De commentaren in de Vlaamse media na de publicatie van de resultaten van TIMSS 2023 op 4 december 2024 logen er niet om. “Zorgwekkend rapport voor wiskunde en wetenschappen: Vlaamse leerlingen internationaal sterkste daler sinds 2015” (vrtnws). “Vlaamse leerlingen zakken nog dieper weg” (De Tijd). “Het kan dus nóg slechter” (Het Nieuwsblad). “Belabberde kennis wiskunde en wetenschappen” (Het Laatste Nieuws). “Is in het onderwijs de kwaliteitsbodem bereikt?” (De Standaard).
Tijdens het actualiteitsdebat in het Vlaams Parlement op 4 december lieten onderwijsminister Demir en de woordvoerders van de 8 partijen er geen twijfel over bestaan: de onderwijstanker is niet gekeerd. Een jaar vroeger waren in het Vlaams Parlement gelijkaardige alarmerende geluiden te horen toen de resultaten van PISA-2022 bekend geraakten. En de publicatie van PIRLS-2021 had ook al een ernstige achteruitgang in begrijpend lezen bij Vlaamse leerlingen van het vierde leerjaar aan het licht gebracht. TIMSS, PISA, PIRLS: telkens bleek het Vlaams onderwijs bij de grootste dalers te behoren.
In mei 2024 namen de leerlingen van het vierde leerjaar en van het tweede jaar van het secundair onderwijs deel aan de eerste editie van de “Vlaamse toetsen”. De leerlingen van het vierde leerjaar scoorden relatief goed voor “bewerkingen”, “getalbegrip”, “meetkunde” en “metend rekenen” maar slecht voor “wiskundige problemen oplossen” en voor “leesbegrip”. Van de leerlingen uit de A-stroom van het tweede jaar secundair beheerst 67% de minimumdoelen (eindtermen) voor “leesbegrip” en 13% de minimumdoelen voor “wiskundige problemen oplossen”.
TIMSS 2023 in een notendop
TIMSS (Trends in International Mathematics and Science Study) is een internationaal vergelijkend onderzoek naar de prestaties voor wiskunde en wetenschappen. Het onderzoek wordt sinds 1995 elke 4 jaar uitgevoerd. TIMSS 2023 werd uitgevoerd in 58 landen (of regio’s). In Vlaanderen werd de studie uitgevoerd door de Universiteit van Antwerpen en de KdG-Hogeschool. Er namen 4336 leerlingen van het vierde leerjaar lager onderwijs uit 146 Vlaamse scholen deel.
Voor wiskunde behalen de Vlaamse leerlingen 521 punten. Het internationale gemiddelde bedraagt 503 punten. In 2003 stond Vlaanderen nog in de kopgroep, met 551 punten In 2015 behaalde Vlaanderen een score van 546 punten, in 2019 532 punten. Vlaanderen behoort daarmee tot de sterkste dalers.. Met een 24ste plaats (op 58 deelnemende landen/regio’s) valt Vlaanderen nu uit de internationale subtop. De Europese toppresteerders zijn Litouwen (7de plaats, 561 punten), Engeland (9de plaats, 552 punten) en Polen (10de plaats, 546 punten).
Voor wetenschappen scoort Vlaanderen met 488 punten onder het internationale gemiddelde van 494 punten en landt zo in de algemene rangschikking op een 35e plaats. In het Europese klassement bungelen we zelfs helemaal onderaan. De Europese toppresteerders zijn Engeland (5de plaats), Polen (7de plaats) en Finland (10de plaats). In 2015 behaalden Vlaamse leerlingen nog een gemiddelde van 512 punten. In 2019 daalde dit naar 501 punten.
Aandacht voor gelijke onderwijskansen geslonken
Twintig jaar geleden luidde de titel van de beleidsnota “Onderwijs 2004-2009” van minister Frank Vandenbroucke “Vandaag kampioen in wiskunde. Morgen kampioen gelijke onderwijskansen?” Het Vlaams onderwijs stond toen volgens PISA 2000 (en PISA 2003) aan de Europese top voor de gemiddelde prestaties in wiskunde. Weliswaar na Finland, waar de prestatiekloof naargelang de sociale afkomst bovendien beduidend kleiner was dan in het Vlaams onderwijs. Het Vlaams onderwijs blijkt vandaag geen kampioen meer in wiskunde maar blinkt nog steeds uit in sociale ongelijkheid.
