In een artikel van 2 november 2023 [1] vraagt Le Soir zich af “waar de miljoenen voor de gedifferentieerde omkadering naartoe gaan”. Wordt het geld voor extra lestijden die worden toegekend aan scholen (in het Franstalig onderwijs) die meer kansarme leerlingen opvangen, goed gebruikt? Dragen die extra lestijden bij om overzitten, schoolachterstand, oriëntering naar het buitengewoon onderwijs en schooluitval te verminderen? Het blijkt niet eenvoudig om de resultaten en voordelen van deze omkadering precies in kaart te brengen.
Misschien moeten we ook een andere vraag stellen: hoe lang dulden we nog dat leerlingen uit kansarme milieus geconcentreerd worden in bepaalde scholen? Bestaat een meer fundamentele oplossing er niet in te zorgen voor een sociale mix in alle scholen.
100 miljoen aan subsidies
Hoewel het lastig was om gegevens van het Departement Onderwijs van de de Federatie Wallonie-Bruxelles (FWB) los te krijgen, bevat het artikel van Le Soir veel interessante informatie.
Het budget dat de Federatie Wallonië-Brussel uittrekt voor de gedifferentieerde omkadering bedroeg vorig schooljaar bijna 100 miljoen euro. Scholen met een lage sociaaleconomische index (SEI) [2], d.w.z. scholen met een hoge concentratie leerlingen uit kansarme milieus, krijgen extra lestijden. Het doel is om “elke leerling, ongeacht zijn achtergrond, dezelfde slaagkansen te bieden”. Uiteraard kunnen wij dit initiatief dat streeft naar sociale gelijkheid alleen maar toejuichen.
Segregatie en netten
Het confessioneel vrij onderwijs, dat iets meer dan 50% van het totale aantal leerlingen in het Franstalig basis- en secundair onderwijs opvangt, ontvangt 37,9% van deze 100 miljoen euro die aan extra lestijden worden besteed. Het gesubsidieerd officieel onderwijs (onderwijs georganiseerd door steden, gemeenten en provincies) telt 35% van de leerlingen en rijft meer dan 44% van de extra lestijden binnen. Dit betekent dat het officiële net relatief meer leerlingen uit kansarme milieus opvangt dan het vrije net.
Dit punt verdient een grondige analyse. Welke factoren verklaren de verschillen in SEI (sociaaleconomische index) tussen de officiële en confessionele vrije scholen ? Worden leerlingen door sommige schooldirecteuren gescreend en ontmoedigd om zich in te schrijven op hun school? Specialiseren sommige confessionele vrije scholen zich om hun elitaire status te garanderen en een bepaalde categorie leerlingen aan te trekken? Het bestaan van concurrerende netten draagt bij tot segregatie. Jammer genoeg blijft dit punt grotendeels taboe in de Federatie Wallonië-Brussel, misschien uit angst voor een nieuwe schoolstrijd .
De middelen zijn ongelijk verdeeld in FWB
Een andere vaststelling: de scholen met extra lestijden omwille van een hoge concentratie kansarme leerlingen, zijn geografisch ongelijkmatig verspreid. De meeste van deze scholen liggen in het Brussels Gewest, dat bijna de helft van het totale budget voor gedifferentieerde omkadering ontvangt. Daarna volgen de provincies Henegouwen en Luik. De vijf gemeenten met het hoogste aandeel scholen met extra omkadering zijn: Dison (regio Verviers), Colfontaine (regio Mons), Seraing (regio Luik), Molenbeek en Koekelberg (regio Brussel). In Molenbeek ontvangt meer dan de helft van de scholen extra lestijden, voor een totaal bedrag van 5.421.535 euro, terwijl in Ganshoren, een buurgemeente, slechts één op vijf scholen hiervan geniet, voor een totaal van 170.056 euro.
De situatie in Brussel is bijzonder verhelderend omdat in deze stad, zoals Delvaux en Serhadliogu [3] aantonen, de sociale segregatie in het onderwijs over het algemeen groter is dan de sociale segregatie in de huisvesting. Met andere woorden, als elke leerling in Brussel gewoon naar de dichtstbijzijnde school zou gaan, zou er minder schoolsegregatie zijn dan nu het geval is.
De quasi-markt is nefast
In ons land behoren de verschillen in schoolprestaties tussen kinderen uit kansarme milieus en kinderen uit kansrijke milieus tot de grootste in Europa. Deze academische segregatie gaat hand in hand met sociale segregatie en ook op dit punt is België de kampioen, aangezien ons (Franstalig en Nederlandstalig) schoolsysteem kinderen segregeert volgens hun sociale klasse. Ongeveer 40 procent van de kinderen in België zit op een arme of een rijke concentratieschool, beduidend méér dan in de meeste Europese landen.
Ovds stelt al vele jaren deze gettovorming, die een belangrijke oorzaak is van de grote sociale ongelijkheid in onze onderwijssystemen, aan de kaak. Dit leek ons echter niet voldoende. Daarom hebben we besloten actie te ondernemen door een burgerinitiatief voor te stellen waardoor de manier waarop de onderwijsmarkt wordt gereguleerd zal veranderen.
Maar om dit fenomeen aan te pakken, moeten we begrijpen waar het vandaan komt. Eén van de belangrijkste factoren in deze segregatie vormt naar onze mening de ‘quasi-schoolmarkt’, die de vrije schoolkeuze van ouders combineert met overheidsfinanciering per leerling. Deze keuzevrijheid voedt de concurrentie tussen netten en scholen die zich op de onderwijsmarkt willen positioneren als bedrijven op zoek naar klanten. Ouders van hun kant strijden ook om een plaats op de school die zij geschikt achten voor hun kind. Deze concurrentie versterkt de sociale en academische ongelijkheden tussen scholen, en deze ongelijkheden versterken op hun beurt het verlangen van ouders om te kiezen voor wat zij een ‘goede’ school voor hun kind achten. In de loop van de tijd is er dus een vicieuze cirkel ontstaan, die de ongelijkheden nog heeft verergerd. Het is daarom de hoogste tijd om hier een einde aan te maken en om deze schoolmarkt te reguleren.
