De eerste afname van de “Vlaamse toetsen” komt er vanaf 24 april in het vierde leerjaar lager onderwijs en het tweede leerjaar secundair onderwijs. Vlaams minister van onderwijs Ben Weyts noemt de Vlaamse toetsen “een kleine revolutie in onze scholen”.
Maar noem het gerust een revolutie zonder weerga in het Vlaams onderwijs, gelet op het prijskaartje van13,5 miljoen € over een periode van vijf jaar (2020-2025) voor de financiering van het Steunpunt Centrale Toetsen in Onderwijs. Als de toetsen in 2027 op kruissnelheid draaien, zal het gaan om ongeveer 265.000 leerlingen: het vierde en zesde leerjaar in het lager onderwijs en het tweede en zesde leerjaar in het secundair onderwijs. Het gaat om digitale en adaptieve[1] toetsen voor een deel van de eindtermen Nederlands en een deel van de eindtermen Wiskunde. Bij de toetsen in het kader van PISA, PIRLS en TIMMS gaat het om maximum 8000 leerlingen. Kortom, vanuit logistiek oogpunt zijn de Vlaamse toetsen een giga-operatie.
De eerste toetsafname komt er binnenkort van 24 april tot en met 14 mei in het vierde leerjaar lager onderwijs en het tweede leerjaar secundair onderwijs.
Dit artikel beoogt een kritische lezing van deze verplichte centrale toetsen, al is het maar dat kritische stemmen in het maatschappelijk, wetenschappelijk en politiek debat nagenoeg volledig ontbreken. Twee perspectieven in deze lezing staan voorop. Eén, hoe verhouden deze toetsen zich tot een democratisch bestel en twee, het perspectief van de klas- en schoolpraktijk: welke is de te verwachten impact van de toetsen op het curriculum in de klas en school ?
“Ons kapitaal” regeert (in) het onderwijs
In een democratische samenleving mag je verwachten dat politici de ideologische legitimatie van hun maatregelen kenbaar maken. Op dat vlak is minister Ben Weyts klaar en duidelijk: kapitalisme is aan de orde in het onderwijs en dus zijn leraars vermogensbeheerders van “ons kapitaal”, dit zijn de talenten van de leerlingen. Het verzilveren of kapitaliseren van deze talenten komt ten goede aan de welvaart van de Vlaamse natie. Het hoofdstuk “Ons kapitaal” in de beleidsnota van 8 november 2019 leest als een bloemlezing op deze kapitalistische visie. “ ….Onderwijs kan onze kinderen verheffen naar een nog hoger niveau. Als we erin slagen om kinderen te laten excelleren, dan zal ons kapitaal nog exponentieel groeien.
Kinderen moeten zoveel mogelijk gelijke kansen krijgen. Maar kinderen zijn niet gelijk. Ze hebben elk andere talenten en mogelijkheden. Het onderwijs moet al die talenten ontdekken, ontwikkelen, uitdagen en laten renderen. Je kan niet spreken over gelijke kansen zonder het te hebben over het Nederlands. Want Nederlands is het vak dat alle andere vakken mogelijk maakt. Het is de onmisbare sleutel tot alle andere kennis, het chassis van al de rest.
Hoe sneller we investeren in ons kapitaal, hoe groter het rendement zal zijn. Net daarom investeer ik fors in ons kleuteronderwijs. ….. In het basisonderwijs en bij het begin van het secundair onderwijs genieten onze kinderen een brede vorming, maar vervolgens krijgen ze zo snel mogelijk de kans om hun onderscheiden talenten optimaal te ontwikkelen in aangepaste en gespecialiseerde opleidingen. ……….
Als kinderen ons kapitaal zijn, dan zijn leraren onze vermogensbeheerders. Kapitaal groeit en bloeit niet vanzelf: dat kan alleen dankzij de begeleiding van gespecialiseerde professionals, die erin slagen om het maximum te halen uit het startkapitaal…….
Maar ik leg de lat niet alleen hoog voor onze kinderen: ik hou ook ons onderwijs een spiegel voor. Doorheen de schoolcarrière van elk kind weef ik regelmatige, uniforme, hoogstaande, Vlaanderenbrede proeven. Niet alleen om met z’n allen ambitieus naar boven te kijken, maar ook om na te gaan in hoeverre we slagen in onze allerbelangrijkste taak: leerwinst realiseren. Ik zal nagaan of we er werkelijk in slagen om het potentieel van ons gigantische kapitaal echt volledig te verzilveren.
