke pion geworden op de onderwijsmarkt, zeer gegeerd door de sociaal gegoede families. Deze worden ook niet afgeschrikt door hoge maximumfacturen. Naast de groeiende concurrentie tussen de scholen en de toenemende polarisering tussen “witte” en “zwarte” scholen, uit de vermarkting van het onderwijs zich meer en meer in de betalende privé-initiatieven. Het netwerk van betalende huiswerkklassen en inhaallessen rijst als paddenstoelen uit de grond. Hun buitensporig prijskaartje sluit echter precies diegenen uit die deze extra hulp broodnodig hebben: de kinderen uit de sociaal achtergestelde milieus.
Tenslotte wordt Brussel geconfronteerd met een bevolkingsexplosie. Niemand weet vooralsnog welke regering verantwoordelijk is voor de bouw van nieuwe scholen, laat staan dat er een garantie is op een plaats op school voor alle Brusselse kinderen in de komende jaren. De regering van het Brussels Gewest heeft begin juli 2011 beslist 9 miljoen euro te besteden aan het bouwen van (Nederlandstalige en Franstalige) scholen in Brussel. Een bescheiden bedrag in verhouding tot de noden, maar beter dan niets. De Vlaamse regering vecht deze beslissing van de Brusselse gewestregering aan omdat onderwijs in België geen bevoegdheid is van de Gewesten maar van de Gemeenschappen. De Vlaamse minister-president Peeters stapt zelfs naar het Grondwettelijk Hof om deze beslissing ongedaan te maken. (2) Van Kafkaiaanse toestanden gesproken…
Gezocht: geschoolde leerkrachten
Naast het tekort aan scholen is er ook een nijpend tekort aan (goed) gevormde leerkrachten. Têkochîn Yalcin, een kersverse leraar van Koerdisch-Turkse origine, getuigde van zijn ervaringen. Na zijn studies Wetenschappen aan de ULB volgde hij de lerarenopleiding. Hij had zo een “voldoende geacht” diploma om Frans te onderwijzen in het Nederlandstalig Atheneum van Koekelberg en vervolgens in het Sint-Lutgardiscollege van Oudergem.
Beide vervangingen bevielen hem dermate dat hij een loopbaan in het onderwijs wel zag zitten. Hij kwam terecht in een Franstalige concentratieschool in Sint-Gillis, niet “D+”, maar “D++”, aldus Têko, een “GOK-school in het kwadraat” zeg maar. Met uitzondering van de enkele anderstalige nieuwkomers, waren alle leerlingen elders al één of meerdere malen de deur gewezen. Zijn idealisme sloeg om in een nachtmerrie. Lesgeven kwam er amper aan te pas. “Ik was eerder gevangeniscipier, straathoekwerker, sociaal assistent in conflictbemiddeling… “. Têko heeft dan ook besloten om er de brui aan te geven en zijn heil te zoeken in de privésector, net als zoveel andere jonge leraars (in Brussel bijna twee op drie).
Onhandelbare toestanden, die we vroeger alleen mogelijk achtten in Amerikaanse films, zijn inderdaad niet vreemd meer aan onze hoofdstad. Reden te meer om de spreekwoordelijke koe bij de al even spreekwoordelijke horens te vatten. Zo dient er grondig nagedacht te worden over de lerarenopleiding, van kleuter tot hoger secundair: hoe jongeren opnieuw motiveren voor het beroep, zeker, maar ook en vooral: hoe hen wapenen voor de opdracht die hen te wachten staat? Of de opleiding voor iedereen moet verlengd worden tot masterniveau is daarbij een andere discussie. Belangrijk is echter dat in de lerarenopleiding en de stages aangeleerd wordt hoe leerproblemen vroegtijdig kunnen opgespoord worden en welke remediëring eraan gekoppeld dient te worden. De opleiding dient eveneens oog te hebben voor het opdoen van ervaringen in allochtone en/of anderstalige milieus en een kennis van de dagelijkse realiteit van de sociaal zwakkeren.