N-VA-politici en andere rechtse tenoren verkondigen dat een te grote aandacht voor gelijke onderwijskansen heeft bijgedragen tot een niveaudaling van het onderwijs. In feite is de aandacht voor sociale gelijkheid in beleidsdocumenten geslonken naarmate de N-VA de dominerende kracht in de Vlaamse regering werd. In het Vlaams regeerakkoord en in de beleidsnota “Onderwijs 2024-2029” lees je geen woord meer over de strijd tegen sociale ongelijkheid en segregatie. Door de vorige regering werd de dubbele contingentering, een maatregel die bedoeld was om de sociale segregatie in de scholen te verminderen en daar gedeeltelijk ook in slaagde, afgeschaft. De nieuwe Vlaamse regering wil de brede eerste graad verder uithollen. Een liberaal inschrijvingsbeleid en een vroegtijdige keuze voor een studierichting en een secundaire school (ofwel gericht op doorstroming, ofwel op beroepskwalificatie) werken sociale segregatie in de hand. Segregatie versterkt sociale ongelijkheid, zorgt er voor dat arme concentratiescholen bovengemiddeld getroffen worden door het lerarentekort en brengt de gemiddelde leerlingenprestaties naar beneden, zoals blijkt uit internationale vergelijkende onderzoeken. Niet het teveel maar het gebrek aan aandacht voor gelijke onderwijskansen heeft bijgedragen tot een niveaudaling in het onderwijs.
Wat stelt minister Zuhal Demir voor?
De minister kwam na de publicatie van het TIMSS-rapport meteen op de proppen met een aantal maatregelen tijdens het actualiteitsdebat in het Vlaams parlement op 4 december.
- Minimumdoelen in het kleuteronderwijs.
Minister Zuhal Demir vindt dat er te weinig geleerd wordt in het kleuteronderwijs. Ze wil de huidige ontwikkelingsdoelen vervangen door bindende minimumdoelen (eindtermen). (zie verder: “Kleuterklas te veel spelen en te weinig leren?”)
2. “Ook voor het lager onderwijs gaan we nieuwe, ambitieuze minimumdoelen opstellen. Daar zullen we met nationale en internationale experts werken. Dat betekent ook dat elk individueel kind dat zal moeten halen. Binnen zes maanden moeten die nieuwe, hoge verwachtingen ook op papier staan. Dat is dus voor in september 2025, om dat te doen.”
“Onmiddellijk, per direct, gaan we de tijdelijke leerlijnen uitschrijven, specifiek voor de lessen Nederlands en wiskunde. We gaan daar niet mee wachten. Ik denk dat het echt belangrijk is dat wij de leerkrachten ondersteunen die vandaag de slechte resultaten zien en zich afvragen wat ze daarmee moeten doen. We zullen dat moeten doen samen met Leerpunt en de pedagogische begeleidingsdiensten. We gaan hen ook de nodige opleiding meegeven, onder andere rond vakdidactiek. Daar gaan we niet mee wachten tot de minimumdoelen eraan komen.” (minister Demir in het Vlaams parlement, 4 december)
Een commissie, onder leiding van professor Daniël Muijs, moet in de komende maanden de nieuwe minimumdoelen (eindtermen) voor het lager onderwijs afkloppen. De minister liet de uitgeverijen van handboeken weten dat zij vanaf volgend schooljaar rekening moeten houden met de nieuwe minimumdoelen. Zelfs als de minimumdoelen nog in het voorjaar van 2025 zouden worden goedgekeurd in het Vlaams parlement, zouden uitgeverijen in enkele maanden tijd nieuwe handboeken moeten klaarstomen, terwijl ze er normaal een paar jaar over doen. Bovendien volgen sommige handboeken de leerplannen van het katholiek onderwijs of van GO! De leerplannen kunnen maar ontwikkeld en afgeklopt worden nadat de minimumdoelen vast liggen. Tijdsmatig is het onmogelijk dat de leerkrachten voorbereid en uitgerust (met handboeken) zijn om in september 2025 met nieuwe minimumdoelen en aangepaste leerplannen te werken. Dan maar werken met “tijdelijke leerlijnen”?
Zou het niet beter zijn dat men van bovenaf meer doordacht te werk gaat? De invoering van de nieuwe eindtermen (minimumdoelen) in het secundair onderwijs is geen onverdeeld succes. Het kaderdecreet op de einddoelen (2018) dat aan de basis ligt van de eindtermen (minimumdoelen) is nefast. De indeling in 16 sleutelcompetenties, de verplichting om de eindtermen (minimumdoelen) “competentiegericht” te formuleren en volgens de “taxonomie van Bloom” hebben ervoor gezorgd dat veel minimumdoelen vaag en vrijblijvend zijn en soms onbegrijpelijk. Bovendien laat de horizontale samenhang tussen de vakken te wensen over. Hopelijk trekt men bij de uitwerking van de minimumdoelen voor het lager onderwijs hieruit enkele lessen.
