100 miljoen besparingen in het onderwijs. Hoe durven ze!

Facebooktwittermail

Het onderwijs staat op een kantelmoment. De noden zijn hoog en er zijn dringend investeringen nodig. In plaats daarvan komen er besparingen. Minister-president Jan Jambon kondigde tijdens zijn septemberverklaring aan dat op onderwijs 100 miljoen euro moet bespaard worden. De zoveelste kaakslag.

Loodzware werkdruk

Vóór de coronacrisis zat het onderwijs al in grote nood. Een grootschalig tijdsonderzoek bij het onderwijspersoneel bracht aan het licht dat leraren, in tegenstelling tot de gangbare aanname, gebukt gaan onder een zeer hoge werkdruk. In het secundair onderwijs bijvoorbeeld ligt de gemiddelde werkweek van een leerkracht (berekend over een volledig kalenderjaar, vakantieperiodes inbegrepen) vier uur hoger dan de ‘normale’ 38-urenweek, met pieken van tegen de 50 uur in een gewone lesweek.

Volgens een recent onderzoek van de KU Leuven is er bij veel leerkrachten “te weinig tijd om te herstellen, waardoor de draagkracht afneemt en de draaglast nog zwaarder aanvoelt”.

Naast de gewone lestaken komen er nog heel wat andere taken bij, denk maar aan toezichten, vervanging van zieke collega’s, overleg in de vakgroep, allerhande klassenraden, remediëring van leerlingen met leerachterstand, aangepaste maatregelen bij leerstoornissen, … Daarnaast zijn de administratieve verplichtingen de laatste jaren sterk toegenomen. Het lesgeven zelf is een pak energieslopender geworden omdat de klassen heterogener zijn, de leerlingen en de ouders mondiger, en het aantal leerlingen met specifieke zorgnoden sterk gestegen is.

Afvalberoep

Die overbevraging eist een zware tol. Van alle beroepen zijn de leraars het meest vatbaar voor burn-out: één op acht leraars loopt kans om opgebrand te geraken.

De gewijzigde pensioenregeling heeft ook zwaar ingehakt op de aantrekkelijkheid van de job. Leerkrachten die aan het begin van hun loopbaan staan, zullen 5 tot 8 jaar langer moeten werken. Als alle geplande maatregelen uitgevoerd worden, zullen ze bovendien honderden euro’s netto per maand minder pensioen krijgen.

De lonen in het onderwijs zijn, bij gelijke diploma, een stuk lager dan in de privé en op voordelen zoals een bedrijfswagen, aanvullend pensioen, hospitalisatieverzekering, laptop, smartphone enz. moeten ze niet rekenen.

De laatste jaren is de lerarenopleiding al vaak de tweede keuze voor jongeren. Onderwijs wordt meer en meer een negatieve keuze bij jongeren, of op latere leeftijd als noodoplossing wegens ontslag elders. In plaats van dat de beste mensen worden aangetrokken in het onderwijs dreigt leerkracht een afvalberoep te worden, met alle gevolgen van dien voor het niveau van ons onderwijs.

De coronacrisis deed er een schep bovenop

De coronacrisis vergde heel veel van het lerarenkorps. Op enkele dagen tijd moesten ze het totaal onbekende afstandsonderwijs invoeren.

De leerkrachten werden hierbij aan hun lot overgelaten. Vanuit het departement onderwijs kwam geen enkele ondersteuning in de vorm van instructiefilmpjes, schooltelevisie, versnelde opleiding voor leerkrachten, enz.

De combinatie van online thuisonderricht en de opvang van de eigen kinderen was zwaar, vooral voor collega’s met jonge kinderen. De heropstart na de eerste golf verliep bijzonder chaotisch. Van het personeel werd uiterste flexibiliteit verwacht.

Tijdens de lange tweede golf, van november tot april, werd in het secundair onderwijs overgeschakeld op halftijds onderwijs. Heel wat collega’s draaiden maanden aan een stuk dubbele shifts omdat ze fysiek onderwijs moesten combineren met online onderwijs. In het onderwijs drong de minister aan op zo weinig mogelijk veiligheidsmaatregelen. Daardoor hadden de leraren vaak het gevoel dat ze naar het COVID-front gestuurd werden zonder wapens. Dat alles heeft heel erg doorgewogen op het mentaal welzijn.