Een meer gestuurd inschrijvingssysteem
Dimo Kavadias (V.U.B. – U.A.) was van 2007 tot 2011 voorzitter van het Lokaal Overlegplatform voor het Brussels basisonderwijs. Hij onderstreept dat met het invoeren van de GOK-criteria een deel van de ongelijkheid is weggewerkt. Zeven jaar geleden was er in Brussel veel meer ongelijkheid dan in Vlaanderen. Een beperkt aantal “witte” scholen zaten helemaal “dicht”, en daartegenover stonden de scholen “voor kansarmen”. De afgelopen jaren werd een zekere vorm van sociale mix bewerkstelligd, dankzij de invoering van de dertig procent voorrang voor GOK-leerlingen en dankzij de elektronische aanmelding (ook al vormt de complexe Brusselse institutionele situatie een heuse belemmering voor het goed functioneren ervan). De concentratiescholen werden iets minder geconcentreerd en de kansrijke scholen zijn nu iets gekleurder.
Het toont meteen aan dat een volledig vrije schoolkeuze een negatief effect heeft op de gelijkheid van onderwijskansen. In Brussel zijn de cijfers bijzonder frappant: terwijl in Vlaanderen 45 % van de leerlingen in de laatste twee jaren in het aso zitten, zijn er dat in Brussel slechts 22 %. De vrijheid van schoolkeuze moet niet afgeschaft worden, maar ze moet wel gestructureerd worden. Het legendarische schoolpact en artikel 24 van de Grondwet zijn broodnodig aan herziening toe…
Brussel, een uitvergroting van de Vlaamse en Franstalige schoolcatastrofe
De toestand van het Brussels onderwijs is ronduit dramatisch, inderdaad. Nico Hirtt (Ovds) wees er in zijn tussenkomst op dat de toestand van het onderwijs in België in het algemeen een regelrechte catastrofe is als het op sociale gelijkheid aankomt. In alle internationale statistieken is de Franstalige Gemeenschap kampioen op het vlak van sociale ongelijkheid, en dit op wereldniveau. De Vlaamse Gemeenschap doet amper beter. Brussel steekt op zijn beurt boven beide uit.
We moeten er ons voor hoeden de redenen hiervoor niet in de verkeerde hoek te gaan zoeken. De complexe taalproblematiek van onze hoofdstad en de multiculturele smeltkroes maken het er ongetwijfeld niet makkelijker op. Toch is uit studies gebleken dat het niet louter en alleen het aspect “taal” is dat bepalend is voor de slechte scores van leerlingen van allochtone afkomst. De resultaten van jongeren van Belgische origine en van allochtone origine, afkomstig uit eenzelfde sociale klasse, lopen nagenoeg parallel. Zo merken we ook een betere score bij allochtone nieuwkomers dan bij de jongeren van de tweede generatie. Een deel van de huidige allochtone nieuwkomers zijn immers kinderen van in het land van herkomst (hoog)geschoolde ouders (vooral diegenen die afkomstig zijn uit de ex-Oostbloklanden). De allochtonen van de tweede generatie zijn vooral jongeren van Turkse of Maghreb-origine, wier ouders niet zelden analfabeet of laaggeschoold zijn.
Wat het “huiswerk” betreft, stelt Nico Hirtt dat dit nu eenmaal een pedagogische noodzaak is. Op zich vormt huiswerk geen bron van ongelijke kansen. Het feit echter dat het thuis moet gemaakt worden, maakt dat de slaagkansen ongelijk zijn. “Huiswerk” zou dus moeten ingebed worden binnen de schoolopdracht, waarbij de nodige omkadering wordt voorzien voor de zwakkeren.
Zet je monolinguistische, monoculturele en communautaire bril af!
In de namiddag werd in drie parallelle sessies gedebatteerd over hoe het nu verder moet met onze hoofdstad: hoe samen een stadsproject uitbouwen, hoe fungeren als internationale stad, hoe een interculturele stad tot stand brengen.