Het zou ook goed zijn dat het curriculum niet eenzijdig wordt toegespitst op Nederlands en wiskunde, zoals Ben Weyts en Zuhal Demir voorschrijven. Een kennisrijk curriculum behelst méér dan wiskunde. Een rijke woordenschat en begrijpend lezen worden niet alleen in de lessen “Nederlands” aangeleerd. Vakken als natuurwetenschappen en techniek (beide met een belangrijke praktijkcomponent), aardrijkskunde, geschiedenis, Frans, evenals expressie en lichamelijke opvoeding blijven onontbeerlijk voor een veelzijdige vorming.
3. “Jaarlijks monitoren aan de hand van KOALA-testen (Kleuteronderwijs Luistervaardigheid) en de Vlaamse toetsen. En als de leerwinst er niet is, dan moeten we bekijken hoe dat komt en hoe we verder kunnen ondersteunen.”
4. “We gaan ook de lerarenopleiding hervormen, liefst zo snel mogelijk. We gaan daar geen studies voor bestellen, we weten wat te doen. Wat we wel gaan doen, is een doorlichting van de lerarenopleiding. De hervorming is duidelijk: focussen op de lesinhoud, op de manier van lesgeven en de manier om een klas goed in de hand te houden.”
5. “Ten slotte is Nederlands belangrijk. Onderzoek na onderzoek zien wij gewoon dat kinderen die thuis geen Nederlands spreken, het minder goed doen. En in dit onderzoek blijkt dat de tweede generatie migratiekinderen er niet op vooruitgaan. “ (zie verder: “Nederlands, Nederlands, Nederlands ..”)
Onze voorstellen
- Schoolplicht vanaf 3 jaar
Het belang van het kleuteronderwijs kan niet onderschat worden. Zowel voor de socialisatie en opvoeding van kinderen als voor de cognitieve ontwikkeling. De grote meerderheid van de kleuters gaat weliswaar reeds vandaag naar school maar – vooral in de grote steden – is er een aanzienlijke groep (migranten)kinderen die niet naar de kleuterschool gaan. De uitbreiding van de leerplicht – of nog beter schoolplicht – vanaf de leeftijd van drie jaar zou daarom een positieve maatregel zijn.
Minister Demir verklaart: “Ik ben sowieso voorstander van de leerplicht vanaf drie jaar. Zo kun je volop met hen aan de slag gaan. Ik vind het zo jammer dat sommige kinderen tot hun vijfde thuis blijven en eigenlijk met een lege rugzak aan school beginnen”. (interview in De Morgen, 21 december 2024). Je kan als minister moeilijk pleiten voor minimumdoelen in het kleuteronderwijs en een strengere test “Nederlands” (de koalatest) in de derde kleuterklas en toelaten dat kleuters niet naar school gaan.
In ons land geldt er leerplicht (tot 18 jaar) maar een “leerplicht” voor kleuters zonder dat ze naar school gaan heeft weinig zin. Het leren samen leven met andere kinderen veronderstelt samen naar school gaan. Partijen als Open VLD (die op 4 december 2024 een actualiteitsresolutie indiende om de leerplicht vanaf 2,5 jaar in te voeren), Vooruit, PVDA, Groen zijn voorstander van schoolplicht of minstens van leerplicht vanaf 3 jaar.
2. Kleinere klassen in het basisonderwijs
In de lerarenenquête die Ovds in 2023 organiseerde rond het niveau van het onderwijs werd het voorstel voor “kleinere klassen” het meest aangestipt als maatregel om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.