Een plaats in een goede school voor elk kind
Heel concreet lanceren we een burgerinitiatief dat zou moeten leiden tot een decreet dat de inschrijvingen proactief regelt. Naar onze mening moet de overheid de controle over dit proces in handen nemen en de ouders een voorstel sturen voor de toewijzing van een school zodra hun kind met het kleuteronderwijs begint. Dit voorstel houdt rekening met twee factoren: de nabijheid van de school en de sociale mix. Ouders zouden vrij blijven om dit voorstel te aanvaarden of te weigeren, en kunnen alternatieve verzoeken formuleren, die worden onderzocht om de combinatie van nabijheid en diversiteit zoveel mogelijk te respecteren.
Ons voorstel om de inschrijving te reguleren zou het mogelijk maken om de omvang en het segregatieve effect van de schoolmarkt te verminderen, aangezien we die laatste eerst zouden reguleren door ouders een sociaal gemengde school aan te bieden, alvorens keuzevrijheid te verlenen aan degenen die dat willen. Ouders zouden verlost worden van de stress die nu in veel gevallen gepaard gaat bij het zoeken van een plaats, ze zouden de garantie krijgen op een plaats in een sociaal gemengde school.
Werkt het?
Om na te gaan of ons voorstel technisch haalbaar is, kunnen we verwijzen naar een simulatie die we in 2017 in samenwerking met professor Bernard Delvaux (Girsef, UCL) uitvoerden op basis van de reële leerlingenpopulatie van het lager onderwijs in het Brussels Gewest. Dankzij een algoritme dat de criteria “nabijheid” (afstand tussen de woonplaats en de school) en “sociale mix” (spreiding van de leerlingen met een verschillende sociaaleconomische index over de scholen) combineert, konden we spectaculaire resultaten laten zien. De gemiddelde afstand tussen de woonplaats en de school werd korter. Alle arme concentratiescholen werden gemengde scholen en de sociale mix verbeterde globaal in hoge mate. [4].
Als we er in zouden slagen om dank zij (o.a.) een beter inschrijvingsbeleid de arme concentratiescholen overal op te heffen, door ze om te vormen tot sociaal gemengde scholen, zou de 100 miljoen euro die nu in het Franstalig onderwijs wordt toegekend aan “gedifferentieerde omkadering”, kunnen besteed worden voor kleinere klassen in de kleuterschool, voor remediëring, meer opleiding voor leerkrachten.
In tegenstelling tot bepaalde misvattingen zal het niveau niet dalen als de klassen meer gemengd zijn. Dit blijkt uit de schoolsystemen van bijvoorbeeld Noorwegen en Estland, die erin slagen om sociale mix en academische prestaties te combineren.
Wij geloven, net als Emilie Franck en Ides Nicaise, twee onderzoekers aan de KU Leuven, “dat het beter is om ongelijkheden in het onderwijs te voorkomen dan ze te compenseren met extra middelen. Gezien de schadelijke effecten van alle soorten segregatieprocessen die de ongelijkheid van kansen vergroten, moeten de inspanningen om deze tegen te gaan worden opgevoerd. […] Ook het inschrijvingsbeleid moet worden hervormd. Idealiter zou vrije schoolkeuze moeten worden “ingekaderd” door mechanismen die sociale segregatie beperken in plaats van aanmoedigen”. [5]
We weten dat de politieke haalbaarheid van ons voorstel op dit moment erg laag lijkt, maar we hebben besloten om de campagne voor het burgerinitiatief “Een plaats in een goede school voor elk kind” verder te zetten. Honderden personaliteiten uit de onderwijswereld en daarbuiten hebben de Oproep reeds ondertekend. We nodigen je uit om de Oproep te ondertekenen en te helpen verspreiden.
Cécile Gorré
Om de Oproep voor “Een plaats in een goede school voor elk kind” te ondertekenen, kun je klikken op: https://www.skolo.org/nl/2023/04/19/steun-teken/
Voetnoten
[1] Derclaye G. en Hutin C., “Inégalités scolaires : des millions d’euros distribués mais peu de résultats”, in Le Soir, 2 novembre 2023.
[2] De scholen worden gerangschikt in 20 categorieën volgens de ISE (Indice Socio-Économique) van hun leerlingen. (ISE is te vergelijken met SES of socio-economische status in het Vlaams onderwijs). De instellingen van categorie 1 tot 5 hebben de meest (kans)arme schoolpopulatie. Deze scholen genieten van extra middelen en een gedifferentieerde omkadering (“encadrement différencié”). Hoe lager de socio-economische indicator, des te meer middelen.
[3] Delvaux B. et Serhadlioglu E., « La ségrégation scolaire, reflet déformé de la ségrégation urbaine » in Les Cahiers de recherche du Girsef, n°100, 2014.
[4] Voor meer informatie over deze studie : Hirtt N. et Delvaux B., « Peut-on concilier proximité et mixité sociale ? Simulation d’une procédure numérique d’affectation des élèves aux écoles primaire bruxelloise », in Les Cahiers de recherche du Girsef, n°107, 2017.
Een synthese van deze studie vind je in
[5] Franck E. et Nicaise I, “Vijftien jaar Gelijke Onderwijskansenbeleid : een balans”, 2019, p.5.