Inschrijvingsbeleid in Gent, Antwerpen, Brussel

Facebooktwittermail

Tijdens het panelgesprek rond het inschrijvingsbeleid gaven de drie sprekers toelichting over het aanmeldingsexperiment van verschillende grootstedelijke LOP’s. De voorzitter van het Gentse LOP (basisonderwijs), Jean-Pierre Verhaeghe, lichtte het Vlaams inschrijvingsrecht toe, schetste de Gentse situatie van de basisscholen, gaf de technische aspecten en de organisatie van hun centraal aanmeldingsregister en evalueerde het experiment na één jaar. Marc Borremans, die namens ACOD in de Brusselse LOP’s zetelt (zowel basis als secundair onderwijs) vertelde over de stand van zaken in Brussel. Ondertussen is ook daar een akkoord voor een aanmeldingsprocedure gestemd in beide LOP’s. Tino Delabie schetste kort de inschrijvingsprocedure van het Antwerpse basisonderwijs. Hij lichtte verder het standpunt toe van Ovds voor het realiseren van een optimale sociale mix in de scholen.

Het Gelijke Onderwijs Kansenbeleid (GOK) biedt de mogelijkheid aan scholen om een bewust inschrijvingsbeleid te voeren. Een schoolbestuur kan bepalen wanneer ze start met de inschrijvingen. Ze kan bepaalde voorrangsgroepen eerder inschrijven dan andere kinderen (ten vroegste op de eerste schooldag het schooljaar voordien). De voorrangsgroepen zijn broers & zussen (verplicht), kinderen die voldoen aan GOK-criteria (kansengroepen) of kinderen die niet voldoen aan de GOK-criteria. De laatste voorrangsgroep geldt onder bepaalde voorwaarden. Naast het feit dat scholen een inschrijvingsbeleid voeren en hierover communiceren, blijft het principieel inschrijvingsrecht gelden: ouders kunnen hun kind inschrijven in een school van hun keuze. Wie eerst komt in de inschrijvingsperiode(s) is eerst ingeschreven. Dit leidde meermaals tot kampeertoestanden in Vlaamse steden.

Om deze kampeertoestanden te vermijden werd het GOK-decreet in 2008 op initiatief van minister Vandenbroucke gewijzigd om gedurende twee schooljaren (intussen door minister Smet met één schooljaar verlengd) experimenten mogelijk te maken waarbij schoolbesturen vóór het inschrijven een aanmeldingsprocedure kunnen vastleggen. De procedure dient te voldoen aan bepaalde vooropgestelde criteria (een criteria mag niet leiden tot discriminatie) en aan de ‘spelregels’ van het GOK-decreet. Bovendien dient het Lokaal Overleg Platform (LOP) de procedure goed te keuren. De vraag is dan welke criteria worden gehanteerd en of de gekozen criteria de sociale mix in de hand (kunnen) werken.

Gent

In Gent geldt sinds dit schooljaar voor de inschrijvingen in het basisonderwijs het afstandscriterium. Voor scholen met plaatstekort betekent dit dat het kind dat het dichtst bij de school woont, meer kans maakt op een toegangsticket voor de gekozen school. Via een centraal aanmeldingsregister (website) kunnen de ouders hun keuze opgeven voor één of meerdere scholen (in een bepaalde volgorde). Er zijn twee aparte aanmeldingsperiodes, van telkens twee weken: eerst voor de voorrangsgroepen (GOK of niet-GOK), daarna voor de andere leerlingen. Wie op het einde van een aanmeldingsperiode een toegangsticket krijgt toegewezen, kan zich laten inschrijven.

Antwerpen

In Antwerpen voert men voor de inschrijvingen in het basisonderwijs voor volgend schooljaar een gelijkaardig centraal systeem in. Behalve het criterium van de afstand blijft in Antwerpen echter de chronologie (tijdstip van aanmelden op het centraal aanmeldingsregister) een rol spelen. Elke school mag zelf het relatief gewicht van beide criteria vastleggen maar de afstand moet voor minstens 30 % meetellen. Twee netten, het Stedelijk en het Gemeenschapsonderwijs, hebben voor hun scholen bepaald dat het afstandscriterium voor 70 % zal meetellen.

Brussel

In Brussel keurden de LOP’s voor de inschrijvingen van volgend schooljaar in het basisonderwijs èn in het secundair onderwijs ook een centrale aanmeldingsprocedure goed, maar met opnieuw andere criteria.

De basisscholen houden eerst rekening met de in het GOK-decreet vastgelegde voorrangsgroep van broers en zussen en met de in het LOP gemaakte afspraak om voorrang te verlenen aan GOK-leerlingen (30%) en leerlingen met als thuistaal het Nederlands (45%). Als er dan nog plaatsen zijn, geldt de rangorde op basis van volgende criteria: afstand school tot woon- of werkplaats (de ouders mogen kiezen) en duur van verblijf in een erkende Nederlandstalige voorschoolse opvang. Scholen bepalen autonoom de volgorde van bovenvermelde criteria. Als kinderen op basis van deze 2 criteria dezelfde plaats hebben in de rangorde en er niet voldoende plaats op school is voor deze kinderen, geeft het toeval de doorslag.