Het team dat het internationale TIMSS-onderzoek in Vlaanderen leidde (Haydée De Loof van Karel de Grote Hogeschool, Peter Van Petegem, Sven De Maeyer en Dries Verhelst, allen Universiteit Antwerpen) beschreef de voordelen van kleinere klassen voor de jongste leerlingen in een opiniestuk. “Voor kleuterleerkrachten wordt het almaar moeilijker om effectief tot lesgeven te komen, wordt vaak gezegd. De klassen zijn niet groter dan vroeger, maar leerkrachten moeten rekening houden met een veel diverser publiek. Meer kinderen dan vroeger begrijpen moeilijk Nederlands en het aantal kinderen dat thuis financiële moeilijkheden kent, is met meer dan de helft toegenomen. Ondanks die demografische evoluties moeten we toch alle kinderen evenveel kans geven om op een intensieve en kwaliteitsvolle manier les te krijgen. Want hoewel alle leerlingen erop achteruitgaan, is de daling voor de kwetsbaarste groep het meest uitgesproken. Kleinere klasgroepen bij kleuters en de jongste lagereschoolkinderen kunnen een positief effect hebben. We weten dat leerkrachten – vaak onbewust – minder frequent leerlingen aanspreken die moeilijker Nederlands spreken. Kleinere groepen vergroten de kans dat interactie plaatsvindt. Dat zou ook tegemoetkomen aan de noodkreten vanuit het werkveld. Het is een vicieuze cirkel: moeilijkere omstandigheden in de klas maken het beroep minder aantrekkelijk, wat leidt tot minder gekwalificeerde leerkrachten en nog moeilijkere omstandigheden in de klas …” (De Tijd, 7 december 2024)
In het Vlaams regeerakkoord staat in de rubriek “Basisonderwijs: een sterke start voor elk kind” een beloftevol zinnetje: “We trekken de nodige middelen uit om de klasgrootte werkbaar te houden voor de leraar en genoeg capaciteit te voorzien”. In de beleidsnota wordt deze intentie herhaald zonder concretisering. In het actualiteitsdebat (in het Vlaams Parlement) op 4 december 2024 schoof de minister “kleinere klassen” niet naar voren om de onderwijskwaliteit te verbeteren.
Dat deden de woordvoerders van sommige partijen wel, in het bijzonder Groen en PVDA. Kim Buyst (Groen): “Ik denk dat het belangrijk is om uit te leggen waarom die kleinere klassen zo belangrijk zijn voor de leerkracht. Het gaat er net om dat wanneer men een kleinere klas heeft, en men dus beter kan differentiëren, die leerkracht het ook veel haalbaarder vindt om haar job te blijven doen. Al diegenen die nu uitvallen, gaan wij veel meer aan boord kunnen houden. Daarnaast zorgen we ervoor dat zij die starten – waarvan we nu weten dat een op vijf de eerste vijf jaar uitvalt – meer aan boord kunnen worden gehouden. Dat is én goed voor de leerkrachten, én goed voor de leerlingen. Kleinere klassen zijn een win-winsituatie”.
3. Een bekwame leerkracht voor elke klas
Het is evident dat de kwaliteit van het onderwijs er op achteruit gaat als er geen leerkracht voor de klas staat. Het lerarentekort blijft de olifant in de kamer. Het lerarentekort treft in het bijzonder de arme concentratiescholen. Minister Weyts zette sterk in op het aantrekken van zij-instromers door de loonanciënniteit die ze uit hun vroegere job mogen meenemen op te trekken tot 15 jaar en door een “lerarenbonus” van 3 uren (wekelijks 3 lesuren minder te presteren) in te voeren voor diegenen die tezelfdertijd een lerarenopleiding volgen. Die maatregelen blijven behouden. Het Vlaams regeerakkoord voorziet dat startende leerkrachten het eerste jaar slechts 80% van een normale lesurenopdracht zullen moeten presteren om meer tijd te kunnen investeren in aanvangsbegeleiding.
De uitstroom bij zij-instromers blijkt nog groter te zijn dan bij startende leerkrachten die rechtstreeks uit de lerarenopleiding komen. Als men de uitstroom – tot 30% in de eerste vijf jaar – zou kunnen halveren, zou er geen lerarentekort meer zijn.
De oplossing bestaat er niet in om mensen voor de klas aan te trekken zonder pedagogisch bekwaamheidsattest. De invoering door Weyts van de “gastleraar”, die enkel Nederlands moet kunnen spreken en een attest van goed gedrag en zeden moet kunnen voorleggen, kreeg veel kritiek. ACOD Onderwijs: “Kinderen en jongeren kunnen m.a.w. een ganse dag op school zitten bij iemand die niet opgeleid is om met kinderen of jongeren om te gaan. Dit heeft niet alleen een nadelige invloed op de onderwijskwaliteit, het toont ook hoe gering de waardering voor gediplomeerde leerkrachten is. Hoe zullen we bovendien jongeren motiveren om te starten met een lerarenopleiding als ook mensen zonder die opleiding in het onderwijs aan de slag kunnen?”
