Sinds de vluchtelingencrisis in Oekraïne staat meertalig lesgeven op scholen hoger op de agenda in Vlaanderen. Nochtans vormde het omarmen van de variatie aan thuistalen in de klas en in de wereld altijd al een grote meerwaarde om tot het leren van een nieuwe taal te komen. Instructies geven in de thuistaal van leerlingen of in een andere taal dan het Nederlands, verhoogt de motivatie en kan sterk bijdragen tot het leren in het algemeen.
De kracht van meertaligheid krijgt in steeds meer scholen expliciete aandacht. Dat gebeurt vaak op een organische manier, aandacht voor meertaligheid is (nog) niet structureel ingebed in de curricula en wordt zelden weerspiegeld in de instructietaal. Op een aantal scholen in Vlaanderen wordt ook CLIL-onderwijs aangeboden. CLIL of voluit ‘Content and Language Integrated Learning’, betekent dat je een andere taal dan het Nederlands gebruikt als instructietaal. CLIL is verwant aan TOL, ‘taalontwikkelend lesgeven’, een kader en aanpak van waaruit scholen leerlingen met (taal)leerbehoeften proberen te ondersteunen en dat zeker goed inzetbaar is bij meertalige leerlingen.
Ook CLIL biedt heel wat mogelijkheden voor meertalige leerlingen – maar evengoed voor leerlingen die thuis Nederlands spreken. Uit onderzoek blijkt dat leerlingen dankzij CLIL hun kennis van een taal en inhoud op een efficiënte manier kunnen verbeteren. Doordat CLIL-leerlingen tezelfdertijd verschillende talen aan het leren zijn, scherpen ze hun inzicht in taalstructuren aan. Dit laat hen toe sneller vorderingen te maken in de CLIL-taal, maar ook in de beheersing van het Nederlands. Door de taakgerichte aanpak met een nadruk op lesmaterialen met veel context, functionaliteit en interactie, bevordert CLIL ook de motivatie en sociale vaardigheden van leerlingen. Er is bovendien een impact op het metalinguïstisch bewustzijn van leerlingen en ook op de zelfsturing van leerlingen, zelfs als ze niet bewust en expliciet voor CLIL kiezen.
Tal van voordelen dus, maar toch kiezen niet alle scholen voor CLIL. In de praktijk blijken met name scholen buiten de grootstedelijke context en scholen met een aanbod binnen de doorstroomfinaliteit voor CLIL te kiezen, en dat zijn net de scholen waar relatief gezien minder meertalige leerlingen schoollopen. Een van de redenen waarom er niet meer scholen zijn die voor CLIL kiezen, is waarschijnlijk dat er best wel wat voorwaarden zijn waaraan scholen moeten voldoen wanneer ze CLIL-onderwijs willen aanbieden:
- Er moet verplicht een parallel Nederlandstalig traject voorzien worden;
- De lessen kunnen alleen in het Frans, Engels of Duits plaatsvinden;
- CLIL neemt maximaal 20 procent van de onderwijstijd in. De lessen Engels, Frans en Duits vallen daar niet onder, maar levensbeschouwelijke vakken, stages en CLIL-uren binnen het complementair gedeelte wél.
Deze strikte voorwaarden zorgen ervoor dat het niet voor elke school mogelijk is om een volledig CLIL-traject op te bouwen. Toch zou het voor álle meertalige leerlingen mogelijk moeten zijn om te profiteren van een CLIL-aanpak, waarbij ze bepaalde onderwerpen kunnen bestuderen, bespreken en onderzoeken in andere talen dan het Nederlands. De vraag is dus: hoe kan een school CLIL (en de voordelen ervan) implementeren zonder ook per se volledig officieel en administratief een CLIL-school te (moeten) worden? Kan je een projectmatige CLIL-aanpak zinvol implementeren zodat leerlingen er zoveel mogelijk aan hebben op het vlak van taal, inhoud en metacognitie? Tijd om het CLIL-verhaal te herdenken naar de samenleving anno 2022!
Ons onderzoek
Vorig academiejaar voerden we vanuit de lerarenopleidingen van de AP Hogeschool (Antwerpen) een pilootproject uit in een superdiverse secundaire school in Vlaanderen, waar bijna 50 verschillende nationaliteiten en moedertalen aanwezig zijn. Zo wilden we te weten komen wat de impact van een CLIL-project op kleine schaal kan zijn op een diverse en meertalige school, een context waar CLIL tot nu toe amper of niet voorkomt. In deze school werd al zeer projectmatig gewerkt, waarbij leraren sterk inzetten op lessen die nauw aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen. Ideaal dus om een projectmatige CLIL-aanpak te ontwikkelen.
Voor dit project verzamelden we zowel kwalitatieve als kwantitatieve data. Twee studenten uit de lerarenopleiding secundair onderwijs werkten mee om lessen te geven in het kader van hun bachelorproef. Ze combineren allebei een taalvak met een zaakvak. 26 leerlingen uit het tweede jaar secundair onderwijs kregen economie en biologie in het Engels. Van de groep leerlingen waren er slechts drie eentalig Nederlandstalig; de andere leerlingen waren allen meertalig, met in totaal 21 verschillende thuistalen. De leerlingen hadden nooit eerder een CLIL-les gekregen.