Noem mij dus gerust een kapitalist. Ik ga resoluut voor meer ambitie om ons kapitaal te laten groeien en bloeien. Als ons onderwijs het Europese podium haalt, dan volgen alle andere domeinen en sectoren. Als ons onderwijs de lat hoger kan leggen, dan wacht onze kinderen, ons Vlaams kapitaal, een nog beter Vlaanderen.“
In deze kapitalistische visie wordt een aantal aannames geëxpliciteerd : de link tussen gelijke onderwijskansen en de plaats van Nederlands in het curriculum (“Nederlands maakt alle andere vakken mogelijk”), een vroege “tracking” in het secundair onderwijs, leraren als vermogensbeheerders van de talenten van leerlingen, leerwinst realiseren als primaire taak van het onderwijs, hoe hoger deze leerwinst hoe meer Vlaamse welvaart,…
Hoe is de minister, en bij uitbreiding de Vlaamse Regering, erin geslaagd om haast geruisloos deze kapitalistische visie, via de invoering van de Vlaamse toetsen, ingang te doen vinden in het discours dat gevoerd wordt over onderwijs ? Een aantal verklaringen wordt hieronder kort opgesomd.
Eén, een bekend vertegenwoordiger van deze vise is Eric A. Hanushek. In “The Knowledge Capital of Nations: Education and the Economics of Growth“ beschrijft hij de relatie tussen de groei van het BNP van een land en het opleidingsniveau van zijn inwoners. In politieke en academische middens worden de resultaten van zijn studies breed gedragen. In de beleidsnota van onderwijsminister Hilde Crevits, de voorganger van Ben Weyts, worden Hanushek en Woesmann geciteerd want “Vlaanderen is erin geslaagd om de voorbije jaren het onderwijsbudget te doen stijgen. Dat is belangrijk voor de toekomst want de economische en sociale opbrengsten van het onderwijs zijn aanzienlijk“.
Twee, kapitalistische theorieën in menswetenschappen maken opgang. De Human Capital theorie is reeds langer bekend. Andere theorieën zijn Structural Capital en Positive Psychological Capital. Eva Illouz toont aan dat de Positieve Psychologie naadloos past in een neoliberale ideologie : ongelijkheid in de samenleving is dan niet meer dan een neveneffect én het is een uitdaging om de veerkracht van de individuele persoon aan te zwengelen. “Als mensen maar gelukkig zijn” is het mantra van de Positieve Psychologie. Daarbij wordt de verantwoordelijkheid om gelukkig te zijn helemaal naar het individu afgewenteld; de samenleving blijft buiten schot.
Drie, Wouter Duyck en Dirk Van Damme zijn twee academici die in de reguliere media als experten worden bevraagd over om het even welk onderwijsthema. Bij aanvang van het schooljaar 2017-2018 pleitten zij in een opinieartikel in de Standaard voor een centraal schoolexamen. Als twee experten een bepaalde mening naar voren schuiven en deze boodschap haalt heel regelmatig de voorpagina’s van reguliere media, dan is de kans groot dat dit deel zal uitmaken van een mainstream denken dat nauwelijks gecontesteerd wordt. Journalisten stellen dan enkel deze vragen die passen in dit mainstream denken. Op die manier wordt een semantisch veld gecreëerd waarbinnen het discours over de centrale toetsen gevoerd wordt. De vaststelling dat het decreet Vlaamse toetsen in het voorjaar van 2023 gestemd werd zonder enige tegenstem in het Vlaams Parlement, is een illustratie van de effectieve werking van dit mainstream denken. Enkel Vlaams Belang, GROEN! en PVDA hebben zich onthouden; alle andere partijen hebben voor gestemd. Alleen, hoe verliep de democratische besluitvorming van dit decreet ? Een aantal evoluties creëerden een politiek klimaat dat aanschuurt tegen een democratische besluitvorming. Hieronder volgt een overzicht.
De democratische besluitvorming op een hellend vlak
De overheid en het Steunpunt voor Centrale Toetsen in Onderwijs informeren en consulteren het onderwijsveld over de centrale toetsen via studiedagen, infosessies, informerende interviews in Klasse, webinars,… Vertegenwoordigers van het onderwijsveld maken deel uit van een stuurgroep, van denktanks, van werkgroepen, een High Level Forum…. en zijn zo betrokken bij de operationalisering van de toetsen. Maar deze initiatieven hebben in de eerste plaats één doel voor ogen : een draagvlak creëren voor de Vlaamse toetsen, niet de wenselijkheid van deze toetsen bevragen, laat staan kritisch in vraag stellen. Nochtans formuleerde de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) waarin het ganse onderwijsveld is vertegenwoordigd vier maal een advies over de Vlaamse toetsen. Op één advies heeft de minister uitgebreid geantwoord, op de drie andere kwam geen antwoord wat nochtans een verplichting is volgens een beleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en de Vlaamse Onderwijsraad. Het laatste advies was scherp : “De Vlaamse toetsen getoetst : ernstige tekorten voor juridische en inhoudelijke onderbouwing” was de titel van het advies. 18 van de 22 geledingen stemden voor dit advies. Vier geledingen waaronder POV (de koepel van het Provinciaal Onderwijs), het GO! en GO! Ouders stemden tegen het advies. Het lag in de lijn van de democratie dat geledingen van de VLOR door het Vlaams Parlement uitgenodigd zouden worden voor een hoorzitting in de commissie onderwijs zodat parlementsleden deze geledingen konden ondervragen welke hun opmerkingen, bezwaren en kritieken waren. Geen enkele geleding van de VLOR werd voor een hoorzitting over de Vlaame toetsen uitgenodigd. Nochtans is het maatschappelijke doel van deze toetsen – zoals ingeschreven in het decreet – niet te onderschatten, namelijk het versterken en monitoren van de onderwijskwaliteit door het bereiken van de eindtermen en leerwinst meten op diverse niveaus op Vlaams niveau, op schoolniveau, op niveau van de leerlingengroep en op leerlingniveau.
