Ruth Lasters: “Literaire schoonheid zit in elk van ons. Ook bij bso-leerlingen” (interview door Jeroen Permentier)

Facebooktwittermail

Nieuws uit Antwerpen-boekenstad. De stadsdichters nemen in navolging van Ruth Lasters collectief ontslag. De stad had het gedicht ‘Losgeld’ van Lasters, geschreven samen met leerlingen uit het beroepsonderwijs, geweigerd. Het gedicht zou niet verbindend genoeg zijn. Zo komt, minstens voorlopig, een einde aan de traditie van de stad die sinds 2003 een dichter als luis in de pels het woord geeft.

Ruth Lasters laat het er niet bij zitten. Het moet een hele tijd geleden zijn dat een stadsgedicht op zoveel plaatsen te lezen en te horen geweest is als Losgeld. Lasters maakte haar gedicht samen met beroepsleerlingen van de Spectrumschool in Borgerhout. Het gedicht pleit ervoor de school niet langer in te delen in A en B-leerlingen, en het woord ‘intelligent’ niet langer enkel voor boekenwijsheid te gebruiken, maar ook voor praktisch vernuft. Of zoals de dichters het zelf zeggen:

“En wie is nu het slimst, iemand die weet waar de Aconcagua ligt

(vraag uit De slimste mens ter wereld) of wie het hele stroomschema kan tekenen

en uitvoeren voor een schoolkeuken, het Sportpaleis, Wetstraatvergaderzalen?

Iemand die weet hoeveel een flamingo weegt of iemand die een tillift kan bedienen

zonder dat de bomma valt op koude tegels voor het licht uitgaat?”

Ons gesprek vindt plaats op een podium. Het Masereelfonds heeft Ruth Lasters uitgenodigd als inspirerende opener voor een denk-avond rond onderwijs in De Peperfabriek (Antwerpen).

Een goede keuze zo blijkt. Ruth Lasters maakt een hartstochtelijk pleidooi voor de creatieve kracht van leerlingen in het beroepsonderwijs, en tegen het stigma dat hen steeds weer wordt toebedeeld. Maar eerst poëzie. Voor ons gesprek draagt Ruth haar, uitstekende, nieuwe gedicht Omerta voor. In haar nieuwe bundel komt dat tegenover Losgeld te staan.

Bedankt voor het mooie gedicht. Omerta gaat over de kracht van woorden.

Ruth Lasters: “Het gaat over de scherpte van woorden, en over hoe de ander soms niet door heeft hoe steeds hetzelfde herhalen tegen iemand enorm denigrerend kan zijn. Ik denk dat we allemaal wel voorbeelden kennen uit ons eigen leven en onze eigen jeugd. Daar wilde ik altijd al iets mee doen, en dat heb ik nu een beetje aangepast aan Losgeld.”

Je had het gedicht al geschreven voor de ophef rond Losgeld begon.

Ruth Lasters: “Klopt. Ik heb het aangepast omdat ik een inleiding nodig had bij het gedicht Losgeld in de bundel. ‘Laagopgeleid’ en ‘kansarm’ vind ik enorm denigrerende woorden. Met taal kan je liefdesgedichten schrijven en de schoonheid en de zachtheid bezingen. Maar het is een mes dat aan twee kanten snijdt. Taal kan ook snoeihard zijn.”

Hoe ben je tewerk gegaan om Losgeld met de leerlingen te schrijven, wat is de rol van jou als begeleider en van hen?

