De revolutionaire inspiratie van de Freinetpedagogie. Interview met Laurence De Cock.

Facebooktwittermail

 

Elise en Célestin Freinet waren leraren en de grondleggers van een lesmethode die hun naam zou dragen. Ze waren ook activisten met ambities om de maatschappij te veranderen. Interview met historica Laurence De Cock, auteur van Une journée fasciste, Célestin et Elise Freinet, pédagogues et militants.

In je boek, Une journée fasciste. Célestin et Elise Freinet, pédagogues et militants, leg je uit dat de Freinets in 1934 een school openden in Saint-Paul-de-Vence, in de Alpes-Maritimes, met een radicaal ander onderwijsproject. Kan je uitleggen hoe die school werkte? Wat waren hun uitgangspunten?

Om te beginnen: het was een paradoxaal project. Het was immers een privéschool, terwijl het hele theoretische arsenaal van de Freinets gebaseerd is op de idee van openbaar onderwijs, wat hen trouwens onderscheidde van andere pedagogen.  Deze school in Vence zat dus vast in een keurslijf van administratieve rompslomp, en dit meer dan tien jaar lang. Het echtpaar Freinet was uitgeput. Ze waren het beu het steeds te moeten opnemen tegen een administratie die hen vijandig gezind was. Ze kwamen net uit een zware periode. Eens hun gelatenheid voorbij, probeerden Elise en Célestin die ervaring te benutten en het resultaat van al hun pedagogisch denkwerk te verwezenlijken.

Op deze school werd pedagogie gezien als een “geheel”: het was niet gewoon een reflectie over leren op school, maar ook over andere competenties: samenwerking, bv. via het werk in de tuin of bij de bouw en het onderhoud van een huis; de toepassing van theorie en praktijk en de slingerbeweging hiervan; de kennis van de natuur, omdat we die verbouwen en de vruchten van onze oogst opeten … Verder was deze school vooral een gemeenschap van kinderen en volwassenen. De meeste kinderen verkeerden in grote sociale nood. Er waren weeskinderen, maar ook Spaanse vluchtelingen en kinderen uit zeer arme gezinnen. Bij de opstart met een tiental kinderen, vormden Célestin, Elise en hun dochter Madeleine een “familie-gemeenschap”.

De Freinets ontwikkelden “het proefondervindelijk verkennen”, waarbij leerlingen de gelegenheid krijgen om te experimenteren, ook al moeten ze zoeken, maken ze fouten en moeten ze een stap terug zetten. Vallen en weer opstaan.

Het werk in de klas verliep volgens de principes die de Freinets eerder hadden uitgewerkt: vrij tekenen, maar vooral de vrije expressie en de gedrukte tekst, het vastleggen dus van een gedachte en die beschikbaar maken voor de gemeenschap.  De leerling fungeert dan als een kleine onderzoeker, die het onderwerp van zijn presentatie kiest, en hiervoor vertrekt van zijn persoonlijke ervaringen en observaties. We vinden hier een echte pedagogische methode die de Freinets later “proefondervindelijk verkennen” noemen, waarbij leerlingen de gelegenheid krijgen om te experimenteren, ook al moeten ze zoeken, maken ze fouten en moeten ze een stap terug zetten. Vallen en weer opstaan.

Fouten en twijfels leiden tot nadenken en krijgen zodoende een intrinsieke educatieve waarde.

De ruimte en indeling van de klaslokalen zijn ook goed doordacht. In mijn boek geef ik een plan weer dat laat zien hoe de indeling is opgezet in functie van het leerproces.  Maar het klaslokaal is slechts één van de leerplekken: er gebeurt veel ‘buiten de klas’, wat volledig tegen onze klassieke modellen ingaat. “Buiten de klas” betekent natuurlijk “in de buitenlucht”, maar het betekent ook gebruikmaken van de gang bv., die bijzonder geschikt is voor sommige soorten werk, omdat iedereen er doorloopt.  In de gang zijn ook alle steekkaarten te vinden, alle documenten die de kinderen ontwikkelden en die een gemeenschappelijke encyclopedie vormen.