Het decreet Vlaamse toetsen werd op 23 april 2023 bekrachtigd door het Vlaams Parlement. Dit decreet legt de krijtlijnen vast van de toetsen : het doel, de momenten in de onderwijsloopbaan waarop de toetsen voor een deel van Nederlands en Wiskunde worden afgenomen, het gebruik van de resultaten van de toetsen op Vlaams niveau, schoolniveau, leerlingengroepniveau en op leerlingenniveau (als één van de mogelijke elementen waarmee de klassenraad rekening kan houden bij de evaluatie van de leerling), de leerwinstmeting,de rol van de inspectie die “een doorlichting kan uitvoeren op grond van herhaaldelijk mindere prestaties op de Vlaamse toetsen of minder leerwinst”,… Nochtans was op het moment van deze parlementaire bekrachtiging de operationalisering van de toetsen reeds geruime tijd gestart met de oprichting van een Steunpunt in december 2020, de vrijgave van een haalbaarheidsstudie in drie percelen in februari 2021,de opstart van een stuurgroep en een High Level Forum, de opstart van denktanks met leraren, pedagogisch begeleiders en experten die de toetsitems opmaken, de pilootfase in scholen. In een democratische besluitvorming verwacht je een omgekeerd scenario : eerst is er een decretaal kader en pas daarna kunnen Vlaamse toetsen binnnen dit kader uitgewerkt worden.
De drie percelen van de haalbaarheidsstudie laten hun licht schijnen op verschillende aspecten van de centrale toetsen: pedagogische-psychometrische aspecten, juridisch-technische aspecten en organisatorische aspecten. Deze drie percelen werden opgeleverd door onder meer twee universiteiten die toen reeds deel uitmaakten van het Steunpunt voor Centrale Toetsen in Onderwijs en één ICT-bedrijf (gelieerd aan een universiteit) dat nadien instond voor de opmaak van het ICT-platform van de toetsen. Geheel onafhankelijk kun je deze haalbaarheidsstudies dan ook niet noemen.
Tot 2025 ontvangt het Steunpunt voor Centrale Toetsen in Onderwijs 13,5 mio €. Deze middelen worden verdeeld over alle Vlaamse universiteiten en twee hogescholen. Dit verklaart wellicht dat er vanuit de academische wereld nauwelijks een woord van kritiek valt te horen over de toetsen. Nochtans maakt “du choc des idées” (of het botsen van meningen) de kern uit van wetenschappelijke vooruitgang. Robbert Dijkgraaf, huidig ontslagnemend minister van onderwijs in Nederland en directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton, zag in 2017 met lede ogen aan dat de biodiversiteit van de wetenschap in gevaar komt door de sturing vanuit overheden en het bedrijfsleven. Voor hem hebben vooral de humane wetenschappen nood aan wetenschappers die opereren in een ivoren toren. Niet om zich af te sluiten van de realiteit maar “om te doen wat wetenschap per definitie moet doen : verder vooruit en verder terugblikken dan de anderen doen”.
De validiteit van de toetsitems van de Vlaamse toetsen is, net zoals bij andere gestandaardiseerde toetsen, een belangrijke kwestie vanuit democratisch oogpunt. “Toetsen de centrale toetsen datgene wat het beoogt te toetsen, namelijk de eindtermen Nederlands en wiskunde ?” is hier de cruciale vraag. In het decreet is te lezen dat “de Vlaamse toetsen een selectie omvatten van eindtermen van het leergebied wiskunde en het leergebied Nederlands” en: “De Vlaamse toetsen hebben tot doel de onderwijskwaliteit te versterken en te monitoren door het bereiken van de eindtermen en de leerwinst te meten”. In het Vlaams Regeerakkoord worden de te toetsen eindtermen Nederlands beperkt tot begrijpend lezen, schrijven en grammatica. Op basis van welke criteria de Vlaamse Regering besliste om deze drie vaardigheden te kiezen wordt nergens vermeld, laat staan onderzocht. Toch zijn het precies deze kwesties die licht doen schijnen op de validiteit van de toetsen.
