‘Het rapport der wijzen maakt het beroep van leraar zeker niet aantrekkelijker’

Facebooktwittermail

Afgelopen dagen betoogden leerkrachten en ander onderwijspersoneel afwisselend in elke Vlaamse provincie tegen het rapport van de ‘commissie der wijzen’ onder leiding van Dirk Van Damme. Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) klaagt dat de vakbonden ‘staken tegen een idee’. Nochtans was hij degene die het rapport ‘de basis voor het volgende regeerakkoord’ noemde. De acties willen net vermijden dat dit rapport uitgeschreven wordt in beleid. Onderwijsmensen vragen dat politici eindelijk hún expertise en voorstellen ernstig nemen, in plaats van vooral te luisteren naar experts die zelf niet in de klas staan.

Gratuite erkenning

Het moet gezegd: in het rapport staan boeiende cijfers en analyses over het lerarenberoep. Het is ook fijn om lezen dat volgens onderzoek de meeste leraren voor het onderwijs kiezen vanuit een positief engagement. De geschetste bedreigingen en uitdagingen zijn evengoed pertinent. Voor leerkrachten is dit een erkenning van de moeilijke situatie waarin zij met veel ambitie voor hun leerlingen blijven werken. Dirk Van Damme verwijst daar zelf naar, om vervolgens die erkenning te gebruiken voor zijn agenda: “De ‘Commissie van Wijzen’ erkent veel van de zorgen die leraren vandaag hebben, maar in plaats van bij de status quo te blijven heeft ze wel de handschoen opgenomen om concrete oplossingen uit te werken.”

Het is een beproefde tactiek. Je erkent het probleem en doet dan – om je voorstellen kracht bij te zetten – alsof vooral jij de moed hebt om het aan te pakken. Nochtans hebben de onderwijsvakbonden al heel lang oplossingen uitgewerkt, zoals meer focus op de kerntaak van leraren en dus geen zinloze administratie en meer ondersteunend personeel. Bovendien lijken nogal wat voorstellen van de ‘wijzen’ verdacht veel op die van minister Weyts en de onderwijskoepels, zoals concurrentie voor loon en meer bevoegdheden voor schoolbesturen en directeurs. Onder hun mantel van wetenschappelijkheid verhullen de ‘wijzen’ dat ze eigenlijk helemaal niet neutraal zijn.

Een van de meest tot de verbeelding sprekende voorstellen is de 38-urenweek. De commissie vertrekt van de erkenning dat leraren meer dan 40 uren per week werken. Onderzoek na onderzoek stelt dit vast. De grootschalige tijdmeting in 2018 registreerde dat voltijdse leerkrachten gespreid over een heel schooljaar (korte ‘vakanties’ inbegrepen) gemiddeld 41u30′ per week werken. Tijdens een lesweek werken ze zelfs gemiddeld 48u42′. Je zou in het rapport dan ook concrete voorstellen verwachten om die werkweek werkbaar te maken. Het tegendeel is waar. De enige uren waar de commissie concreet over is, betreffen juist extra uren voor professionalisering. Op zich zijn veel leerkrachten (en hun vakbonden) voorstander van professionalisering. Maar wees graag concreet over welke uren eindelijk wegvallen alvorens er nog bij te creëren.

Het is waar, de ‘wijzen’ bekritiseren de zinloze planlast en stellen daarbij naast de overheid ook de onderwijskoepels verantwoordelijk voor de veelheid aan zinloze registratie en rapportering. Terwijl ze echter elders allerlei verregaande maatregelen concretiseren, suggereren ze hier dat schoolleiders ‘nee’ moeten leren zeggen tegen dat soort regels. Directeurs moeten dus ‘nee’ leren zeggen tegen degenen die hen tewerkstellen. Dat is weinig overtuigend.

Van objectief naar subjectief

Ten opzichte van de leerkrachten krijgen directeurs en schoolbesturen wel allerlei nieuwe bevoegdheden. Wat nu geregeld wordt door objectieve regels, kan dan de inzet worden van subjectieve willekeur. Zo bestaan tot op heden objectieve criteria voor het aantal uren dat je les geeft. De ‘prestatienoemers’ bepalen de uren voor de klas: voor een kleuteronderwijzer zijn dit bijvoorbeeld 24 à 26 lesuren, voor een licentiaat/master in de derde graad van het middelbaar 20 tot 21 lesuren. Leraren hebben natuurlijk veel meer taken dan enkel de uren voor de klas. En indien ze meer les geven dan uitgedrukt in hun prestatienoemer, dan tellen die als betaalde overuren. Die uitzonderlijke situatie komt wegens het lerarentekort steeds vaker voor. Wanneer een vacature niet ingevuld raakt, kunnen collega’s op eigen initiatief aan extra klassen les geven. Ze krijgen daar dan ook extra voor betaald. De commissie gebruikt de crisis van het lerarentekort handig om die uitzondering tot regel te maken, maar dan niet langer op initiatief van de leerkrachten. Want in hun voorstel mag de directeur bepalen hoeveel uren je les geeft, met de belofte dat je minder andere taken krijgt. Zo vergroot de druk op leerkrachten om extra klassen op zich te nemen, en dat zonder extra loon voor overuren.