Het voorstel van de Commissie van Wijzen (onder leiding van Dirk Van Damme) om de bekwaamheidsbewijzen te versoepelen ligt in dezelfde lijn. Op 7 mei 2024 schreef de editorialist van “Het Nieuwsblad”: “De grootste stakingsactie sinds lang treft vanaf vandaag het onderwijs. Als een signaal tegen plannen die de kwaliteit in de klas nog zullen eroderen. Het is moeilijk om die actie af te keuren. Stakingen die het onderwijs platleggen, zijn heel zeldzaam. De verantwoordelijkheidszin in de sector is groot genoeg om er niet zomaar het blok op te gooien. Nu doen de vakbonden dat wel in een golf per provincie. De stakingen komen er na het rapport van de Commissie van Wijzen besteld door onderwijsminister Ben Weyts (N-VA). Het grootste struikelblok – er zijn er meer – is het voorstel om de bekwaamheidsbewijzen te versoepelen. Het is een noodingreep om toch voldoende leerkrachten voor de klas te krijgen. Om elk vak te laten doceren, zelfs al hebben de leerkrachten er geen diploma voor. En over de leerstof amper meer weten dan u en ik. Die maatregel is het ontnuchterende bewijs dat het Vlaamse onderwijs al jaren uit elkaar rammelt. Bij gebrek aan voldoende goed opgeleide leerkrachten die gemotiveerd blijven. Door de lat van de kennis van de lesgever te verlagen, wordt het nog moeilijker om leerlingen bij te brengen wat ze – minimaal – moeten kennen. Het is ook een verdere degradering van de status van de leerkracht. Het is absurd dat een Raad der Wijzen die domme ingreep voorstelt. Het is opmerkelijk dat een voorstel dat kennis zal eroderen, niet van tafel wordt geveegd door een onderwijsminister die al jaren benadrukt dat leerlingen weer moeten excelleren”. Dit nefaste voorstel uit het rapport van de Commissie van Wijzen is door de nieuwe Vlaamse regering niet van tafel geveegd.
De oplossing bestaat er ook niet in om de vaste benoeming af te schaffen (zoals de Franse gemeenschapsregering voor het Franstalig onderwijs voorziet) of te beperken en te laten afhangen van de directeurs in plaats van op basis van objectieve criteria (voorstel van de commissie van wijzen, waar het regeerakkoord halfslachtig over blijft).
Om leerkrachten aan te trekken en in het onderwijs te houden kan de huidige vaste benoeming best aangevuld worden met een garantie op loon- en werkzekerheid voor leraars met een vereist pedagogisch diploma. Dit kan door (regionale) lerarenpools aan te leggen voor leerkrachten die nog geen vaste benoeming of TADD hebben verworven. In de reservepool zouden ze ingezet worden om – volgens hun pedagogisch diploma – vervangingsopdrachten of andere pedagogische taken (een tweede leerkracht in de klas, bijles, studiebegeleiding …) te verrichten. Zij zouden loonzekerheid hebben tot het einde van het schooljaar. Dergelijke reservepools vergen een financiële injectie maar zouden belangrijke terugverdieneffecten genereren. Minder verloren lesuren doet de kwaliteit van het onderwijs stijgen. Loonzekerheid zal minder startende leerkrachten laten afhaken, méér zij-instromers met een pedagogisch diploma naar de klas en méér jongeren naar de lerarenopleiding aantrekken.
Tino Delabie
Nederlands, Nederlands, Nederlands …
Zoals haar voorganger Ben Weyts, legt minister Zuhal Demir de nadruk op de kloof in de resultaten tussen leerlingen met en zonder thuistaal Nederlands. En tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond. Ze veronachtzaamt dat sociale afkomst een meer doorslaggevende factor blijkt bij ongelijke leeruitkomsten. Knack (6 december 2024) schrijft hierover: “De TIMMS-resultaten laten er weinig twijfel over bestaan. Kinderen van migranten presteren in Vlaanderen over het algemeen significant zwakker dan kinderen zonder migratieachtergrond. Neem de resultaten voor wiskunde. Kinderen zonder migratieachtergrond behaalden voor die test gemiddeld 535 punten. Ze scoorden daarmee bijna 30 punten beter dan kinderen mét migratieachtergrond. Dat is een stevig verschil, al is er één factor die nog veel bepalender lijkt. Kinderen van ouders met een hoge sociaaleconomische status behaalden op dezelfde test een gemiddelde van 552 punten, ver boven het Vlaamse gemiddelde van 521. Belangrijk voor dit verhaal: de score van die ‘geprivilegieerde’ kinderen ligt liefst 65 punten hoger dan die van kinderen van ouders met een lage sociaaleconomische positie. Onderwijssocioloog Bram Spruyt (VUB) is niet meteen verrast door die resultaten. ‘We weten uit meer verdiepend onderzoek dat het sociaal-culturele milieu een doorslaggevende rol speelt in het prestatieniveau van kinderen. Kinderen uit kansarme milieus kunnen minder rekenen op hulpbronnen en worden minder door ouders omkaderd. Bovendien groeien ze op in een omgeving waar de taalbeheersing gemiddeld gesproken minder goed is.’”