Sinds 2018 moeten basisscholen hun leerlingen van het zesde leerjaar toetsen voor minstens drie leergebieden aan de hand van gevalideerde toetsen. De Interdiocesane Proeven (IDP’s) van Katholiek Onderwijs Vlaanderen en de toetsen van de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) maken deel uit van deze toetsen. Deze twee toetsen werden door het voormalige Steunpunt Peilingsproeven en Parallelltoetsen beoordeeld op hun validiteit. Bij de Vlaamse toetsen is dit niet het geval : geen enkele externe instantie beoordeelt de validiteit van de toetsen. Dit is niet zonder risico. Als de politiek ingrijpt in de toetsconstructie, dan heeft dit rechtstreeks impact op de validiteit van de toetsen.
In zijn communicatie over de Vlaamse toetsen verbindt de minister deze toetsen steevast met de dalende kwaliteit van onderwijs. De Vlaamse toetsen zijn dan de noodzakelijke aanzet om deze onderwijskwaliteit op te krikken. Deze overtuiging versmalt kwaliteit van onderwijs tot een kwantitatief begrip en zelfs tot meetbare leerlingenresultaten. Deze communicatie wordt haast klakkeloos overgenomen door reguliere media, politici en vele onderwijskundigen. Toch is deze visie op kwaliteit van onderwijs heel eenzijdig en is er een alternatief dat decretaal is vastgelegd na lange en intense onderhandelingen met vertegenwoordigers van het onderwijsveld en een maatschappelijk debat over kwaliteit van onderwijs. Het Referentiekader van Onderwijskwaliteit (ROK) legt namelijk 37 kwaliteitsverwachtingen vast waaraan alle scholen tegemoet moeten komen, dus niet realiseren. Geen enkele school, van welke pedagogische gezindheid dan ook, kan zich onttrekken aan deze 37 kwaliteitsverwachtingen. Maar dit kader is absoluut geen kwaliteitsmodel, integendeel het zet leerkrachten en scholen aan om vanuit hun interne kwaliteitszorg vorm te geven aan hun onderwijspraktijk. Het ROK is niet meer maar ook niet minder dan de basis voor het extern toezicht van de inspectie op de scholen. Als scholen zich in hun interne kwaliteitszorg richten tot het ROK (of erger nog de onderliggende ontwikkelingsschalen ten behoeve van de inspectie) door bijvoorbeeld de 37 verwachtingen af te vinken om zo “in orde zijn met de doorlichting door de inspectie” , dan gaat dit in tegen de letter en de geest van het ROK. Zo vervaagt de interne kwaliteitszorg van scholen tot een afgeleide van extern kwaliteitstoezicht door de inspectie. De diverstiteit aan pedagogische projecten, eigen aan een democratisch bestel, komt op die manier in het gedrang. Ook de Vlaamse toetsen dragen daar toe bij omdat ze twee kwaliteitsverwachtingen, met name “De school bereikt de minimaal gewenste output bij een zo groot mogelijke groep van lerenden” en “ De school streeft bij elke lerende naar zoveel mogelijk leerwinst” verplicht maakt voor elke school, wat ingaat tegen de decretale bepaling dat scholen tegemoet moeten komen aan de kwaliteitsverwachtingen. In het ROK is er geen hiërarchie in de kwaliteitsverwachtingen; de Vlaamse toetsen doen dit wel door van twee verwachtingen te realiseren verplichtingen te maken. Bovendien krijgen deze twee kwalteitsverwachtingen een apart statuut voor scholen en inspectie : de inspectie kan namelijk een doorlichting uitvoeren op grond van herhaaldelijk mindere prestaties op de Vlaamse toetsen of minder leerwinst.
Wat bijzonder problematisch is aan deze Vlaamse toetsen is haar relatie tot de te toetsen eindtermen Nederlands en wiskunde. Eén, de Vlaamse toetsen worden afgenomen bij alle leerlingen in het vierde leerjaar. Eindtermen zijn er enkel op het einde van het lager onderwijs. Alle eindtermen en ontwikkelingsdoelen, van kleuteronderwijs tot en met het secundair onderwijs, zijn decretaal bekrachtigd. Met andere woorden, de Vlaamse toetsen voor leerlingen van het vierde leerjaar hebben een wankele decretale basis, namelijk de eindtermen die pas op het einde van het lager onderwijs bereikt moeten worden. Twee, dit schooljaar zijn de werkzaamheden opgestart voor de opmaak van nieuwe eindtermen basisonderwijs. De streefdatum voor de invoering van deze eindtermen is 1 september 2025. Met andere woorden, de toetsitems die weldra worden afgenomen bij de leerlingen van het vierde leerjaar zijn binnenkort verouderd. De opmaak van nieuwe toetsitems op basis van de nieuwe eindtermen basisonderwijs moet dus herhaald worden. In april 2026 worden de Vlaamse toetsen voor het eerst afgenomen bij leerlingen van het zesde leerjaar. In principe zijn deze toetsen gebaseerd op gloednieuwe eindtermen. Normaliter houdt de inspectie rekening met een gedoogperiode van een aantal schooljaren bij de invoering van nieuwe eindtermen. Hoe is dit te rijmen met Vlaamse toetsen die eindtermen toetsen die voor scholen zo goed als onbekend zullen zijn ? Drie, een min of meer zelfde scenario speelt zich af voor de eindtermen eerste graad secundair onderwijs. In april – mei 2024 leggen de leerlingen Vlaamse toetsen af op basis van eindtermen die weliswaar decretaal bekrachtigd zijn, maar na het arrest van het Grondwettelijk Hof op 16 juni 2022 over de eindtermen tweede en derde graad heeft de Vlaamse Regering, na overleg met de onderwijsverstrekkers, beslist om ook de eindtermen eerste graad te versoberen. Deze nieuwe versoberde eindtermen doen pas volgend schooljaar hun intrede. De Vlaamse toetsen eerste graad secundair onderwijs toetsen dus in april en mei 2024 eindtermen die voor een deel weldra verouderd zullen zijn wat tot bijkomend werk leidt voor de toetsontwikkelaars.
