In het debat over de noodzaak van meer regulering inzake het inschrijvingsbeleid in het onderwijs wordt door liberale verdedigers van de status quo soms geschermd met het argument van de carte scolaire in Frankrijk. “Kijk in Frankrijk, daar bestaat de scholenkaart en het werkt niet. Zij garandeert de sociale gelijkheid niet. Sarkozy gaat ze trouwens afschaffen”. Laat ons dus even kijken wat er in Frankrijk gebeurt.
Het verschil tussen de theorie en de praktijk
De scholenkaart of carte scolaire die 45 jaar geleden in Frankrijk werd ingevoerd, vertoont alle kenmerken van een dwingende regeling. Voor elke school, college of lyceum wordt een geografisch rekruteringsgebied of “sector” afgebakend. De ouders moeten hun kind inschrijven in de instelling van de sector waar ze wonen. Tot zover de theorie.
In de praktijk bestaan er heel veel uitzonderingen op die regel. Als de ouders bijvoorbeeld wensen dat hun kind een bijzondere studierichting volgt die niet bestaat in het lyceum van hun geografische sector, hebben zij het recht om hun kind elders te laten inschrijven. Zo was het recent erg in de mode in sommige intellectuele milieus om de optie “vreemde taal: Russisch “ te vragen …
Uitzonderingen zijn eveneens mogelijk, en worden meer en meer toegestaan, op basis van dossiers van “onverenigbaarheid tussen de leerling en een bepaalde leerkracht”, of op basis van de werkplaats van de ouders of om medische redenen…
Hoeft het gezegd dat niet alle ouders over dezelfde mogelijkheden beschikken om zo’n dossier op te stellen of te verdedigen? De sociale ongelijkheid inzake het bekomen van een uitzondering is trouwens één van de argumenten die president Sarkozy inroept om …. de afschaffing van de scholenkaart te verdedigen.
Natuurlijk gaat het hier om een complexe materie want men kan niet eenvoudig stellen dat alle uitzonderingen moeten verdwijnen. In een aantal gevallen zijn uitzonderingen gerechtvaardigd. Om misbruik ervan te vermijden, zou men er moeten voor zorgen dat alle onderwijsinstellingen door de ouders als ongeveer gelijkwaardig beschouwd worden. De sociale segregatie tussen scholen moet met andere woorden zoveel mogelijk beperkt worden. En hier faalt de Franse carte scolaire. En wel om twee redenen.
Residentiële zappers
Ten eerste, de geografische sectoren zijn op een puur administratieve basis ontworpen. Daardoor ontstaan er onvermijdelijk rijkere en armere sectoren, dus met scholen van rijken en scholen van armen. Als bovendien die sectoren voor lange tijd vastliggen, is het verleidelijk en relatief gemakkelijk voor sommige ouders om hun kind in te schrijven in de school van hun keuze via het fameuze “residentieel zappen” (men vestigt zijn domicilie reëel of fictief op een kamertje op een vierde verdieping). Dit geldt vooral voor diegenen die er de financiële middelen voor hebben, te meer omdat die praktijken voor een belangrijk deel bijdragen aan de explosie van de woningprijzen in de buurt van de meest gegeerde onderwijsinstellingen. Als u door Parijs rijdt, werp dan eens een blik op de huurprijzen in de omgeving van het Lyceum Henri IV, op de linkeroever, dichtbij de Sorbonne.
Hoe kan men dit probleem oplossen? De sectoren (geografische zones rond een school) uitgestrekter maken en eventueel laten fluctueren, zodat ze wijken van verschillende sociale samenstelling omvatten. Dat zou toelaten van een relatieve sociale mix te garanderen in elke instelling en het gras wegmaaien onder de voeten van de “residentiële zappers”, vermits alle scholen min of meer op voet van sociale gelijkheid zouden staan.
Carte scolaire geldt niet voor katholieke scholen
Er is een tweede grote ontsnappingsroute. De scholenkaart is enkel van toepassing op het openbaar onderwijs dat meer dan drie vierden van alle leerlingen telt. Ondanks de sterke traditie van de Republikeinse openbare school gaat in Frankrijk vandaag toch bijna één leerling op vier naar een niet openbare school, meestal een katholieke. Op die manier komt de sociale segregatie, die door de scholenkaart uit de deur moet worden gewerkt, langs het venster weer binnen. Het privaatrechterlijk onderwijs wordt een vluchtheuvel voor de families van de hogere klassen die aan de carte scolaire willen ontsnappen.
De oplossing die de verdedigers van het openbaar onderwijs traditioneel voorstellen bestaat er in om het privé onderwijs niet meer te subsidieren. Door het publieke middelen te ontzeggen, zou zijn potentieel publiek gereduceerd worden tot een kleine laag van gefortuneerden die in staat zijn om de volledige kost te betalen van de studies van hun kinderen. Toch lijkt die oplossing me politiek niet het overwegen waard. Ze zou immers een gemeenschappelijke weerstand oproepen van de ouders van de midden- en hogere klassen en van de leerkrachten uit de privaatrechterlijke scholen die hun job zouden bedreigd zien. Bovendien zou het plots verdwijnen van die instellingen moeten gecompenseerd worden door een aangroei van het openbare onderwijs. Waar moet men op korte tijd de lokalen en de leerkrachten vinden?
Het zou ongetwijfeld veel effectiever en veel meer haalbaar zijn om het privé onderwijs om te vormen tot openbaar onderwijs. Op vlak van statuten en werkomstandigheden zouden de leerkrachten uit het privé onderwijs er alleen maar bij winnen. Als men de aanpak tactisch goed overdenkt kan een meerderheid van hen voor deze idee worden gewonnen.
Het kind niet met het badwater weggooien
De geschetste problemen en gebreken van de Franse carte scolaire zouden de indruk kunnen wekken dat het systeem nutteloos is. Dit is een verkeerde conclusie. Ondanks alle tekortkomingen blijft de Franse scholenkaart te verkiezen boven het totale liberalisme dat we in België kennen. Volgens de meeste indicatoren blijft de sociale ongelijkheid in het Franse onderwijs beduidend kleiner dan in België.
In een eigen studie op basis van cijfermateriaal uit het Pisa-onderzoek (zie “De cijfers die de onderwijspolitiek van Sarkozy veroordelen” in “De democratische school, nr. 32, december 2007) hebben we aangetoond dat de afschaffing van de scholenkaart de ongelijkheid in het Franse onderwijs drastisch zou doen toenemen.