Deze school, die tot grote ergernis van de Freinets een privéschool was, werd in 1991 opgekocht door de Franse staat. Er wordt nog steeds lesgegeven en zij staat zelfs op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Als je naar Frankrijk komt, moet je er zeker eens langs gaan.

Je vermeldt ook dat het echtpaar – en Elise in het bijzonder – in Vence wat zij noemden een “proletarisch naturisme” ontwikkelden.

Bij het begin van de 20e eeuw was hiervoor inderdaad bijzonder veel belangstelling  Men reflecteert over gezondheid en hygiëne, met als centrale gedachte: om kinderen, en dan vooral de armsten, goed te laten leren, moeten ze in fatsoenlijke materiële omstandigheden leven en in goede gezondheid verkeren. In de praktijk komt dat naturisme neer op toegang tot gezonde voeding, hoofdzakelijk samengesteld uit groenten, zuivelproducten, granen en fruit, en dagelijkse lichaamsbeweging. Zo begon men de dag met een duik in het zwembad en een paar wrijfsessies.  In dit opzicht is het proletarisch naturisme een fundamenteel luik van de proletarische pedagogie.

Toch zie je de twee hoofdpersonen helemaal niet als zweverige helden. Je staat erop ze in hun historische en politieke context te plaatsen. De school van Vence was hun uitdrukking van het socialisme. Waar haalden ze hun inspiratie? Van wie kregen zij steun? En hoe verging het verder?

Ik denk dat we luid en duidelijk moeten blijven herhalen: Elise en Célestin zijn een stel militanten, die men gerust kan bestempelen als revolutionairen. Hij was openlijk communist. Haar stellingname was niet zo duidelijk, maar hun dochter Madeleine zegt dat Elise huilde toen Lenin stierf, zo overstuur was ze.

Xavier Riondet en Henri-Louis Go, die de archieven van het echtpaar bestudeerden, stellen dat beiden een zeer brede intellectuele, filosofische en politieke cultuur hadden en zonder meer radicaal links waren. Zij waren geen naïeve pedagogen die ontdekten wat onderwijs was. Beiden waren, toen ze in het onderwijs stapten – dus nog voor ze elkaar kenden – politiek bewuste mensen. Elise vertelt hoe ze verliefd werd op de geschriften van Célestin toen hij schreef voor Clarté, een pacifistisch tijdschrift dat na de Eerste Wereldoorlog werd opgericht. In de jaren 20 begon Célestin ook te schrijven voor het tijdschrift  L’école émancipée, een revolutionair vakbondsblad waarin hij regelmatig over zijn ideeën en zijn lectuur schreef, maar ook verslag uitbracht van zijn reizen, met name naar de USSR.

In september 1925 ging hij naar de Sovjet-Unie en had er een ontmoeting met Nadezjda Kroepskaja, de vrouw van Lenin die de taak had het hele onderwijsproject op te zetten. Hij was gefascineerd door haar vastberadenheid en door de ingezette middelen. Elise trok dan weer naar Duitsland om zich aan te sluiten bij de revolutionaire libertariërs, waar ze activisten ontmoette, vooral vrouwen, die haar inspireerden. Deze mensen gingen her en der op politieke ontdekkingstocht, maar keerden systematisch als bijen terug naar de korf, naar hun basisprogramma, om dat te verrijken. Ze gingen niet alleen om met revolutionaire denkers maar voerden ook diepgaande discussies met Adolphe Ferrière, een liberale bourgeois die zeker geen revolutionair was. Ze lazen het werk van Maria Montessori, ook niet bepaald een subversieveling… Maar wat hun invloeden ook zijn, de afschaffing van het kapitalisme en de revolutie vormen de grondslag van het Freinet-programma. Daarom ontwikkelden ze een hele antikapitalistische pedagogie om, binnen een revolutionair kader, te bouwen aan een betere wereld. Dat deden ze uiteraard op een eigen beperkte schaal, in hun dorpje met in het begin een tiental kinderen en met speciale aandacht voor arme kinderen.