Tot slot, de leerwinstmeting die op gespannen voet leeft met de eindtermen. Het meten van de leerwinst sluit naadloos aan bij bovengenoemde kapitalistische onderwijsvisie van de Vlaamse Regering : “De allerbelangrijkste taak van onderwijs is leerwinst realiseren”. Voor psychometrici is leerwinstmeting een heikele kwestie. Immers, de toetsitems moeten voor de twee toetsopnames, bijvoorbeeld in het vierde en het zesde leerjaar, op eenzelfde meetschaal afgezet worden. Gestandaardiseerde toetsen werken namelijk met intervalschalen wat vanuit pedagogisch oogpunt discutabel is. Eén, in een intervalschaal wordt met objectieve maateenheden zoals meters voor lengte of grammen voor gewicht gewerkt. In onderwijs bestaan deze maateenheden niet omdat menselijk gedrag niet ten volle te vatten is in een maateenheid. Daarvoor is het menselijk gedrag veel te complex. Twee, in een intervalschaal is het verschil tussen 6 en 10 kilo krak hetzelfde als het verschil tussen 1022 en 1026 kilo. Bij toetsen is dit hoegenaamd niet het geval : het verschil tussen 2 op 10 en 4 op 10 is niet hetzelfde als het verschil tussen 7 op 10 en 9 op 10. Wel kan er gewerkt worden met ordinale schalen zoals de Likertschaal, bv. “Duid op een schaal van 1 tot 5 aan wat …”. Als leerwinst gemeten wordt, dan worden antwoorden van leerlingen gereduceerd tot wat meetbaar is in intervalschalen. Daarnaast wordt de leerwinstmeting extra bemoeilijkt omdat toetsafnames op twee verschillende momenten, zeker tussen het einde van de eerste graad en het einde van de derde graad secundair onderwijs, in verschillende contexten plaatsvinden. Denk hierbij aan de leerlingenstromen tussen de onderwijsvormen en studierichtingen, de plaats van Nederlands en Wiskunde in het curriculum, leerlingen die veranderen van school, nieuwe leerplannen, …
Twee onderzoekers van het Steunpunt tonen dit aan in een lijvig rapport over het meten van de leerwinst. “Aan de voorwaarden voor het meten van leerwinst zal niet altijd voldaan kunnen worden. Zo dient om te beginnen de inhoudelijke basis van de te meten vaardigheden voldoende stabiel te zijn over de leerjaren of schoolloopbaan van leerlingen heen. Bij de centrale toetsen worden de te meten vaardigheden gekoppeld aan de te meten eindtermen. Naarmate eindtermen sterker verschillen over onderwijsniveaus en tussen -stromen en onderwijsvormen, wordt het moeilijker om eenzelfde inhoudelijk domein meermaals te toetsen bij een leerling. Voor meer algemene vaardigheden met een duidelijk ontwikkelingsperspectief (zoals wiskundige problemen oplossen of leesvaardigheid) lijkt dit evidenter terwijl dat voor meer specifieke thema’s (eindtermen) niet zondermeer zinvol is. De inhoudelijke breuk is met name groot voor specifieke thema’s tussen het lager en het secundair onderwijs, evenals tussen de eerste en derde graad secundair onderwijs” … Mogelijk is een afname van uitgebreidere toetsen bij kalibratie of van bijkomende toetsen bij een doelgroep uit een tussenliggend leerjaar noodzakelijk om de resultaten van dergelijke toetsen op een gemeenschappelijke meetschaal te kunnen zetten”.
