Leerachterstand en coronacrisis: topexpert gooit de knuppel in het hoenderhok

Facebooktwittermail

 

Crisisperiodes zijn momenten om out of the box te denken en de comfortzone te verlaten. Dat is precies hetgeen topexert Dirk Van Damme deed tijdens een hoorzitting over onderwijs in het Vlaams parlement. Hij begrijpt niet waarom Vlaanderen zo weinig middelen vrijmaakt en pleit daarentegen voor een massale injectie van middelen om de structurele leerachterstand weg te werken.

De neoliberale OESO

Dirk Van Damme is topexpert onderwijs bij de OESO, de club van de rijkste landen. Deze positie geeft hem in het Vlaams onderwijsveld achter de schermen veel invloed. Hij wordt al eens de ‘onderwijspaus’ van Vlaanderen genoemd. In het verleden was de OESO de grote pleitbezorger van het neoliberaal bezuinigingsbeleid. Om de overheidsfinanciën op orde te brengen moest er volgens deze invloedrijke denktank overal gesnoeid worden, ook in het onderwijs.

Van Damme zat volledig op die lijn. Een goede twee jaar geleden zei hij nog dat leerkrachten te weinig uren lesgeven en voor te kleine klassen staan. Bovendien worden ze in vergelijking met andere landen bovengemiddeld betaald. Grove uitspraken, omdat een grootschalig tijdsbestedingsonderzoek juist had aangetoond dat leraren tijdens het schooljaar tot 50 uur per week kloppen. Over heel het jaar is dat gemiddeld 41 uur per week, vakanties meegerekend. Studies wijzen ook uit dat grotere klassen tot meer leerachterstand leiden dan kleinere klassen.

Paradigmashift

Toen kwam het coronavirus. Het veroorzaakte niet alleen een zware crisis op economisch en medisch vlak, maar ook op ideologisch vlak. Neoliberale dogma’s gaan op de schop. Na de financiële crisis kon er niet genoeg bespaard worden. Deze keer roepen ultra liberale instellingen als het IMF en de OESO de overheden op om vooral niet te besparen, maar te investeren en middelen ter beschikking te stellen, ook al betekent dat een hoog overheidsdeficit en een oplopende schuldenlast.

Dirk Van Damme vertolkt deze paradigmashift helemaal. Hij was op 12 maart in het Vlaams parlement voor een hoorzitting over het wegwerken van de leerachterstand als gevolg van de coronacrisis. Deze keer zat hij niet op de kap van de leerkrachten, maar pleitte hij voor een massale injectie van middelen in het onderwijs om de structurele leerachterstand weg te werken. Gezien de ernst van deze crisis begrijpt hij niet waarom Vlaanderen, en dus Weyts, zo weinig middelen vrijmaakt om die achterstand weg te werken.

De coronacrisis in het onderwijs

Van Damme bevestigde dat de leerachterstand in Vlaanderen vergeleken met veel andere landen relatief ernstig is. Maar volgens hem is die vooral het gevolg van een algemene kwaliteitsdaling van de laatste jaren. De achterstand is dus structureel, COVID heeft die alleen maar versterkt. Wat hem vooral verontrust is de kloof die er is tussen leerlingen zowel op het vlak van leerkansen en -uitkomsten als op het vlak van welbevinden.

Hij stipte aan dat Vlaanderen in vergelijking met andere landen niet voorbereid was op deze crisis. ICT-integratie in het lesgeven en digitaal onderricht staan zo goed als nergens en heel wat leerlingen beschikken niet over een eigen laptop of goede wifi-verbinding.

Van Damme begrijpt niet waarom Vlaanderen, en dus Weyts, zo weinig middelen vrijmaakt om die achterstand weg te werken.

