Waarom de bindende instapproef voor de lerarenopleiding geen goed idee is

Facebooktwittermail

De bindende instapproef voor de lerarenopleiding zoals voorgesteld in het rapport Brinckman zal niet leiden tot een hogere kwaliteit van de in- en uitstroom, maar zal de instroom doen verkleinen en verschralen en uiteindelijk de zo noodzakelijke diversifiëring van de opleiding vertragen.

In een (online) opiniestuk over de niet-bindende instapproef voor de lerarenopleiding schreef ik in september 2017 het volgende.

“Dit jaar hebben minder studenten zich ingeschreven voor de lerarenopleidingen. Directeurs wijten dit aan de niet-bindende instapproef, die vanaf dit jaar ondanks haar niet-bindend karakter wel verplicht is en (o wee) een drietal uur in beslag neemt. Dit zou kandidaat-studenten afschrikken. Is dit ja dan neen een goede zaak voor het onderwijs?

Laat ons dit even beschouwen vanuit utilitair oogpunt. Uit verschillende bronnen vernemen we dat het kennisniveau van bachelors die uitstromen uit de lerarenopleiding op meer dan een vlak te wensen overlaat.[1] Wat we willen, is een uitstroom van hogere kwaliteit. Door middel van de instapproef kunnen we het kaf van het koren scheiden. Dit krikt het algemene niveau van de studenten op. Dus zal een grotere proportie van de studenten slagen voor de lerarenopleiding. De gemiddelde kwaliteit van de uitstroom zal stijgen. Ik parafraseer nu de aannames die onder meer minister Crevits lanceerde in het nieuws. Die aannames wachten uiteraard nog op staving. Mijn hoop is dat de media aan het einde van dit academiejaar niet vergeten om deze hypotheses te toetsen aan de realiteit.

Nu dezelfde kwestie vanuit inclusief of sociaal oogpunt. Uit onderzoek blijkt dat instapproeven voor veel jongeren de drempel tot het hoger onderwijs verhogen, zelfs als ze niet bindend zijn. Die instapproef heeft dus een afschrikkend effect. Vaak zijn het jongeren uit de lagere sociale klassen die zich laten afschrikken. Met deze instapproef ontnemen we dus kansen aan jongeren die we vanuit het gelijkheidsbeginsel net meer kansen willen geven. Vanuit dit inclusieve oogpunt heb ik een eerste probleem met de utilitaire benadering hierboven, want in ons streven naar meer kwaliteit in het onderwijs gaan we groepen kwetsbare jongeren uitsluiten van de lerarenopleiding.

Sociale verschillen of ongelijkheden zijn enkel aanvaardbaar indien ze voor de maatschappij als geheel tot meer gelijkheid en vooruitgang leiden. Laat ons, gelijkheidsfilosoof John Rawls en de Verklaring van de rechten van de mens indachtig, van dit principe uitgaan. Is dat hier het geval? Het antwoord is ja en neen. Uiteraard is het voor alle leerlingen, en zeker ook voor de zwakkere, een goede zaak wanneer de algemene kwaliteit van het lerarenkorps stijgt. Ook de zwakkere leerlingen zullen er wel bij varen indien er beter beslagen leerkrachten op de klasvloer staan. Maar, zoals hierboven al gezegd, is het nog de vraag of de instapproef effectief tot beter beslagen leerkrachten zal leiden, want de opleiding op zich verandert niet.

Bovendien is ons onderwijssysteem, zoals wij bij Ovds niet ophouden te herhalen, een van de meest ongelijke en onrechtvaardige in de wereld. Het is de perfecte meritocratische machine om de bestaande maatschappelijke verhoudingen te reproduceren, om ons met zijn allen in het voor ons voorbestemde maatschappelijke hokje te laten blijven trappelen. De instapproef is de zoveelste maatregel die hiertoe bijdraagt. Niet meer en niet minder.