In zijn plenaire slottoespraak legde voorzitter Eric Corijn (VUB) nogmaals de vinger op de wonde: “Brussel wordt net als andere Europese grootsteden geconfronteerd met een resem problemen waarvoor een specifieke governance moet in het leven geroepen worden. Brussel is op de eerste plaats een grootstad, een wereldstad, zeer multicultureel, zeer gemengd en vooral …. zeer ongelijk. Zij is enig in België en maar weinig politici kunnen haar bevatten vanuit hun eigen kleinstedelijke of provinciale ervaringen. Precies omdat men ons een eigen governance en de middelen van een grootstad ontzegt, blijven de crises aanhouden: huisvestigingscrisis, tewerkstellingscrisis, onderwijscrisis. Door de demografische uitdaging die ons te wachten staat, zullen zij trouwens alleen maar toenemen, met daarbij ook nog de crises op vlak van mobiliteit en milieu. Dát zijn de maatschappelijke problemen waarmee we ons moeten inlaten. Dáárover moeten we discussiëren. Dáárvoor moeten we de noodzakelijke instanties in het leven roepen en oplossingen vinden. Maar dat kan niet, Vlamingen en Walen, indien jullie de specifieke, complexe Brusselse realiteit blijven bekijken vanuit jullie monolinguistisch, monocultureel en communautair brilletje!”(3)
Romy Aerts
(1).Étude: Fiche Régionale Edition 1/2010 http://www.cocof.irisnet.be/site/fr/affsoc/cohesion/etude_igeat/index_html
(2) Zie www.democratischeschool.org voor de open brief van Brussels minister Jean-Luc Vanraes aan Vlaams minister-president Peeters “Als nood wet breekt: onderwijs is een recht voor elk kind, ook in Brussel”
(3) Uittreksels, al dan niet vertaald, van de toespraak van Eric Corijn. Voor de volledige toespraak zie http://www.brusselsvoice.be/fr/node/1008
Ovds organiseert rondetafel Brussels onderwijs
Op 23 februari 2011 organiseerde Ovds een persconferentie waarbij we onze voorstellen voor het Brussels onderwijs toelichtten. De volledige ondersteunende persmap kan je raadplegen op onze website. (http://www.skolo.org/spip.php?article1306&lang=nl of “De democratische school, nr. 45, maart 2011)
Ovds-verantwoordelijke voor Brussel, Jean-Pierre Wauters, herhaalde deze voorstellen op de Brussels Summer University. Onze hoofdstad heeft nood aan een overkoepelende instantie voor de organisatie van haar onderwijs, en de daarvoor noodzakelijke financieringsenveloppe. Een Brussels tweetalig onderwijs, naast het Nederlandstalige georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap en het Franstalige georganiseerd door de Franse Gemeenschap, is in eerste instantie mogelijk een strategische zet. Op langere termijn is het wenselijk dat alle scholen in Brussel tweetalig zouden zijn, dat betekent dat een deel van de vakken in het Nederlands en een deel in het Frans worden gegeven.
Ook de structuur van het onderwijssysteem moet worden aangepakt. Jaar na jaar moet, beginnend vanaf de kleuterschool, een gemeenschappelijke stam worden opgebouwd tot en met de leeftijd van 15 jaar. Er moet een gestuurd inschrijvingssysteem uitgedokterd worden dat in staat is een sociale mix te verwezenlijken. Dit zijn scharnierpunten in de aanpak van het Brussels onderwijs.
Op 14 september organiseerde de Brusselse afdeling van Ovds/Aped-Brussel een informeel rondetafelgesprek om een inventaris te maken van de standpunten en actiebereidheid. Plaats van ontmoeting was het Belgisch-Roemeens Cultureel Centrum Arthis in de Vlaanderenstraat, in hartje Brussel. Verschillende Nederlandstalige en Franstalige organisaties, waaronder de twee grote vakbonden, de Vlaamse Scholierenkoepel en actoren uit de Jeugd- en Welzijnssector, gingen op onze uitnodiging in. We staan nu voor de uitdaging een voor alle deelnemers aanvaardbare platformtekst en passende actiemiddelen uit te werken. Wordt vervolgd!
Romy Aerts