In het middelbaar bepalen objectieve criteria vandaag welke vakken je kan en moet geven. Dit hangt logischerwijs af van je bekwaamheidsbewijs (diploma). Het is niet omdat een leraar geschiedenis sterk is in taal dat die geschikt is om Nederlands te geven. Opnieuw erkent de commissie zelf herhaaldelijk het belang van bekwaamheidsbewijzen voor de kwaliteit van ons onderwijs. En vervolgens stelt ze voor om die objectieve bekwaamheidsbewijzen te vervangen door het oordeel van de directeur. “De Commissie pleit ervoor de regeling van de bekwaamheidsbewijzen te vereenvoudigen en meer discretionaire bevoegdheid bij de schoolleider te leggen.” (p.93) In mensentaal: de directeur mag bepalen welke vakken je geeft. Dirk Van Damme stelt zijn oplossingen graag als modern voor – en degenen die zich ertegen verzetten dus als ouderwets. De afschaffing van de bekwaamheidsbewijzen zou echter de klok terugdraaien naar de 19e eeuw, toen er nog geen diplomavereisten voor leerkrachten waren.

Ook de vaste benoeming krijgt zijn dosis erkenning om die vervolgens op allerlei manieren in te perken. Volgens het rapport “waarborgt de vaste benoeming de onafhankelijkheid en professionele autonomie van leraren. Het afschaffen van de vastheid van betrekking zou vele perverse effecten sorteren.” (p.100) Toch zetten tal van voorstellen de vaste benoeming onder druk. Ze wordt niet afgeschaft, maar ingeperkt. Bovendien wordt ook dit een bevoegdheid van de directeur en het schoolbestuur. Terwijl benoeming momenteel geregeld wordt via objectieve criteria wordt het dan een gunst.

Vandaag voelen benoemde leraren zich zekerder ten opzichte van een directeur. Dat is een goeie zaak. Dit maakt gesprekken onder volwassenen mogelijk, zonder te grote machtsverschillen. Maar als de directeur mag bepalen of jij benoemd wordt, dan verandert dit de arbeidsrelaties. Mensen zullen zich uitsloven om op een goed blaadje te komen bij de directeur. En eens je benoemd bent omdat de directeur dit heeft toegestaan, sta je nog jaren bij haar of hem in het krijt. Het machtsverschil vergroot. Vanuit democratisch oogpunt is dat een verlies.

Zelfs op het loon krijgt de directeur controle, waar dit nu bepaald wordt door objectieve criteria zoals anciënniteit en diploma. Zo zou een directeur de automatische loonstijging voor anciënniteit kunnen tegenhouden wanneer een leraar in zijn/haar ogen te weinig aandacht schenkt aan professionalisering. Verder zouden directeurs en schoolbesturen leerkrachten kunnen selecteren om meer te verdienen als ‘senior-leerkracht’. Wegens het beperkte budget zouden slechts enkelingen daarvan kunnen genieten. Dergelijke loondifferentiatie is een typisch instrument van Human Resource Management in de privésector, wat de commissie van Dirk Van Damme looft als model voor het onderwijs. Nochtans werd de vergelijkbare maatregel van de leraar-specialist vorig jaar massaal afgewezen door zowel leraren als directeurs. Dit gebeurde tijdens het jaar dat de commissie haar rapport schreef, maar toch weerhield dat hen niet om met dergelijk voorstel op de proppen te komen. Je kan dan wel schrijven dat je rekening houdt met de stem van de leerkracht, maar de realiteit spreekt dit tegen. Opnieuw zijn de ‘wijzen’ hier verre van neutrale wetenschappers maar nemen ze een standpunt in, dat ze trouwens delen met minister Weyts.

Volgens hem zou meer concurrentie voor loon de ambitie in de leraarskamer aanwakkeren. Daaruit blijkt weinig achting voor alle ambitie die leraren vandaag tonen met hun leerlingen. Concurrentie voor loon hoeft geen drijfveer voor ambitie te zijn. Daartegenover zetten leraren juist het belang van samenwerking. Indien de commissie echt zou luisteren naar mensen in de scholen, dan zou ze dit loven als voorbeeld voor de privésector.

Minder regels?

In een scherpe reactie op de onderwijsvakbonden bedient Dirk Van Damme zich van dubbelspraak om te overtuigen. Want voor leraren kan het op het eerste zicht goed klinken als hij voorstelt “verregaand te snoeien in allerlei regels”. De kwestie is natuurlijk: welke regels? En dan blijkt het niet te gaan over de vele regels van zinloze planlast, maar om regels die leerkrachten beschermen tegen de willekeur van macht. Dit zal niet leiden tot minder regels, maar tot andere en meer subjectieve regels.

Daarmee is dit rapport ook niet zo modern als het suggereert. In zijn klassieke analyse van macht stelt socioloog Max Weber dat de overgang van traditioneel gezag naar hedendaags gezag gepaard ging met een overgang van willekeur naar objectieve regels. Het rapport gaat echter in de tegenovergestelde richting, terug naar het subjectieve oordeel van traditioneel gezag. Human Resource Management in onderwijs klinkt misschien hip, maar eigenlijk is er weinig progressief aan.

Het rapport van ‘wijzen’ staat dus vol slechte punten. Die gaan het beroep van leraar niet aantrekkelijker maken, integendeel. Dat de volgende minister van onderwijs eindelijk eens het oor te luisteren legt bij de echte experten: de mensen in de scholen. Laat hen mee het onderwijsbeleid bepalen, dan zal ook de kwaliteit van ons onderwijs terug stijgen. Want de werkomstandigheden van de leerkrachten zijn de leeromstandigheden van de leerlingen.

Wim Benda

leraar Humane Wetenschappen en medewerker ACOD Onderwijs (in eigen naam)

Dit opiniestuk verscheen eerder in Knack (15 mei 2024)

Lees ook:

Debat met Dirk Van Damme, Wim Benda, Peter De Koning, Christine Hannes over het rapport van de commissie van wijzen

Verslag 2 van hetzelfde debat (8 februari Antwerpen)