Knelpuntberoep

De aantrekkelijkheid van de lerarenjob heeft een absoluut dieptepunt bereikt. Met de geldende werkvoorwaarden vindt men gewoon niet meer voldoende mensen die kiezen voor een onderwijsjob en heel wat starters geven er ook snel de brui aan. In het secundair onderwijst stopt 44 procent van de leraren er binnen de vijf jaar mee.

Door de hoge werkdruk en de onaantrekkelijkheid van de job dreigt een nijpend tekort aan personeel te ontstaan. Leerkrachten technische vakken, Frans, wiskunde, of aardrijkskunde zijn bijna niet meer te vinden en heel wat zieke collega’s kunnen nu al niet meer vervangen worden. In het begin van dit schooljaar konden we vaststellen dat heel wat Belgische scholen kampen met een tekort aan leerkrachten. Dat tekort wordt jaar na jaar erger. Tegen 2024 verwacht men een tekort van 7.000 leerkrachten. Leerkrachten technische vakken, Frans, wiskunde, of aardrijkskunde zijn bijna niet meer te vinden en heel wat zieke collega’s kunnen nu al niet meer vervangen worden.

Maar niet alleen het tekort baart zorgen. Voor jongeren is de lerarenopleiding in toenemende mate een tweede keuze en dat is allesbehalve gunstig voor de motivatie en de kwaliteit van de toekomstige leraar. Een tekort aan leerkrachten, de zware werkdruk en de zwakkere motivatie stralen af op de kwaliteit van het lesgeven. Ze verlagen ook de slaagkansen van de leerlingen. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het peil van ons onderwijs jaar na jaar daalt en de structurele leerachterstand bij de leerlingen steeds verder toeneemt.

Kantelmoment

We staan op een kantelmoment. Het onderwijs zit op zijn tandvlees. Ofwel boeren we verder zoals we bezig zijn en zal het lerarentekort toenemen en de onderwijskwaliteit blijven dalen. Ofwel nemen we de nodige maatregelen om die neerwaartse trend te stoppen.

Dat laatste betekent dat we serieus investeren in het welzijn van het onderwijspersoneel. Om dat welzijn te verbeteren moet de hoeveelheid werk resoluut naar beneden. Het lesgeven moet opnieuw centraal komen te staan en de administratieve last moet sterk verminderen. Klassen moeten ofwel kleiner ofwel moet er meer ondersteuning komen tijdens het lesgeven (in de vorm van co-teaching bijvoorbeeld). En er moeten opnieuw landingsbanen komen en een betere pensioenregeling.

Dat zal niet gaan zonder middelen. De onderwijsvakbonden stellen dat Vlaanderen minstens 7 procent van het bruto regionaal product aan onderwijs moet besteden. Dat komt neer op een extra van ongeveer 1,8 miljard euro.

De CAO die enkele weken geleden is afgesloten is niet meer dan een druppel op een hete plaat. De middelen voor de aanvangsbegeleiding zijn een goede zaak, maar ze zijn slechts de helft van wat nodig is om een goede coaching te kunnen voorzien, en dan nog enkel voor starters. Weyts maakt 52 miljoen vrij, zodat leerkrachten zich meer kunnen focussen op hun kerntaak. Maar die middelen zijn goed voor een gemiddelde werktijdverkorting van ongeveer 10 minuten per week …

Gebrek aan prioriteit

Vóór de coronacrisis werd altijd gezegd dat er geen geld was. Maar plots leek er wel geld te zijn en niet zo’n klein beetje. Het afgelopen anderhalf jaar werden miljarden euro’s uitgegeven alsof het snoepjes waren. Als dit kon voor de economie en de volksgezondheid, dan moet dat ook kunnen voor het onderwijs. De 1,8 miljard euro waarvan sprake hierboven, is omgerekend nog geen tiende van wat onze overheden hebben ingezet om de coronacrisis te bestrijden.

We kunnen het belang van onderwijs niet genoeg inschatten. Goed geschoolde jongeren zijn een wissel op de toekomst van ons land. Om dat te realiseren zijn gemotiveerde en bekwame leerkrachten van essentieel belang. De huidige besparingen kunnen niet anders omschreven worden dan als een historische misstap. De besparingsdrift is achterhaald en kortzichtig.

De huidige besparingen kunnen niet anders omschreven worden dan als een historische misstap. De besparingsdrift is achterhaald en kortzichtig.

Het is belangrijk dat we dit niet laten passeren en dat het verzet daartegen op gang komt.

Marc Vandepitte

Dit artikel verscheen als opiniestuk op De Wereld Morgen.