De vraag die mij intussen niet loslaat is de volgende: hoe kunnen we leerkrachten van hoge kwaliteit afleveren zonder groepen uit te sluiten? Hoe kunnen we in de lerarenopleiding iedereen aan boord houden terwijl we de lat hoog genoeg leggen? Wat mij brengt tot de pragmatische benadering. Pragmatisch in de zin van: we zoeken voor ons probleem een praktische oplossing die verzoenbaar is met onze uitgangspunten. Hoe kunnen we betere leerkrachten afleveren zonder groepen uit te sluiten? Hoe kunnen we sleutelen aan een beleid dat tegelijkertijd inclusief is en efficiënt voor het onderwijs? Een mogelijke maatregel is de verlenging van de lerarenopleiding met een jaar. Dit creëert tijd en ruimte om te werken aan een grondiger kennis en betere pedagogische vaardigheden van toekomstige leerkrachten. Ook een betere begeleiding van de leerkrachten-in-spe en gedifferentieerde opleidingstrajecten zouden daartoe kunnen bijdragen”.[2]

Deze argumentatie blijft actueel, nu het rapport Brinckman pleit voor een bindende instapproef voor de lerarenopleiding. Het rapport gaat hierbij uit van volgende redenering, en ik parafraseer: het invoeren van een instapproef zal leiden tot het verhogen van de kwaliteit van de instroom en dus van de opleiding zelf, wat dan als vanzelf zal leiden tot het aantrekkelijker worden van het beroep van leraar (aanbeveling 95).

Drempels wegnemen

Het argument dat ik hierboven aanvoerde in verband met het inclusiever en diverser maken van de lerarenopleiding, werd nog eens in de verf gezet door Orhan Agirdag tijdens het interview dat ik begin 2021 met hem had over zijn boek “Onderwijs in een gekleurde samenleving”.

“Initiatieven zoals Teach for Belgium slagen er wel in om heel wat gekleurde leraren aan te trekken. Waarom slaagt onze lerarenopleiding er dan niet in, om sterke gekleurde kandidaten aan te trekken? Laten we beginnen met de drempels die er zijn weg te nemen. Leraar is een gefeminiseerd beroep, meer nog in het lager onderwijs dan in het secundair onderwijs. Maar als je de facto bijna nergens als leraar kan werken als je een hoofddoek draagt? Of als je en masse de idee geeft dat je perfect talig in het Nederlands moet zijn om leraar te worden, en dat je anderstalige vaardigheden niet van tel zijn en dat niet compenseren? Dat is een probleem. Wat mij persoonlijk betreft, ik kan wel een taal meer dan mijn collega’s, en ik kan in vier of vijf journals meer artikels publiceren dankzij mijn kennis van het Turks. Dat compenseert ruimschoots de fouten die ik maak in het Nederlands en die toch worden gecorrigeerd in de taaleditor. Maar als we dat niet zien, dan sluiten de mensen zichzelf uit. Dan denken ze: ik ben niet talig genoeg om leraar te zijn. Denk ook aan de zij-instroom. Er zijn veel mensen die de capaciteiten hebben maar nooit de stap naar het beroep van leraar hebben gezet. Het is enorm belangrijk om de kandidaat-leraren niet te demotiveren. Van mentoren en van anderen krijgen ze dikwijls de idee dat ze het niet goed doen omdat ze bijvoorbeeld een lidwoordfout maken, ik zeg maar iets. Dat moet stoppen.”

Het is dus zo gek niet om te concluderen dat een bindende instapproef de toegang tot de lerarenopleiding zal bemoeilijken voor sociaal-economisch zwakkere groepen en etnische minderheidsgroepen. Zeker als die instapproef talig is. Ook in het kader van de lerarenopleiding zullen we taligheid moeten leren zien als een product van de opleiding, niet als een beginvoorwaarde. Drempels zoals het hoofddoekverbod moeten we wegruimen. Affirmatieve actie is geen optie maar een must. En waarom zoeken scholen niet proactief naar (potentiële) leerkrachten in het lokale verenigingsleven?