Verder legt Bram Spruyt uit waarom kinderen van migranten in landen als Litouwen, Polen, Roemenië en Ierland het gemiddeld even goed of beter doen dan kinderen zonder migratieroots. “Veel migranten zijn gebrand op sociale vooruitgang, ze zijn ambitieus en geloven in het belang van de school als middel om hogerop te komen”. Waarom werpt dat optimisme in Vlaanderen veel minder vruchten af? Spruyt: “Omdat je er alleen met geloof en ambitie niet raakt. Ook de sociaal-culturele randvoorwaarden spelen een bepalende rol. De migrantenkinderen in België, Frankrijk of Duitsland hebben een totaal andere achtergrond dan migrantenkinderen in bijvoorbeeld Polen. In ons land gaat het nog altijd in de eerste plaats om kinderen of kleinkinderen van ongeschoolde arbeiders uit de Magreb of Turkije”.
Minister Demir schreef in een persmededeling als reactie op de resultaten van TIMMS 2023: “Uit dit internationaal onderzoek blijkt nog maar eens dat leerlingen die thuis Nederlands spreken ook beter presteren op school. Dit keer zit het zo: zij scoren 7% hoger voor wiskunde en 12% hoger voor wetenschappen dan wie thuis geen Nederlands spreekt. Gewoon door de schooltaal te spreken, gaan je prestaties dus al omhoog.”
Bram Spruyt (VUB) vindt het idee dat een andere thuistaal de mindere schoolprestaties verklaart niet overtuigend. “Het gaat niet zozeer over welke taal kinderen thuis spreken. Het gaat over de mate waarin ze de taal beheersen. Als anderstalige kinderen minder goed scoren op dergelijke testen, is dat misschien wel in de eerste plaats omdat hun ouders de eigen moedertaal niet zo heel goed beheersen. Net zoals autochtone kinderen uit kansarmere gezinnen minder goed scoren omdat hun ouders minder taalvaardig zijn. Ik heb het doctoraat van Laura Emery begeleid dat precies over dat onderwerp ging. De vaststelling was dat sommige migrantenkinderen razendsnel Nederlands leren, en anderen daar veel moeilijker in slagen. Het verschil was aanleg, maar toch vooral het thuismilieu. Kinderen van ouders met een rijke taalbeheersing leren doorgaans heel snel Nederlands. En dan maakt het niet uit welke taal die ouders praten.” (Knack, 6 december 2024)
Jozefien De Leersnyder (Onderzoeksprofessor Centrum voor Sociale en Culturele Psychologie, KU Leuven), en Orhan Agirdag (hoogleraar Laboratorium voor Educatie en Samenleving, KU Leuven) schrijven in een opiniestuk in dezelfde zin: “Uiteraard is goede kennis van het Nederlands onmisbaar op school, maar dat betekent niet dat schoolprestaties per definitie achterblijven omdat thuis een tweede taal gesproken wordt. Zowel het TIMMS-onderzoek als ander internationaal onderzoek onderschrijven zo’n oorzakelijk verband in ieder geval niet. Sterker nog, in sommige landen presteren meertalige leerlingen zelfs beter dan hun eentalige klasgenoten. Als meertaligheid werkelijk het probleem was, zou dat wereldwijd een obstakel moeten vormen maar dat is niet zo. Het probleem is dus niet gelegen in het bestaan van afwijkende thuistalen, maar in onze omgang met meertalige leerlingen. Hetzelfde geldt voor leerlingen met een migratieachtergrond: in vrijwel geen enkel land blijven hun schoolprestaties zo ver achter als hier. Wat is er aan de hand? Door de grote verschillen in schoolsystemen is er geen eenduidig antwoord, maar in ten minste één aspect onderscheidt het Vlaamse discours over onderwijs zich van de rest. Hier wordt meertaligheid namelijk niet gezien als meerwaarde of als hulpbron om Nederlands te leren, maar als een ‘tekort’. Dit denken in tekorten bekijkt leerlingen en ouders door een lens van ‘achterstanden’, alsof thuistalen zoals Turks, Koerdisch of Arabisch inherent problematisch zijn. Op dezelfde manier blijft de rijkdom aan vreemde thuisculturen en -religies onbenut: die worden op scholen waar de overheid het voor het zeggen heeft ofwel bewust genegeerd, om “neutraliteit” te bewaren, ofwel ontmoedigd omdat verwacht