Het elektronische systeem voor de secundaire scholen rangschikt chronologisch eerst broers en zussen en daarna de andere leerlingen. Wanneer zich op de campus van de secundaire school ook een basisschool bevindt, dan krijgt de aangemelde leerling een hogere plaats in de rangorde naarmate hij meer maanden school liep in de basisschool. Leerlingen die op basis van het criterium “campusschool” dezelfde plaats innemen zullen bij gebrek aan voldoende capaciteit een plaats krijgen volgens chronologie van aanmelding.
Marc Borremans geeft nog mee dat Brussel kampt met een tekort aan schoolgebouwen: er zijn in de komende 10 jaar 50 basisscholen extra nodig, waarvan 10 Nederlandstalige.

Terugblik op één jaar Gents experiment

Enkel het Gentse LOP kan reeds terugblikken op één jaar experiment van het centraal aanmeldingsregister. Prof. Verhaeghe gaf enkele vaststellingen mee. De volledige uiteenzetting is te volgen in bijgevoegde PowerPoint (onderaan dit artikel).

De kampeertoestanden voor sommige scholen zijn verdwenen. Dubbele inschrijvingen worden door de centrale computer technisch uitgesloten. Meer dan een kwart van de inschrijvingen verliep via het centraal aanmeldingsregister. 83% van de ‘aangemelden’ kregen een toegangsticket en 65% van de kinderen komt terecht op de school van eerste keuze. Procentueel gezien is het aantal geweigerde allochtonen gedaald in vergelijking met de vorige jaren. Het centraal aanmeldingsregister heeft de positie van de kansarme en allochtone kinderen dus zeker niet verzwakt. Een eerste blik op de cijfers doet vermoeden dat het afstandscriterium niet segregerend werkt.

De voorzitter van het Gentse LOP bespreekt enkele andere mogelijke criteria. Hij beveelt aan dat het experiment langer zou duren dan twee schooljaren (inmiddels verlengde minister Smet de experimenteerperiode met een schooljaar), dat er nog extra voorrangsgroepen kunnen bepaald worden (hij stelt voor dat kinderen van leerkrachten van de school ook voorrang zouden hebben) en dat het LOP de bevoegdheid van procedurebepaling dient te behouden.

Als afstand het enige geldende criterium is , hoe zit dat dan met concentratiewijken? Hoe kan er dan een sociale mix tot stand komen? Volgens Jean-Pierre Verhaeghe kan momenteel nog niet uitgemaakt worden of er een effect zou kunnen zijn op de sociale mix in de scholen. Hij stelt voor dat de regels zouden versoepeld worden om in GOK-scholen een voorrangsperiode voor niet-GOK-leerlingen in te lassen. Vandaag kan het slechts als het percentage GOK-leerlingen 10% hoger ligt dan het gemiddelde. Dit gemiddelde bedraagt in Gent 47% zodat een school meer dan 57% GOK-leerlingen moet hebben om voorrang te mogen geven aan niet-GOK-leerlingen. Een leerkracht uit Antwerpen vertelt over het initiatief “School-in-zicht”: autochtone ouders spreken onderling af om hun kinderen samen naar een “allochtone” buurtschool (in Borgerhout en Antwerpen-Noord) te sturen. Zo krijgen arme concentratiescholen langzaam een grotere sociale mix. In Brussel blijkt een gelijkaardig project “Samen naar school” te lopen.

Voorstel van Ovds

Een sociale mix realiseren is het vertrekpunt van het voorstel van Ovds dat door Tino Delabie wordt toegelicht. Het voorstel draait de huidige stand van zaken om: in plaats dat de ouders op zoek moeten gaan naar een plaats voor hun kind, krijgen de ouders vanuit de overheid – concreet zou dit het LOP kunnen zijn – een voorstel voor een school. Dit voorstel van toewijzing houdt rekening met twee criteria (naast de evidente voorrang voor broers en zussen): de bereikbaarheid van de school (buurtschool of gemakkelijk bereikbaar met schoolbus of openbaar vervoer) en de sociale mix. Om een sociale mix te organiseren zou men gebruik kunnen maken van de “leerlingenkenmerken” die reeds voor de bepaling van de werkingsmiddelen worden gehanteerd.

Ouders die het voorstel binnen een bepaalde periode aanvaarden, zouden de zekerheid hebben dat hun kind terecht komt in een sociaal gemengde en gemakkelijk toegankelijke (buurt)school. Daarna worden de beschikbare plaatsen vrij toegekend aan ouders die niet akkoord gaan met de school die hen werd voorgesteld.

Wat doe je met het bestaan van meerdere netten? Je kan ouders niet dwingen een confessionele school te aanvaarden. Ouders zouden dus vooraf kunnen melden dat ze geen confessionele school wensen. Aangezien de officiële scholen wettelijk verplicht zijn meerdere godsdiensten of lekenmoraal aan te bieden, kunnen ouders niet a priori een officiële school weigeren.

Katrien De Maegd

Informatie over het inschrijvingsbeleid:

www.lop.be