Ongelijke concurrentie

Iets waar het rapport Brinckman compleet aan voorbij gaat, is de maatschappelijke context van het lerarentekort. Zou het kunnen dat de mindere aantrekkelijkheid van het lerarenberoep te maken heeft met de maatschappelijke focus op marktwerking en persoonlijk (financieel) succes? Dit kwam alleszins aan bod in de webinarreeks van UCSIA in verband met het lerarentekort. In de aflevering van december 2021 stelde de onderwijsfilosoof Luc Braeckmans vast dat de maatschappelijke waardering voor leerkrachten niet in verhouding staat tot hun cruciale rol in de samenleving. Hij ziet een verband met de neoliberale tijdsgeest, die dweept met het snelle leven en die gekenmerkt wordt door kortetermijndenken en het ongebreideld laten spelen van marktmechanismen zoals concurrentie. Hou die gedachte nog even vast als je nadenkt over, onder andere, centrale toetsen, variabele verloning van leerkrachten of het afbouwen van de vaste benoeming. Alleen van het laatste is het rapport Brinckman geen voorstander.

Nu gekwalificeerde werknemers schaarser worden op de arbeidsmarkt, krijgen ook scholen het steeds moeilijker om vacatures in te vullen. Bovendien kunnen scholen in die strijd niet dezelfde middelen inzetten als bedrijven. Of vind je dat die laptop opweegt tegen de bedrijfswagen die staat te blinken op de parking?[3] Ook op dit vlak moet het onderwijs meer middelen krijgen om de juiste profielen aan te trekken, lees: een hoger loon kunnen bieden. Dit laatste kan volgens Luc Braeckmans geen langetermijnperspectief zijn, wel integendeel, want volgens hem is het moment waarop goed onderwijs in gevaar komt niet veraf meer.

De vraag is, hoe we dit in deze tijden kunnen verzoenen met de groeiplannen van de bedrijven?[4] Je kunt geen bekwaam lerarenkorps uitbouwen en goed onderwijs organiseren als je vrij baan geeft aan allesverslindende groei-economie waarin het overheidsaanbod compleet wordt uitgekleed. Uiteindelijk zullen we moeten kiezen voor wat voor ons maatschappelijk prioritair is. Hopelijk beseft iedereen wat daarbij op het spel staat.

Peter De Koning

 

Op DONDERDAG 16 juni (van 20u30 tot 22u) kun je deelnemen aan ons Ovds-webinar rond het rapport “beter onderwijs” (commissie Brinckman).

 

Voetnoten: 

  1. Lees hieromtrent de studie van Pieter Boussemaere over de kennis van leerkrachten in opleiding i.v.m. de klimaatopwarming: https://www.skolo.org/nl/2016/10/06/klimaatkennis-van-de-vlaamse-leerkracht-in-opleiding-blijft-beperkt/. Zie ook dit artikel over een onderzoek van de Katholieke Hogeschool Limburg in 2013: http://www.knack.be/nieuws/belgie/leraars-in-spe-gebuisd-voor-algemene-kennis/article-normal-85054.html.
  2. Lees hieromtrent het artikel van Hugo Van Droogenbroeck op onze website: https://www.skolo.org/nl/2014/09/25/een-toelatingsproef-voor-de-lerarenopleiding-pro-of-contra/.
  3. Let wel, dit is geen pleidooi om bedrijfswagens te geven aan leerkrachten. Ik wil gewoon laten zien wat het verschil in financiële slagkracht is tussen overheid en privésector.
  4. De Standaard, 13 januari 2022, “Vergrijzing slaat nog harder toe dan corona”. “… Die vaststelling doet Voka vrezen dat de huidige (coronagerelateerde) krapte aan kandidaat-werkenden nog maar het begin is van een veel uitgebreider, structureler tekort aan werknemers in Vlaanderen. En dat er, om de groeiplannen van de bedrijven te kunnen aanhouden, veel meer activeringsinspanningen nodig zijn, …”