Noteer dat de minister in de commissie onderwijs van het Vlaams Parlement de idee heeft geopperd om een bijkomende toetsafname in het vierde leerjaar van het secundair onderwijs te organiseren. Afgaande op de kritische opmerkingen van de twee onderzoekers ligt een oplossing om op een psychometrische verantwoorde manier aan leerwinstmeting te doen in de loskoppeling van de toetsitems van de ….eindtermen. Vanuit democratisch standpunt is dit op geen enkele manier te verantwoorden : elke eindterm, elk ontwikkelingsdoel – ook de gelijkwaardige eintermen en ontwikkelingsdoelen – wordt bekrachtigd door het Vlaams Parlement. Voor Gert Biesta maakt dit deel uit van een democratische samenleving : “ Een democratische samenleving is bij uitstek een samenleving waarin het doel van onderwijs niet als gegeven wordt beschouwd, maar continu onderwerp van discussie en overleg is”. Geen enkel toetsitem daarentegen wordt bekrachtigd door het Vlaams Parlement. Meer dan een (kader)decreet dat de grote lijnen uitzet van de Vlaamse toetsen is er niet. De toetsitems en hun cesuren worden opgemaakt door een handvol onderzoekers, experten, pedagogisch begeleiders en leraren in denktanks.
De ouroboros aan het werk op systeemniveau en in de klas
Bovenstaande twee opmerkingen zijn opmerkelijke illustraties van de manier waarop de ouroboros van de Vlaamse toetsen (heimelijk) aan het werk is op systeemniveau. Roger Standaert lanceerde het begrip ouroboros in Vlaanderen om de impact van verplichte gestandaardiseerde toetsen te duiden. “Ouroboros” betekent in het Oudgrieks “staarteter”, de slang die in zijn eigen staart bijt en zo een eewige cirkel vormt. Toegepast op de Vlaamse toetsen : de toetsen eten het curriculum (hier de eindtermen en de leerplannen) op zodat de toetsen het nieuwe curriculum worden. Maar deze ouroboros werkt ook via een impliciete leerpsychologische opvatting van de leerwinstmeting. Onderzoekers van de UA geven in hun studie “Zicht op leerwinst. Scenario’s voor gestandaardiseerde toetsen” aan dat “leerwinstmeting bemoeilijkt wordt door het feit dat in verschillende domeinen een graduele groeilijn in kennis en vaardigheden ontbreekt”. Het leren van kinderen (maar ook van volwassenen) verloopt allesbehalve gradueel, maar met (onverwachte) hoogtes en laagtes (na een vakantieperiode). Door een doorgedreven leerwinstmeting wordt een bepaalde leerpsychologische opvatting opgedrongen aan de klaspraktijk voor het aanleren van die domeinen die via gestandaardiseerde toetsen getoetst worden.
De impact van de ouroboros op de klaspraktijk leidt daarnaast tot een toetscultuur in de onderwijspraktijk, precies omdat de Vlaamse toetsen verplicht worden opgelegd aan alle scholen. Nochtans pleitten de onderzoekers van de UA in 2017 ervoor om gestandaardiseerde toetsen met leerwinstmeting incrementeel in te voeren via een degelijk pilootproject. Maar de Vlaamse Regering hield dus geen rekening met deze aanbeveling. Met “toetscultuur” wordt een amalgaam aan maatregelen bedoeld : leerlingen van het vierde leerjaar die voorbereid worden op digitale vaardigheden want de Vlaamse toetsen worden enkel digitaal afgenomen, meer aandacht in de klas voor Wiskunde en Nederlands (zeker in het secundair onderwijs na de Mededeling aan de Vlaamse Regering na het arrest van het Grondwettelijk Hof van juni 2022 om “prioriteit te verlenen aan de eindtermen van de sleutelcompetentie 2,3 en 6 [2] maar gedurende het geheel van de leerplicht dienen alle sleutelcompetenties aan bod te komen”, het voorbereiden van leerlingen op het gebruik van hulpmiddelen (bv. een formularium voor het berekenen van de omtrek, de oppervlakte en de inhoud van meetkundige figuren) bij het afleggen van de Vlaamse toetsen, bos-en zeeklassen die onder druk komen te staan omdat toetscoördinatoren en toetsassistenten [3] tijd moeten vrijmaken om de afname van de Vlaamse toetsen logistiek voor te bereiden, de concurrentie tussen klassenleraren die aangemoedigd zal worden doordat de leerlingenresultaten op de Vlaamse toetsen ook bekend zullen worden gemaakt op het niveau van de leerlingengroep. In basisscholen met minstens twee klassen vierde leerjaar en zesde leerjaar zullen de resultaten per klas vergeleken kunnen worden. Tot slot is er de mogelijke perverse impact van de leerwinstmeting voor leerlingen die de cesuur van toetsitems niet behalen. De cesuur bepaalt of een leerling de getoetste eindterm(en) al dan niet behaalt, los van de geboekte leerwinst. Dit kan nefaste gevolgen hebben voor de verwachtingen van leraren ten aanzien van leerlingen die voor toetsitems steevast onder de cesuur scoren : “als er maar leerwinst geboekt wordt, ongeacht het behalen van de cesuur” wordt dan de norm voor deze leerlingen.