Leerkrachten voelden zich ook in de steek gelaten. Van Damme doelt op de pedagogische begeleidingsdiensten die het lieten afweten. Maar er is veel meer aan de hand. Zo is er niet geïnvesteerd in ventilatie en één jaar na het uitbreken van het virus waren er nog steeds geen sneltests. Vanuit het departement kwam er ook geen ondersteuning voor het afstandsonderwijs in de vorm van instructiefilmpjes, schooltelevisie, versnelde opleiding voor leerkrachten, enz.

Leerkrachten werden aan hun lot overgelaten. In dat verband heeft Van Damme veel bewondering voor de inspanningen waarmee de scholen zich als systeem herpakten na de eerste golf, ondanks de gebrekkige ondersteuning en beperkte financiële backing. De ondersteuning van leraren verbeterde, niet door externe bijstand, maar op basis van collegiale steun.

Forse aanbevelingen

Om de structurele leerachterstand weg te werken doet Van Damme vijf aanbevelingen.

Een eerste is dat koken geld kost. De coronacrisis is een uitzonderlijke situatie. Dat vraagt om uitzonderlijke maatregelen en dus ook uitzonderlijke middelen. Met de plannen van Weyts, goed voor amper 60 miljoen euro, komen we er niet. Van Damme snapt niet dat in Vlaanderen geen veel grotere pot wordt vrijgemaakt. Te vergelijking, in Nederland wordt voor het wegwerken van de leerachterstand 8,5 miljard vrijgemaakt. Voor Vlaanderen zou dat neerkomen op ongeveer 3 miljard euro, of vijftig maal zoveel als Weyts voorziet.

De coronacrisis is een uitzonderlijke situatie. Dat vraagt om uitzonderlijke maatregelen en dus ook uitzonderlijke middelen.

Ten tweede moeten er meer leerkrachten voor de klas staan. Dat kan gebruikt worden om klasgroepen kleiner te maken en/of aan co-teaching te doen. Van Damme reikt twee pistes aan. De eerste is het terugroepen van alle gedetacheerde[1] leerkrachten. Zo’n maatregel is controversieel, een tikkeltje provocatief en slaat op nog géén procent van het lerarenkorps. Zijn tweede piste is veel ambitieuzer en radicaler: het optrekken van het aanwendingspercentage[2] gedurende enkele jaren naar 110 procent. Dat voorstel zou wel degelijk een verschil maken en zou neerkomen op een extra jaarlijks budget van 8 à 900 miljoen euro.

De taakbelasting en administratieve overlast van de leerkrachten moet verminderd worden. Dat is een oude verzuchting van de vakbonden en het lerarenkorps. In dat verband pleit Van Damme ervoor om de inspectie gedurende enkele jaren af te schaffen. Ook moet er een pauze komen in de lopende hervormingen. Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar dat komt o.a. neer op het uitstel van de invoering van de nieuwe eindtermen.

In het licht van de huidige leerachterstand moet er ook een prioritering komen van het lesaanbod. Tijdelijk moet de focus gericht worden op wat echt essentieel is voor het leerproces. Daarom moet er maximale aandacht gaan naar taal en rekenen. Voor die vakken moet de schade geminimaliseerd worden. Die prioritering kan volgens hem op een evenwichtige manier gebeuren.

De taakbelasting en administratieve overlast van de leerkrachten moet verminderd worden. In dat verband pleit Van Damme ervoor om de inspectie gedurende enkele jaren af te schaffen.

Tenslotte pleit Van Damme om de evaluatie van de COVID-generatie op een verstandige manier aan te pakken. We moeten de lat niet lager leggen, maar hij beklemtoont wel dat we ervoor moeten zorgen dat de effecten waarvoor de leerlingen zelf niet verantwoordelijk zijn, niet vertaald worden in schade voor het totale leertraject.

Een ware trendbreuk

In de media is de uiteenzetting van Van Damme nagenoeg onopgemerkt voorbij gegaan. Nochtans is het een trendbreuk met het verleden. Zijn aanbevelingen zijn zowat het omgekeerde van de krenterigheid en schraapzucht die het onderwijsbeleid sinds de jaren negentig kenmerkte.

