Vijf jaar (2004-2009) onderwijsbeleid bespreken binnen een beperkt dossier is onbegonnen werk als men volledigheid nastreeft. Minister Vandenbroucke heeft op vele deelterreinen belangrijke initiatieven genomen. Ook in het Franstalig onderwijs is er een en ander gebeurd.
We besloten daarom te focussen op enkele aspecten die aansluiten bij het 10-puntenprogramma van Ovds (zie “De democratische school”, nr. 26, december 2006).
Verder in dit dossier volgen vijf afzonderlijke bijdragen:
- over de gemeenschappelijke stam (punten 1 en 2 van het Ovds-programma)
- over de toewijzing van de leerlingen aan een school (punt 3)
- over de pedagogische aspecten en de centrale evaluatie (punten 7, 8 en 9)
- over de herfinanciering (punt 10)
- de groeiende tendens om onderwijs in dienst te stellen van de economische competitiviteit
Andere punten van ons 10-puntenprogramma zullen we hier kort overlopen.
Naar een openbaar eenheidsnet?
In punt 4 van ons programma spreken we ons uit voor de fusie van de bestaande netten in één enkel openbaar net. Om meerdere redenen.
Een sociale mix in de scholen veronderstelt (o.a.) dat de huidige absolute vrije schoolkeuze wordt vervangen door een vorm van regulering van de inschrijvingen en het is duidelijk dat het bestaan van concurrerende netten op dit vlak een hindernis vormt. De voorbije maanden zagen we hoe door de weigering van vele inrichtende machten van het vrije net om hun inschrijvingslijsten uit te wisselen met het ministerie van Onderwijs het probleem van de “dubbele inschrijvingen” in het Franstalig secundair onderwijs onoplosbaar werd en tot chaos en paniek leidde.
In onze multiculturele maatschappij speelt de school een belangrijke rol als een plaats waar leerlingen met diverse achtergronden met elkaar leren leven en omgaan. Aparte scholen volgens religieuze of filosofische overtuiging lijken ons geen aantrekkelijk perspectief.
De fusie van de netten zou ook een rationeler gebruik van de infrastructuur mogelijk maken en tot meer samenwerking leiden tussen leerkrachten van verschillende scholen die elkaar nu nog te veel als concurrenten beschouwen.
Is er op dit vlak veel gebeurd de voorbije vijf jaar? Nee, geen enkele politicus met enig gewicht durft vandaag pleiten voor de opheffing van de netten.
Hoogstens waren er enkele beperkte stappen om over de netten heen meer samenwerking te realiseren, zoals de oprichting van de netoverschrijdende consortia in het volwassenenonderwijs of de werking van de LOP’s (Lokaal Overleg Platform) met belangrijke afspraken rond het inschrijvingsbeleid die gelden voor de basisscholen van alle netten in Gent en Antwerpen. Een belangrijke ontwikkeling – volgens minister Vandenbroucke en volgens de verantwoordelijken van de Guimardstraat zelfs “historisch” – was de quasi volledige gelijkschakeling van de werkingsmiddelen tussen de netten, vijftig jaar na het schoolpact.
Kleinere klassen?
Punt 5 van ons programma stelt een betere omkadering voor. In de eerste jaren van de lagere school zouden de klassen best niet meer dan 15 leerlingen tellen en daarna hoogstens 20. Kleinere klassen zijn een belangrijke voorwaarde om het afhaken op jonge leeftijd te voorkomen, om allerlei mooie voornemens als snelle remediëring, begeleiding op maat, binnenklasdifferentiatie, aandacht voor anderstalige leerlingen … een kans te geven.
In het “ Contract voor de school ”, een groots aangekondigd actieplan (2005) van de Franse Gemeenschapsregering stond de verbetering van de omkadering vermeld als één van de 10 prioriteiten. In de periode 2006-2007 werden er in het Franstalig onderwijs 1138 bijkomende leerkrachten ingezet in de kleuterklassen, in de eerste twee jaren van het lager onderwijs en in de kleine basisscholen. In 2008 en 2009 werd de omkadering in de eerste graad van het secundair onderwijs lichtjes verbeterd en kwam er een systeem van snellere vervangingen voor afwezige onderwijzers. De impact van deze ongetwijfeld positieve maatregelen blijft vooralsnog beperkt.
In het Vlaams onderwijs werd geen grote vooruitgang geboekt op het vlak van omkadering. Vandenbroucke begon trouwens met een besparing die bijna 1000 jobs kostte, ook leerkrachten (secundair onderwijs) en schafte later de vervangingspool af.
De aanwendingspercentages spreken boekdelen over het gebrek aan politieke wil om eindelijk de omkadering te bieden die de Vlaamse regering 20 jaar geleden zelf “wetenschappelijk” liet vastleggen. In het gewoon lager onderwijs bedraagt het aanwendingspercentage 98,424 procent; in het buitengewoon lager onderwijs 94,5%; in het gewoon secundair onderwijs 96,57%; in het buitengewoon secundair onderwijs 93,6% … Als alle aanwendingspercentages op 100% zouden worden gebracht, zouden er meer dan 2000 leerkrachten extra voor de klassen staan in het lager en secundair onderwijs.
Een positieve ontwikkeling is het initiatief om de ouders aan te sporen hun kleuters vanaf 3 jaar regelmatig naar de kleuterklas te sturen en om de toename van kleuters na elke instapperiode op te vangen door extra kleuterleerkrachten en kinderverzorgsters. Maar de aanwerving van een paar honderden kleuterjuffen extra blijft ruim onvoldoende om de veel te grote kleuterklassen (soms tot meer dan 30 kleuters) te kunnen ontdubbelen.
In het lager onderwijs kwamen er 600 zorgcoördinatoren bij. De GOK-uren in het lager en secundair onderwijs werden verhoogd, ook goed voor enkele honderden extra leerkrachten. Er kwamen ook uren bij voor allerlei bijkomende taken (bv. mentoruren, ICT-coördinatie). In het BuSO, DKO en volwassenenonderwijs kwamen 280 administratieve krachten bij.
De brede school
Zowel in het Franstalig als in het Vlaams onderwijs is de belangstelling voor de “brede school”, ook een punt uit het Ovds-programma, de jongste jaren gegroeid.
In het Vlaams onderwijs werden een aantal proefprojecten gesteund. Een voorstel van de partij Groen! rond de “onthaaste school” trok veel aandacht in de onderwijswereld. In dit voorstel wordt de schooldag voor leerlingen in het basisonderwijs verlengd waardoor de lessen op een meer onthaaste wijze kunnen worden georganiseerd, remediëring en huiswerk op de school plaats vindt en allerlei creatieve, culturele en sportieve activiteiten op school of vanuit de school worden georganiseerd. Met het decreet “flankerend beleid” werden de gemeenten gestimuleerd om voor de scholen op hun grondgebied gezamenlijke projecten te ondersteunen. Binnen dit kader wint het gedachtegoed van de “brede school” ook veld.
Jean-Pierre Kerckhofs, Tino Delabie, Jean-Noël Delplanque