wordt dat men zich “aanpast. Om los te komen uit dat discours moeten we een koers varen waarvan we zeker weten dat hij naar kwalitatief onderwijs leidt: een koers van hoge verwachtingen gekoppeld aan kinderen die zich thuisvoelen op school. Onderzoek laat keer op keer zien dat leraren die veel van hun leerlingen verwachten, betere prestaties oogsten. Ze stellen uitdagendere vragen, geven rijkere feedback en motiveren leerlingen om het beste uit zichzelf te halen. Daarnaast komen goede leer- en schoolprestaties pas tot stand wanneer kinderen zich op school thuisvoelen (en dus gewaardeerd en ondersteund worden) en geen discriminatie ervaren. Ons eigen onderzoek op achttien zeer diverse scholen in Vlaanderen liet zien dat dit in het bijzonder in het wiskundeonderwijs geldt. Uiteraard werkt het verband in twee richtingen, maar de stimulering van het thuisgevoel en de strijd tegen discriminatie zijn belangrijke hefbomen voor hogere onderwijskwaliteit. Beide factoren kunnen versterkt of ondermijnd worden door het maatschappelijk discours en het schoolbeleid. Zo houdt het hardnekkige idee van een “taalachterstand” de lat kunstmatig laag en vertroebelt het de kern: kennis van het Nederlands is geen voorwaarde voor goede schoolprestaties, maar een resultaat ervan. Zelfs kinderen die thuis geen Nederlands spreken, kunnen met goed onderwijs uitblinken. Maar als we blijven benadrukken dat hun thuistaal een obstakel vormt, ontmoedigen we deze kinderen en ontkennen we hun potentieel.
Hoe scholen omgaan met diversiteit bepaalt ook thuisvoelen en prestaties. Een nieuwe meta-analyse en onze voornoemde studie onder meer dan 3.000 kinderen op 59 Vlaamse lagere scholen, zijn duidelijk: leerlingen voelen zich minder thuis op school als die school geen plaats biedt aan verschillende thuisculturen en religies, wat zich uit in lagere schoolprestaties. Echter, wanneer diversiteit wordt omarmd en discriminatie en racisme bespreekbaar zijn, dan zijn prestaties op een gestandaardiseerde rekentoets 10 tot 25 procent hoger. En deze verbanden zijn hetzelfde voor jongeren met als zonder migratieachtergrond. Alle kinderen – ook eentalige witte kinderen – hebben dus baat bij een lagere assimilatiedruk.” (De Standaard, 11 december 2024)
In het regeerakkoord worden vele maatregelen aangekondigd om het Nederlands op alle niveaus in het onderwijs te versterken. Sommige maatregelen zijn positief, bijvoorbeeld taalintegratietrajecten en zomerscholen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Of “Via een structurele samenwerking tussen het basis- en secundair onderwijs en het volwassenenonderwijs stemmen we de taalintegratietrajecten van leerlingen en ouders beter op elkaar af”. Een investering in het aanbod NT2 in het volwassenenonderwijs is welkom want nu zijn er op veel plaatsen wachtlijsten. Er worden ook maatregelen aangekondigd die stigmatiserend zijn en contraproductief kunnen uitvallen. Bijvoorbeeld het afpakken van de schoolbonus bij ouders die onvoldoende Nederlands spreken of niet ingeschreven zijn in een taalcursus.
Zal minister Zuhal Demir haar oor ook te luisteren leggen bij progressieve onderwijsdeskundigen zoals Bram Spruyt, Jozefien De Leersnyder, Orhan Agirdag?
Kleuterklas te veel spelen en te weinig leren?
Minister Demir kondigt in het Vlaams Parlement op 4 december aan dat er minimumdoelen (eindtermen) komen in het kleuteronderwijs. Minimumdoelen voor het ontwikkelen van luistervaardigheid, een rijke woordenschat, leergierigheid … “We stappen af van het idee dat kleuters zelf moeten gaan ontdekken en kijken hoe de wereld in elkaar zit, elk op hun tempo. Nee, ik geloof dat niet. Ik denk echt wel dat we kleutertjes gaan uitdagen en dat we ze ook het voordeel moeten geven om de kennis op te doen die hun kleuterjuffen in huis hebben. Dat betekent inderdaad meer klas en minder crèche in de kleuterklas. Die minimumdoelen komen er dus aan.”
