Als het gaat over kansengelijkheid of billijkheid in het onderwijs, dan wordt de invoering van een gemeenschappelijke stam van kleuterschool tot derde middelbaar, zoals die is voorzien in het “Pacte d’excellence” in het Franstalig onderwijs, regelmatig voorgesteld als de grote doorbraak. Ovds heeft het idee van een verlenging van de gemeenschappelijke stam altijd ondersteund, juist omdat die een noodzakelijke voorwaarde is voor kansengelijkheid of billijkheid. Zoals de grafiek hieronder aantoont, is het inderdaad zo dat hoe uitgesprokener de tracking is in een onderwijssysteem – dit wil zeggen hoe vroeger de leerlingen worden opgesplitst in onderwijsvormen en studierichtingen en hoe groter de proportie is van leerlingen die “uitvallen” uit de A-stroom – hoe groter de sociale ongelijkheid is binnen dit systeem. Zo kunnen we bijvoorbeeld constateren dat geen enkel onderwijssysteem met een trackingindex groter dan 1.5 een ongelijkheidsindex kleiner dan 1 heeft.
Grafiek nr. 1 – Tracking en sociale ongelijkheid op school
op basis van de gegevens van PISA-2018 (Hirtt, 2020, p. 12)
De invoering van de gemeenschappelijke stam mag dan een noodzakelijke voorwaarde zijn voor kansengelijkheid of billijkheid, voldoende of toereikend is ze niet. Als de meerderheid van de onderwijssystemen met een minder uitgesproken tracking billijk of rechtvaardig zijn, dan is dat omdat ze tegelijkertijd weinig speelruimte geven aan de marktlogica en zo binnen de schoolmuren een sociale mix weten te handhaven. De tweede grafiek geeft die realiteit visueel weer. De meest egalitaire onderwijssystemen, en die herkennen we als de kleine cirkels in de grafiek, combineren een strenge regulering van de schoolmarkt met een zwakke tracking. Alleen maar de gemeenschappelijke stam invoeren zal dus niet volstaan om kansengelijkheid of billijkheid tot stand te brengen. Het voorbeeld van het Roemeense onderwijs (ROM) is in dit opzicht veelzeggend: ondanks de zwakke tracking is dit aantoonbaar geen billijk onderwijssysteem, dit als gevolg van de marktmechanismes die typisch zijn voor dit systeem en die de segregatie aandrijven.
Grafiek nr. 2 – Ongelijkheid in functie van schoolmarkt en tracking op basis van de gegevens van PISA-2018 (Hirtt, 2020, p. 13). De grootte van de cirkels is in functie van de schoolse ongelijkheid.
Het fenomeen dat we hier aanschouwen is allesbehalve mysterieus: wanneer men in een onderwijssysteem een gemeenschappelijke stam invoert zonder eerst de marktlogica aan banden te leggen, dan kan die gemeenschappelijke stam uiteindelijk alleen maar een “theoretische” constructie zijn. In de praktijk zullen leerlingen, omwille van de blijvende segregatie tussen rijke en arme gettoscholen, niet hetzelfde curriculum volgen en ongelijke resultaten behalen. Op die manier verhult de “officiële” gemeenschappelijke stam een feitelijke tracking die het gevolg is van de sociaal ongelijke samenstelling van de schoolpopulaties.
Dat is de reden waarom wij als Ovds onze twijfels hebben bij de baten die men voorspiegelt en verwacht van de invoering van enkel de gemeenschappelijke stam in het Franstalige onderwijs. Om van die gemeenschappelijke stam een goedwerkend iets te maken, zou men in de scholen eerst, een sociale mix tot stand moeten brengen, o.a. door een inschrijvingsbeleid vanaf de basisschool zoals Ovds voorstelt. Bovendien zou men de gemeenschappelijke stam moeten afsplitsen van het hoger middelbaar onderwijs. Doet men dat niet, dan zullen ouders in hun zoektocht naar een middenschool – anticiperend – eerder de voorkeur geven aan instellingen die aansluiting bieden op bepaalde studierichtingen en/of opties in de hogere jaren. In de huidige situatie zou dit de sociale en academische segregatie feitelijk nog versterken, zelfs na implementatie van ons voorstel tot inschrijvingsbeleid, want dit zou een groter aantal ouders ertoe kunnen aanzetten de hun toegewezen school te weigeren. Op termijn moet de splitsing tussen de gemeenschappelijke stam en het hoger middelbaar geografisch van aard zijn, maar om te beginnen zouden we, om praktische redenen (een geleidelijke herbestemming van de schoolgebouwen, enz.) en als overgangsmaatregel, enkel een administratieve splitsing kunnen doorvoeren. Om de gemeenschappelijke stam echt te laten renderen, zou men ook de omkadering moeten versterken, dit wil in de eerste plaats zeggen het aantal leerlingen per klas verminderen en daarbij prioriteit geven aan de eerste jaren van het onderwijs. Dit om aan alle kinderen de gelegenheid te bieden om een positieve band met de school op te bouwen en om een goede start te nemen bij het begin van hun opleiding, beide voorwaarden om iedereen de ambitieuze intellectuele bagage te kunnen meegeven die op het programma zou moeten staan van een echte gemeenschappelijke stam.
Onderteken om ons initiatief te ondersteunen !
Terugkeren naar de gedetailleerde weergave van ons voorstel
Referenties