Het inschrijvingsysteem dat wij voorstellen werkt idealiter in de context van één openbaar schoolnet. De verschillende netten bemoeilijken de door ons gewenste toepassing omdat ze een zekere mate van concurrentie in stand houden, waarvan we weten dat het schadelijk is voor de strijd tegen ongelijkheid. In een ideale wereld zouden er geen concurrerende netten zijn en zou ons voorstel geoptimaliseerd zijn. Toch hebben wij ervoor gekozen de uitvoering ervan voor te stellen in een wereld waar netten wel degelijk bestaan. Waarom?
In België zijn onderwijsnetten een oud verhaal. Sinds de onafhankelijkheid van het land is het beginsel van “vrijheid van onderwijs” vastgelegd in de Grondwet. Men vergeet het vaak, maar de wil om dit principe te verdedigen was een van de elementen die de dominante Belgische bourgeoisie ertoe bracht te breken met de Nederlandse macht die deze richting niet insloeg. Deze “vrijheid” werd in hoge mate opgeëist door de Katholieke Kerk, die een monopolie wou op de vorming van toekomstige volwassenen. Zij wist dat de jonge Belgische Staat in het begin nauwelijks middelen had om scholen op te richten. In het begin waren de meeste scholen katholiek, soms gesubsidieerd door de overheid, andere door rijke families.
Naarmate het onderwijs zich verbreidde, namen de spanningen tussen de seculiere en katholieke stromingen toe. Om ideologische redenen (de opkomst van het nationalisme in Europa), maar ook om de toekomstige arbeidskrachten klaar te stomen die de bourgeoisie nodig had, ontstond er een modernistische stroming die het onderwijs van alle jongeren wou controleren en de “vrijheid van onderwijs” beperken. De seculiere wereld was het doorgeefluik van deze stroming, waartegen de katholieke wereld zich verzette. Dit leidt tot sterke spanningen die zich uitkristalliseerden in twee “schooloorlogen”. De eerste schoolstrijd vond plaats tussen 1879 en 1884 wanneer de liberale regering het openbaar lager onderwijs wou veralgemenen. De tweede woedde tussen 1954 en 1958 wanneer men het secundair, en met name technische, openbaar onderwijs wou uitbouwen. De coalitieregering van socialisten en liberalen kreeg af te rekenen met door de katholieke stroming georganiseerde massabetogingen. In beide gevallen mondde de “schoolstrijd” uit in een compromis dat de uitbouw van openbare scholen mogelijk maakte en de financiering van katholieke scholen verhoogde.
De laatste “schoolstrijd” resulteerde in het “Schoolpact” in 1959. Het vrij onderwijs (vooral katholiek, maar ook andere confessionele scholen of vrijzinnige instellingen zoals ULB en VUB) werd financieel grotendeels behandeld als het openbaar onderwijs. De lonen van het schoolpersoneel (die meer dan 85% van het onderwijsbudget vertegenwoordigen) zijn in alle netten dezelfde. In het Franstalig onderwijs zijn er nog verschillen in de werkingsmiddelen terwijl deze lat in Vlaanderen 15 jaar geleden gelijk werd gelegd. Het (vrij en officieel) gesubsidieerd onderwijs moet een deel van de investeringen zelf dragen (in tegenstelling tot het Gemeenschapsonderwijs) maar de gemeenten, provincies en de privaatrechtelijke inrichtende machten zijn eigenaar van een gebouwenpatrimonium dat grotendeels door de Staat is betaald.
Het Schoolpact heeft dus een dubbel effect gehad. Enerzijds heeft het het bestaan van de netten verstevigd. Anderzijds heeft het de verschillen tussen de netten geleidelijk verminderd. Verloning van het personeel, eindtermen (minimumdoelen), regels bij de inschrijvingen, kwaliteitscontrole door de Inspectie … zijn dezelfde voor alle netten. Kortom, we zijn in een paradoxale situatie beland waarin er bijna geen verschil is tussen de netten, maar waarin hun bestaan nog altijd bijna onmogelijk in vraag kan worden gesteld.
In deze omstandigheden lijkt het ons niet redelijk om te wachten tot er één openbaar net is alvorens een voorstel uit te werken voor een inschrijvingsbeleid dat in alle netten en alle scholen de sociale mix bevordert. Ons voorstel houdt dus rekening met het bestaan van confessionele scholen.
Ons voorstel van inschrijvingssysteem houdt niet in dat een school wordt opgelegd. Een school wordt enkel aangeboden met garantie op een plaats in een vlot bereikbare en sociaal gemengde school voor de ouders die het voorstel aanvaarden. De vrije schoolkeuze wordt niet afgeschaft. Enerzijds omdat onze Grondwet de vrijheid van onderwijs en dus het bestaan van netten verankert. En omdat een wijziging van de Grondwet lange debatten en een tweederdenmeerderheid zou vergen wat in de feiten zou betekenen dat elke evolutie voor lange tijd geblokkeerd zou worden. Anderzijds hebben de geschiedenis van ons onderwijs en de schoolstrijd ervoor gezorgd dat de cultuur van vrije keuze diep geworteld is in de mentaliteit. Terwijl deze vraag in vele landen niet aan de orde is, koesteren de Belgen keuzevrijheid als hun oogappel. Daarom vinden wij het interessanter om het debat op een ander vlak te voeren. Laten zien dat het mogelijk moet zijn vrije keuze te combineren met het streven naar meer gelijkheid. Deze vrijheid moet daarom worden gecombineerd met het streven naar sociale diversiteit. Wij geloven dat ons voorstel deze uitdaging kan aangaan.