Ruth Lasters: “Toen ik stadsdichter werd wilde ik iets doen vanuit mijn hele persoon. Ik wilde niet alleen mooie verzen schrijven over de Kathedraal van Antwerpen en het Centraal Station, al vind ik dat magnifieke gebouwen. Ik wilde ook mijn maatschappelijk engagement als leerkracht verweven, en het is evident dat ik met beroepsleerlingen wilde werken, omdat ik mij al jarenlang erger aan het feit dat de leerplannen in het bso worden beperkt tot functionele taalvaardigheid. Daar heb ik al veel over geschreven in De Standaard. In de leerplannen van het aso zijn de emotieve tekstsoorten zoals poëzie verplicht, in het bso zijn die beperkt tot functionele taalvaardigheid. Zo elitair. Alsof beroepsleerlingen niet in staat zouden zijn om te werken met emotieve tekstsoorten. Literaire schoonheid en scheppingskracht zitten in elk van ons.”

“Ik hoor leerlingen altijd maar zeggen dat ze zich ‘maar bso’ers, tso’ers of kso’ers’ noemen. ‘Mevrouw, ik ben dom want ik zit maar in het bso.’ Als ik dat hoor dan wil ik daar iets mee doen. Dus ik heb dat thema op tafel gegooid. Ik heb natuurlijk eerst een klasgesprek gedaan, zodat iedereen akkoord was om dit samen te doen. Ik heb een structuur gegeven, en we zijn als groep beginnen schrijven.”

“Ik wilde dat zij de intelligentie van hun eigen vak onder woorden brachten. Bijvoorbeeld  zo’n distrubutieriem, of de bouten van de nokkenas. Ze hebben het mij 5 keer moeten uitleggen, want ik kon dat niet vatten met mijn eigen aso-achtergrond. Ik zou het nog altijd niet helemaal kunnen uitleggen, maar het was tof om hen erover te horen vertellen. De vernuftigheid van hun vakdomein vond ik zo knap.”

“Het gedicht gaat eigenlijk over het loskopen van het woord ‘intelligent’, dat altijd wordt gebruikt voor feitenkennis, de cognitie. We zijn nu een Losgeldcampagne aan het voeren en we hebben eisen aan de minister van Media over ‘De Slimste Mens’. Ofwel wordt de titel veranderd, ofwel moeten er ook praktische proeven komen, zodat de slimste mens een allrounder is. Het aansluiten van een lamp, of het lassen van draden. Als je dan toch de slimste mens zoekt, dan moet het ook over praktijk gaan, vind ik.”

Ik vond het een verbindend gedicht. De reactie van Nabilla Ait Daoud, Antwerps schepen van cultuur, is dat het niet verbindend is.

Ruth Lasters: “Ja, dat vind ik eigenlijk heel straf. Het is een gedicht tegen discriminatie, dat is toch per definitie verbindend?”

“Volgens mij is het probleem dat we het woord ‘Vlaanderen’ in een negatieve context plaatsen. ‘Straks vraagt gij, Vlaanderen, nog losgeld voor het woord intelligent’. De aanval op het heilige woord ‘Vlaanderen’ is het probleem. Ze verwijten mij dat het een politiek gedicht zou zijn. Dat is niet zo bedoeld, maar hun reactie is heel politiek.”

Waarom is het belangrijk om iemand die misschien heel zijn leven met zijn handen gaat werken ook die oefening te geven in poëzie?

Ruth Lasters: “Als je iemand zijn creativiteit leert ontginnen, of het nu in de keuken is of met het woord of in muziek, dan geef je een goed beschermingsmechanisme tegen bijvoorbeeld neerslachtigheid. Creativiteit is een overlevingsmechanisme. Dat heeft elke mens in zich maar soms is het nodig dat een leerkracht dat aanboort. In het aso, maar ook bij beroepsleerlingen. Het maakt je weerbaar voor de rest van je leven als je je scheppingskracht ontdekt. En scheppingskracht bezitten beroepsleerlingen absoluut.”

“Creativiteit is iets universeel. Beroepsleerlingen hebben bijvoorbeeld vaak rapteksten in hun hoofd. Dat is een goede insteek als je rond taal en literatuur wil werken. Rapteksten zijn taalkundig zo rijk, en vaak zijn er in een klas wel één of twee mensen die zelf rappen. Dat is pure literatuur, en helemaal niet ver van hun bed.”