Tot slot mag verwacht worden dat door de rankings van de leerlingenresultaten tussen scholen de toetscultuur de schoolcultuur zal binnendringen. Nochtans verbiedt het decreet Vlaamse toetsen uitdrukkelijk dat er rankings komen tussen scholen. Maar dit is buiten Artikel 32 van de Grondwet gerekend. De Vlaamse Onderwijsraad is in zijn derde en vierde advies scherp in zijn kritiek : “Al in zijn vorige advies verwees de VLOR naar juridische experten die aangeven dat de vraag niet is of maar wel wanneer er openbaarheid van toetsresultaten komt. Hetzelfde geldt voor de toetsvragen…….Openbaarheid van bestuur is een grondrecht. Absolute en algemene uitzonderingen daarop kunnen slechts in zeer specifieke gevallen opgelegd worden door de decreetgever. Ze moeten een inhoudelijke reden hebben (een belang dat zwaarder weegt) en absoluut noodzakelijk zijn in een democratische samenleving”.
Rankings tussen scholen op basis van resultaten van leerlingen op verplichte centrale toetsen past naadloos in een kapitalistische visie op onderwijs waarbij concurrentie tot norm wordt verheven om kwaliteit van onderwijs te realiseren. De Vlaamse Onderwijsraad wijst er bovendien op dat “ook de (journalistieke) vrijheid van meningsuiting een fundamenteel recht is (art. 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). De reguliere media van kranten, TV, tijdschriften, radio en online diensten in Vlaanderen zijn in handen van 5 concurrerende mediaconcerns. De Standaard publiceerde reeds in 2007 de doorlichtingsverslagen van alle secundaire scholen; het Nieuwsblad publiceerde vorig en dit schooljaar in “Onderwijzer” een waslijst aan gegevens van scholen. Te verwachten is dat media op zoek zullen gaan naar de schoolresultaten van de Vlaamse toetsen. Eind juni 2024 ontvangen de scholen hun eerste schoolresultaten op de Vlaamse toetsen.
Een alternatief: vrij te kiezen gestandaardiseerde toetsen zonder leerwinstmeting
Is er dan een alternatief voor de Vlaamse toetsen ? Jazeker, tot 2022 had Vlaanderen een traditie van 20 jaar van gestandaardiseerde maar niet verplichte toetsen zonder leerwinstmeting, namelijk de peilingsproeven en de parallelltoetsen . Onderzoekers van het Steunpunt Toetsontwikkeing en Peilingen stonden, in overleg met vertegenwoordigers van het onderwijsveld, in voor de opmaak van deze toetsen. Ook ontvingen deelnemende scholen twee feedbackrapporten. Een schoolfeedbackrapport over de resultaten van hun leerlingen, met andere woorden in welke mate de leerlingen op schoolniveau de eindtermen bereiken en een bundel individuele leerlingresultaten. Deze peilingen hadden oorspronkelijk de bedoeling om na te gaan of de eindtermen goed geformuleerd waren en wel haalbaar waren voor het gros van de leerlingen. Met andere woorden, deze peilingen waren een vorm van toezicht op de kwaliteit van de eindtermen. Scholen konden, vanuit hun interne kwaliteitszorg , ervoor kiezen om parallelltoetsen af te nemen bij hun leerlingen. Tot 2025 zijn er voor het basisonderwis parallelltoetsen beschikbaar voor domeinen van Wiskunde, voor lezen en luisteren voor Nederlands en Frans en voor informatieverwerving en -verwerking. Er was geen enkele reden om deze peilingsproeven te vervangen door verplichte Vlaamse toetsen. Integendeel, de peilingsproeven konden verder verfijnd worden; er kon ten behoeve van scholen een rijke toetsenbank aangelegd worden waaruit scholen konden kiezen. De meerwaarde van parallelltoetsen lag in de interne kwaliteitszorg van de scholen. Het was aan de scholen om te beslissen om vrijwillig deel te nemen aan parallelltoetsen. De Vlaamse toetsen daarentegen vertrekken niet vanuit deze interne kwaliteitszorg; ze worden opgelegd aan alle scholen en de leerwinstmeting is de centrale aandrijver van deze toetsen.
En het verzet ?