De aanbevelingen van Van Damme zijn zowat het omgekeerde van de krenterigheid en schraapzucht die het onderwijsbeleid sinds de jaren negentig kenmerkte.

De tussenkomst Van Damme is conform aan de nieuwe koers van de OESO, maar sluit ook aan bij de eisen van de vakbonden voor de lopende onderhandelingen van de nieuwe CAO. De bonden vragen o.a. een verlaging van de werkdruk zodat de leerkracht zich volledig kan wijden aan zijn of haar taak, een betere personeelsomkadering en betere eindeloopbaanperspectieven.

Ze reiken ook nog een derde piste aan om meer handen voor de klas te krijgen, namelijk dat er maximaal nog 3 procent van het lesurenpakket mag worden aangewend voor opdrachten waarbij geen les wordt gegeven (coördinatie, pedagogische begeleiding, communicatie, …).[3]

De onderwijsvakbonden stellen dat Vlaanderen minstens 7 % van het bruto regionaal product aan onderwijs moet besteden. Als je daar de pensioenen uithaalt, die federaal betaald worden, dan komt dit neer op een extra van ongeveer 1,8 miljard euro.[4]

Dat lijkt misschien veel, maar als onderwijs een prioriteit is, zoals men om het hardst aan het roepen is tijdens deze coronacrisis, dan moet dit ook vertaald worden in de budgettaire planning voor de economische relance. Aan de vakbonden om deze eisen kracht bij te zetten.

Marc Vandepitte

 

voetnoten:

 

[1] Detachering is een statuut waarbij leerkrachten gedurende een of meer jaren een functie buiten de school op zich nemen, die een beroep doet op hun pedagogische vaardigheden en bekwaamheden. Gedetacheerde leerkrachten vervullen een belangrijke maatschappelijke rol. Ze gaan bijvoorbeeld aan de slag in het jeugdwerk, een cultureel centrum, een niet-gouvernementele organisatie, een overheidsdienst. Na afloop van zijn opdracht of detacheringsperiode keert de leerkracht terug naar zijn school en neemt hij of zij de onderwijstaak weer op.

 

[2] Voor elke ingeschreven leerling krijgt de school een pakketje middelen: lesuren, punten voor ondersteunend personeel, enz. Die pakketjes bepalen samen de personeelsomkadering waarop een school recht heeft. Sinds de besparingen in het onderwijs (begin van de jaren negentig) werden ingezet mag het totale pakket niet meer voor de volledige 100% aangewend worden. Dat is het zogenaamde aanwendingspercentage. Dat is een getal dat vastlegt welk percentage van de gegenereerde middelen mag aangewend worden. In het gewoon lager onderwijs is dat bv. 98,425%, in het buitengewoon basisonderwijs is dat 94,5%, in het gewoon secundair onderwijs 96,57%.
Een verlaging van het aanwendingspercentage met 5 procent betekent dat er 5 procent minder personeel (leraren, administratieve krachten, enz.) kan ingezet worden.

 

[3] In het onderwijs kunnen lesuren worden omgezet in zogenaamde BPT-uren: dat zijn Bijzondere Pedagogische Taken. Die leerkrachten staan dan niet voor de klas, maar krijgen andere taken. Hoe meer BPT-uren een school inricht hoe minder uren er overblijven om de lessen te organiseren, en hoe groter de klasgroepen worden.

 

[4] In 2018 was het onderwijsbudget in Vlaanderen 13,2 miljard euro (geheel van Vlaamse overheid, provincies en gemeenten). De pensioenuitgaven voor het Vlaams onderwijs bedroegen 3,9 miljard euro. Samen is dat 17,1 miljard euro, of 6,3 procent van het bruto regionaal product, dat 279,2 miljard euro bedroeg. 7 procent van het brp is 18,9 miljard euro. Dat is 1,8 miljard meer dan de som van het onderwijsbudget en de pensioenuitgaven.