Naast hun werk in Vence ontwikkelden ze vanaf het midden van de jaren 20 ook een coöperatie met andere leraren. Ze richtten het tijdschrift L’imprimerie à l’école op, het latere L’éducateur prolétarien.  De titel liegt er niet om.  Dit tijdschrift liet andere collega’s aan het woord en bood de mogelijkheid om onderwijspraktijken uit te wisselen. Het resultaat daarvan was in overeenstemming met de communistische logica: een dialectiek, een slingerbeweging tussen reflectie en praktijk, een denken in beweging – want niets is ooit af – dat vertrekt vanuit een revolutionaire confrontatie en gevoed wordt door het werk van onderwijskundigen en hun eigen actie in het veld.

Hier in Luik hebben veel gemeentescholen het label “Freinet”, maar geëngageerde en militante leerkrachten betreuren de depolitisering van de leerkrachten die daar in dienst zijn: ze weten niet wie Célestin en Elise Freinet zijn. Bij het lezen van je boek groeit het gevoel dat men niet aan “Freinetpedagogie” kan doen door het concept van zijn inhoud te ontdoen.  Is het mogelijk om recepten toe te passen, om vrije teksten voor te stellen, zonder die aanpak te politiseren, zonder de school open te stellen naar de wereld toe? Wat voor advies zou je geven aan een beginnende “Freinet-fan”?

Mijn eerste advies: leren ongehoorzaam te zijn, leren weerstand bieden.

Célestin werd nooit bekritiseerd om zijn pedagogie. De vrijeteksttechniek bijvoorbeeld werd door de inspectie in vraag gesteld, niet zozeer vanuit het oogpunt van haar efficiëntie, maar omdat ze “tijdverspilling in het programma” was. Zo’n discussie kan interessant zijn, maar blijft op het niveau van de pedagogie, niet van de ideologie. De repressie is geen aanval op de pedagogie, maar op de ongehoorzaamheid.

De Freinetpedagogie is niet iets waar je je mee bezig houdt.  Het gaat niet om een techniek, om het halsstarrig toepassen van tips en trucs. Het is een geestesgesteldheid, een filosofie. Het gaat om jouw relatie, jouw visie op openbaar onderwijs. Het gaat ook om je relatie met leerlingen, een vorm van engagement, zodat onze leerlingen honger krijgen naar de kennis die hen vrij zal maken. Zo bekeken moet elke Freinetpedagoog ook activist zijn.

Ik zou deze persoon ook aanraden om zich te verdiepen in de geschiedenis van de pedagogie. We moeten interesse aan de dag leggen voor het werk van diverse onderwijskundigen. We moeten kijken naar hoe mensen vóór ons, in de praktijk, het vak zagen als een vorm van maatschappelijk nuttig engagement. Hoe ze de loze vraag van ‘onderwijseffectiviteit’ vervingen door de politiek veel belangrijkere uitdaging om er betekenis aan te geven. Met welk doel, met welke intentie maakten ze dit of dat voorwerp, in plaats van aan de slag te gaan met het voorwerp in kwestie buiten elke context.

En stoppen met de school los te koppelen van de buitenwereld?

Precies. Wat ons werk zo bijzonder maakt, is dat we met kinderen werken. De school is slechts een deel van hun leven. We moeten ze dus de kans geven om zelf de wapens te smeden die ze nodig hebben om te worden wat ze willen zijn, en om de wereld te bouwen waar ze voor kiezen.

Grégory Dolcimascolo, Cécile Gorré, Claudine Leonet

Het volledig interview kun je lezen op de website van het tijdschrift Lava:

https://lavamedia.be/de-revolutionaire-inspiratie-van-de-freinetpedagogie/

Laurence De Cock is een Franse essayiste en historica. Ze is leraar in een lyceum in Parijs en doceert aan de Universiteit Paris Cité. In november 2022 publiceerde ze het boek Une journée fasciste, Célestin et Elise Freinet, pédagogues et miltants, uitgegeven door Agone.

Zaterdag 18 november: zes uren voor de democratische school (Brussel)

Kennismaking met Freinet en de Freinet-pedagogie 

Inkijk in de basisprincipes, de visie van Freinet zelf en hoe het er vandaag in de praktijk aan toe gaat in het Freinet-onderwijs en de Freintbeweging.

Met Luc Heyerick, expert in Freinetonderwijs, voorzitter van Keerpunt Secundaire Freinetschool, samen met leerkrachten en leerlingen uit het freinetonderwijs.

Informatie en inschrijvingen: zes uren voor de democratische school