Zijn er sporen van verzet te merken tegen de Vlaamse toetsen ? Een beperkt aantal ouders heeft laten weten dat hun kinderen de leerlingenbevraging na het afleggen van de toets niet zullen invullen. Goele Cornelissen is één van deze ouders en roept in een opinieartikel andere ouders op om daar goed over na te denken. Deze vragenlijst peilt naar de achtergrond van de leerling zoals de thuissituatie van de leerling (het werk van de ouders, aantal bibliotheekbezoeken, een eigen studeerkamer, de thuistaal,…). Uit de kalibratie bleek tevens dat leerlingen bevraagd worden over het functioneren van de leraar. Bij dergelijke vragen zijn er op zijn minst ethische bezwaren te maken omdat ze ingrijpen in de loyauliteit van de leerling ten aanzien van zijn ouders en leraren. Een ethische commissie die over deze vragen zijn licht laat schijnen is er niet, zoals bij dergelijk onderzoek gebruikelijk is. Weldra start de eigenlijke afname van de Vlaamse toetsen. Dan zijn de leerlingen, de leraren en de directies aan zet. Benieuwd of ook hier enig verzet de kop zal opsteken.
Kris Denys, beleidsmedewerker van OKO (Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers) en mede-redacteur van “Vlaamse toetsen, waar vandaan en waar naartoe ?”,een uitgaven van Politeia.
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Aesaert, K. en Laurijssen, I. (2022). Leerprestaties en leerwinst. Steunpunt Centrale Toetsen in Onderwijs.
Annoot, H. De kwaliteiten van en in het onderwijs. Tijdschrift voor Onderwijsrecht en- beleid, 2021-22, nrs. 1-2, 105-109.
Cornelissen, G. (07/02/2024), Leerlingenbevraging bij Vlaamse Toetsen is niet onschuldig. De Standaard.
Depreter, J. (2017). Fysicus Robbert Dijkgraaf pleit voor de humane wetenschappen. ‘Het gevaar bestaat dat we straks rennen achter een zelfrijdende auto zonder passagiers’. Knack, p.88- 93.
Duyck, W. en Van Damme D. (31/08/2017), Vlaanderen heeft een schoolexamen nodig. De Standaard, p. 36.
Pennickx, M., Vanhoof, J., Quintleier, A., De Maeyer, S., Van Petegem, P. (2017). Zicht op leerwinst. Scenario’s voor gestandaardiseerd toetsen. Leuven : Acco.
Redactie Knack (20/01/2021), Happycratie : gelukkig zijn is een statussymbool geworden.
Standaert, R. (2021). Resultaten publiceren : hoed u voor de ouroboros. In L. De Man en K. Denys (Reds.), Vlaamse toetsen. Waar vandaan en waar naartoe ? (pp. 125-146). Brussel : Politeia.
Van Droogenbroeck, K., ( 05/05/2023), ‘De leraar had het maar beter moeten uitleggen’ : ‘suggestieve’ vragen van Vlaamse toetsen ogen kritiek. De Morgen
Verhaeghe, P. (2015). Cijfers als harde bewijzen voor kwaliteit : objectieve waarheid ?, Impuls, 45 (4), 178-182.
Vlaamse Regering, Mededeling aan de Vlaamse Regering. Betreft : conceptnota – aanpak eindtermen tweede en derde graad secundair onderwijs, VR 2022 2309 MED. 0341/1.
Vlaamse Regering (2019), Beleidsnota ingediend door Ben Weyts, Beleidsdomein Onderwijs 2019-2024.
Vlaamse Onderwijsraad (2022). Vlaamse toetsen : nog fundamentele knelpunten. Advies naar aanleiding van de conceptnota ‘Onderwijskwaliteit verder monitoren via Vlaamse toetsen’, Brussel : VLOR.
Vlaamse Onderwijsraad (2022). De Vlaamse toetsen getoetst : ernstige tekorten voor juridische en inhoudelijke onderbouwing. Advies over het voorontwerp van decreet over de Vlaamse toetsen in het onderwijs, Brussel : VLOR.
Vlonk, E. ( 26/02/ 2024), Vlaamse toetsen : “Meten om te groeien”. Klasse.
- Adaptieve toetsen zijn toetsen die aangepast zijn aan het niveau van de leerling. Bij een juist antwoord krijgt de leerling een moeilijker vraag; bij een fout antwoord een makkelijker vraag. ↑
- Sleutelcompetentie 2 : competentie in het Nederlands. Sleutelcompetentie 3 : competenties in het Nederlands en sleutelcompetentie 6 betreffen competenties inzake wiskunde, exacte wetenschappen en technologie. ↑
- Voor de scholen zijn er geen extra werkingsmiddelen of lestijden voorzien om de afname van de Vlaamse toetsen in de school te organiseren. Wel wordt er verwacht dat er toetsassistenten (die leerlingen begeleiden tijdens de afname ) en toetscoördinatoren zijn. Het Steunpunt heeft e-cursussen opgemaakt voor toetscoördinatoren. Verwacht mag worden dat klasleraren de taak van toetsassistent zullen opnemen en de graadcoördinator, de zorgcoördinator, de ICT-ondersteuner of de directie de rol van toetscoördinator. ↑
Lees ook:
Ons onderwijs wordt niet beter van Vlaamse toetsen (Ides Nicaise)