Tegelijk zal dat ook moeilijk zijn. Je zal misschien gezag moeten gebruiken.

Ruth Lasters: “Ik geloof niet in een autoritaire aanpak. Ik denk dat je gebruik moet maken van je empathisch vermogen, en van mijn overlevingsmechanisme als leraar, humor. Als je die twee met elkaar vermengt, en je maakt het gezellig in de klas, dan krijg je een vertrouwensband.”

Je werkt intussen in het Kunstsecundair onderwijs (kso). Het creatieve is daar vanzelfsprekender.

Ruth Lasters: “Ik wilde helemaal niet weg uit de Spectrumschool, ik heb daar 14 jaar graag gewerkt. Maar mijn uren vielen weg en ik ben op de Kunsthumaniora gaan werken. Dat was even wennen na 14 jaar. Kso’ers lijden ook erg onder het stigma. Kso wordt ook gezien als ‘maar kso’, ook daar heb je de val van de zogezegde piramide.”

“Ze hebben kunstvakken, en ze zijn er veel mee bezig. Sociaal-economisch komen ze uit een meer bevoorrecht milieu, en eerlijk gezegd is dat het enige verschil dat ik voel. De ouders van mijn leerlingen in de Spectrumschool waren aan het struggelen met hun primaire leefomstandigheden. In de Kunsthumaniora zijn ze economisch gezien vaak meer bevoorrecht.

Voor de rest zijn jongeren jongeren. De ene moet heel zijn leven ploeteren om in het midden te geraken, de andere begint in een vergulde wieg. Als leerkracht zie je dat, en dat houdt je bezig.”

Afbeelding met persoon, vloer, gordijn Automatisch gegenereerde beschrijving

Ruth Lasters in gesprek met Jeroen Permentier. Foto: Leen Van Waes, Masereelfonds.

Leraar is ook een moeilijk beroep. Jij schreef een mooie roman, VIN, over een jonge leerkracht en waar ze tegenaan loopt.

Ruth Lasters: “Ja, het is een moeilijk beroep, anders was er geen lerarentekort. Ikzelf ben helemaal geen natuurtalent als leerkracht. Ik heb alles moeten leren, en daar gaat die roman over. Ik had totaal geen klasmanagement, een gigantisch tuchtprobleem. De mensen in mijn school gaven mij het gevoel dat ik zelf het probleem was.”

“Ik was 22 jaar, nogal logisch dat ik het toen niet aankon, maar het heeft wel lang geduurd voor ik mijzelf vergeven heb. Als ik nu een leerkracht van 22 jaar zie ga ik ernaar toe en dan zeg ik: ‘ik heb alles meegemaakt in het onderwijs en het gaat nog altijd niet perfect. Als er iets is, blijf er niet mee zitten. Kom praten, en wees een beetje mild voor jezelf.’ Dat had ik zelf willen horen als jonge leerkracht.”

Jeroen Permentier 

Dit interview verscheen eerder in “De Wereld Morgen”.

Meer informatie over Losgeld, en materiaal om er zelf mee in de klas te werken, vind je op www.losgeld.be.

Naar aanleiding van Losgeld loopt ook een petitie die meer respect eist voor praktisch geschoolden en de afschaffing vraagt van de benaming A- en B-stroom in het onderwijs.

De Losgeldcampagne verzamelt ook persoonlijke getuigenissen over de gevolgen van ons piramidale onderwijssysteem. Bezorg ze via allemaalajeugd@gmail.com.

Lees ook: 

“Losgeld”, protestgedicht van Ruth Lasters over onderwijs 

Interview over onderwijspraktijk met Ruth Lasters door Peter De Koning “We hebben meer zelfmildheid nodig”

Bespreking (door Peter De Koning) van de roman “Vin” van Ruth Lasters 

Hoe ‘dichter des vaderlands’ Charles Ducal een klas van toekomstige bouwvakkers in Henegouwen aan het dichten brengt