Vandaag gelden er in het kleuteronderwijs ontwikkelingsdoelen. Ontwikkelingsdoelen moeten nagestreefd worden. Minimumdoelen (eindtermen) zijn meer bindend. Decretaal is bepaald dat ze moeten bereikt worden op populatieniveau, dat wil zeggen door de meerderheid van de leerlingen, zonder er een exact percentage op te plakken. Minister Demir liet zich al ontvallen dat minimumdoelen voor alle leerlingen zouden moeten gelden. Beseft zij zelf de draagwijdte van haar uitspraken? Kleuters ontwikkelen zich nogal ongelijkmatig, met een afwisseling van grote sprongen en periodes van stilstand. Kan je dan op een valide manier testen of een kleuter de verplichte leerstof beheerst? Wat doe je met kinderen die de lat niet halen? “Moeten die kinderen dan blijven zitten, ook al is er geen wetenschappelijk bewijs dat zoiets een positief effect heeft?”, vraagt Eva Dierickx, lerarenopleidster en onderzoekster aan de AP-Hogeschool; zich af. (De Morgen, 9 december 2024)
Is het kleuteronderwijs vandaag te veel spelen en te weinig leren? Daarover lopen de meningen uiteen. Hoewel er niemand ontkent dat spelen en leren voor kleuters belangrijk zijn.
Eva Dierickx, naast lerarenopleidster en onderzoekster aan de AP Hogeschool ook de vrouw achter het populaire Instagramaccount ‘deklasvaneva’. “We associëren leren nog steeds met ernst en kinderen die stil aan een tafel zitten, terwijl kleuterklassen vrolijke, speelse omgevingen zijn. Maar spelen staat niet haaks op leren. Onderwijzers denken net goed na over hoe ze dat spel kunnen inzetten zodat kleuters daarmee leren en ontwikkelen.” Een goed voorbeeld van spelend leren is het winkeltje dat in veel klassen staat: niet alleen leren kleuters zo over de reële wereld, het is ook een prima manier om het te hebben over cijfers en geld, over producten en hoeveelheden, over sorteren naar vorm of soort, of om te wachten en te delen. “Hetzelfde met een eenvoudige zandbak: sommige kinderen hebben nog nooit zand gevoeld, dat is een eerste stap. Maar met een weegschaal of vormen kan je het hebben over meer en minder, over smalle vormen versus lage brede vormen, of over in, uit, op en tussen. Dat is de basis van wiskunde en taal”, vertelt Dierickx. “En een poppenkast kan leren over emoties, terwijl een gezelschapsspel goed kan zijn voor taal, denkontwikkeling en impulscontrole”.
Dierickx vindt wel dat kleuterleerkrachten hun aanpak beter aan de ouders zouden moeten uitleggen en dat er ruimte is voor verbetering. “Ik doe veel stagebezoeken: sommige kleuterscholen leggen de lat heel hoog, maar soms zie ik er ook bij wie de klasactiviteiten eerder leuk zijn dan doelgericht. Maar we hebben eigenlijk weinig zicht op de algemene kwaliteit van ons kleuteronderwijs.” (De Morgen, 9 december 2024)
Machteld Verbruggen, expert onderwijsbeleid aan hogeschool Thomas More, vindt dat de aanpak van het kleuteronderwijs aan verandering toe is. “Nu is de aanpak vooral gericht op ervaringsgericht leren, dat vertrekt vanuit de interesse van kleuters. Maar dat werkt alleen als je kinderen hebt die thuis al veel aangereikt krijgen. Wat vaststaat is dat sommige kinderen thuis nu eenmaal minder leren. Er wordt bijvoorbeeld minder voorgelezen, of er worden minder interessante uitstappen zoals een bezoek aan de dierentuin gedaan. Hoe meer je op jonge leeftijd weet, hoe meer je op termijn ook kan leren. Dat geldt ook voor kleuters. Daarom moet er meer aangeleerd worden in de kleuterschool, zodat ze in een later stadium ook makkelijker andere dingen kunnen oppikken.” Dat kan volgens Verbruggen op termijn ook de verschillen tussen schoolprestaties van leerlingen op latere leeftijd verkleinen. (5 december 2024, vrtnws). Verbruggen benadrukt dat spelen wel degelijk belangrijk is voor kleuters. Volgens haar bestaat er echter een misverstand rond wat leren is. “Kennis opdoen kan ook al spelenderwijs. Je kan bijvoorbeeld over de Romeinen leren, en vervolgens via blokken een Romeinse tempel nabouwen en tegelijk het concept van een driehoek of een vierkant leren. Op die manier combineer je de 2. Daarbovenop zijn kleuters vaak ook heel trots als ze iets bijleren en daarover kunnen vertellen.” “Natuurlijk zijn er leerkrachten die nu al op die manier lesgeven, maar op systeemniveau doen we het nog niet zo goed. Dat bewijzen de cijfers uit het rapport. Daarom denk ik dat het op veel plaatsen doelgerichter moet.”
Dit artikel verscheen eerder in “De democratische school”, nr. 100, januari 2025. Je kan een abonnement nemen op ons driemaandelijks tijdschrift via deze link.