We namen gestructureerde interviews af van de betrokken leerkrachten en directies. De lessen van de betrokken studenten werden integraal gefilmd en geanalyseerd. Na de lessen werden de leerlingen bevraagd aan de hand van vragenlijsten. De focus van de vragenlijsten lag op de vraag of een korte CLIL-interventie de (zelfgerapporteerde) motivatie voor taal en inhoud zou versnellen, met name bij meertalige leerlingen en bovendien zonder een volledig CLIL-traject op te bouwen. Enkele conclusies uit de bevragingen:
- De betrokken leerlingen gaven aan dat zij de CLIL-lessen in het algemeen “leuker” vonden dan ofwel een les Engels als vreemde taal ofwel een vakles in het Nederlands.
- Bovendien vond 70% van de bevraagde leerlingen de les “superzinvol” met mogelijk een positieve impact op motivatie en geloof in eigen kunnen (self-efficacy).
- Meer dan 67% van de bevraagde leerlingen vond het fijn om de les in het Engels te krijgen. Les krijgen in een vreemde taal zou dus een positieve invloed kunnen hebben op de motivatie van de leerlingen.
- Ruim 80% van de leerlingen vond het leuk om naar een leerkracht te luisteren die Engels sprak. Een vakles krijgen in een vreemde taal hoeft dus geen drempel te zijn om actief les te volgen, integendeel.
- 63% van de leerlingen vond dat ze actief aan de slag konden gaan tijdens de lessen.
Het gaat hier echter over veel meer dan louter een “leuke” manier van lesgeven. CLIL stond lang bekend als een didactiek voor cognitief sterke leerlingen met een goede kennis van het Nederlands. Maar volgens onze eerste resultaten heeft CLIL een groot leerwinstpotentieel voor álle leerlingen. Een van de leraren in opleiding die aan het project deelnam, vertelt daarover: “We maken de lessen interactief en speels, en dat heeft een impact op de intrinsieke motivatie van de leerlingen, hun gevoel van autonomie, verbondenheid en competentie tijdens de les.” CLIL is dus een veelbelovende en rijke bron van motivatie en verbondenheid die niet alleen beschikbaar mag zijn voor leerlingen in officiële CLIL-scholen.
Een nieuwe visie op CLIL
De resultaten van ons kleinschalige casestudieonderzoek bieden een aantal aanknopingspunten om de huidige CLIL-aanpak te hertalen naar het hedendaagse onderwijs. Hoe kunnen we CLIL toegankelijker maken?
- Projectmatige aanpak: CLIL zou een optie moeten worden voor meer leerlingen, zonder dat een school per se een officiële CLIL-school moet zijn. Dat kan door projectmatig met CLIL aan de slag te gaan.
- Curricula onderzoeken: In plaats van een verplicht parallel Nederlandstalig traject te eisen, is het zinvol om na te gaan in de eindtermen en leerplannen welke onderwerpen standaard op een meertalige manier aangeboden kunnen worden.
- Lesmateriaal beschikbaar stellen: Om een CLIL-project te implementeren is het waardevol om leraren te ondersteunen met kant-en-klaar CLIL-materiaal dat beschikbaar wordt gesteld in de vorm van projectmatig opgebouwd lesmateriaal. Leerkrachten kunnen dit materiaal aanpassen en aanvullen waar nodig; de basis is al aanwezig.
- Uitbreiden naar andere talen: CLIL is in Vlaanderen momenteel alleen toegestaan in het Engels, Frans en Duits. Andere talen zijn in onze meertalige samenleving nochtans niet minder relevant en een projectmatige CLIL-aanpak kan ruimte bieden om andere talen structureel in te bedden in scholen en meertalige leerkrachten aan te trekken.
- CLIL in de lerarenopleiding: Door met duale (inhouds- en taal)doelen te werken, kan je samen efficiënter aan de slag gaan en de verbondenheid van het lerarenteam verhogen. Het is een grote meerwaarde om, zoals bijvoorbeeld aan de AP Hogeschool gebeurt, een CLIL-optie aan te bieden aan leraren in spe die een taal combineren met een ander inhoudsvak (zoals Engels en biologie).
Tot slot
Het onderzoek dat we in dit artikel hebben besproken was beperkt. Er zal dan ook nood zijn aan verder onderzoek en beleidswerk om dit verder te ontwikkelen. Tal van studies wijzen echter uit dat meertaligheid een superkracht is, die we in ons onderwijs nog onvoldoende structureel benutten. Dat hoeft trouwens allerminst te betekenen dat de waarde of rol van Nederlandstalig onderwijs vermindert – wel integendeel. De ervaring en expertise van de collega’s Nederlands, de NT2-leerkrachten en de lesgevers die TOL structureel inzetten, zijn net essentieel om deze visie uit te rollen. Laten we daarom de handen in elkaar slaan en op een brede manier naar meertaligheid, instructietalen en de verhouding tot het Nederlands kijken. Het zal de leerlingen en onze samenleving alleen maar ten goede komen.
Joanna Britton, Eva Faes, Stephen Hargreaves
Joanna Britton is onderzoeker meertaligheid aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen en aan de lerarenopleidingen aan de AP Hogeschool Antwerpen.
Eva Faes is lector taal en meertaligheid & onderzoeker aan de lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs van de AP Hogeschool.
Stephen Hargreaves is lector Engels, didactiek, onderzoek & design thinking, verbonden aan de lerarenopleiding secundair onderwijs van de AP Hogeschool.
Dit artikel konden we overnemen uit Fons, 18 (november 2022), het tijdschrift voor didactiek Nederlands https://tijdschriftfons.be