Philippe Meirieu [1], één van de meest bekende pedagogen in Frankrijk, stelt vragen bij het digitaal afstandsonderwijs dat nu wordt uitgerold. Hij heeft steeds veel aandacht besteed aan de ongelijkheden tussen kinderen, die de emancipatorische en educatieve missie van het onderwijs hypothekeren. Sinds de algemene sluiting van de scholen in Frankrijk als gevolg van de Covid-19-crisis analyseert hij de problemen die gepaard gaan met het afstandsonderwijs via internet. In het licht van de “digitale kloof” en de sociale ongelijkheden herinnert hij aan de essentiële rol van de school als een onmisbare plaats van collectieve actie en solidariteit voor de ontwikkeling van kinderen. Dit interview verscheen in het Franse tijdschrift “Politis” (28 april 2020).
U legt in een recente tekst uit dat deze crisis van het coronavirus het belang heeft aangetoond van de klasgroep en het samen school maken, wat onafscheidelijk is van een collectieve en geritualiseerde ruimte-tijd . En hoezeer de huidige digitale hulpmiddelen een individuele en technicistische logica lijken binnen te brengen. Wat is er mis met deze instrumenten op het gebied van onderwijs?
Philippe Meirieu. Ik wil graag even teruggaan in de tijd om te herinneren aan wat er aan de basis ligt van de republikeinse school. Naar Jules Ferry maar vooral naar de persoon die het project theoretiseerde: Ferdinand Buisson. Buisson benadrukte in zijn beroemde “Dictionnaire de pédagogie et d’instruction primaire” dat een school niet alleen een plek is om te leren, maar ook om samen te leren. “Samen” is net zo belangrijk als het woord “leren”.
Vanaf het begin was dit een zeer duidelijk en expliciet project van de Republiek, dat na de oorlog van 1914-1918 werd versterkt met een grote beweging van intellectuelen, academici en arbeiders: de Compagnons de l’université nouvelle. Hun devies was dat de zonen en dochters van degenen die samen in de loopgraven hadden gewaakt, nu op de banken van dezelfde school moesten kunnen leren. Later, tijdens de regeringen van het Front Populaire, werd deze bekommernis herbevestigd door de man die ongetwijfeld de beste Franse minister van Nationale Opvoeding is geweest: Jean Zay. Hij heeft deze ontmoeting tussen individuen echt mogelijk gemaakt door het gemeenschappelijke als het hart van de republikeinse school uit te bouwen. Dit project staat ook centraal in de verklaring die voortvloeit uit de Conseil national de la Résistance (Nationale Raad van de Weerstand), het plan “Langevin-Wallon”, dat voor de linkerzijde een mythische betekenis heeft op het vlak van onderwijs. Namelijk het idee van een gemeenschappelijke school die de instelling is van een collectief en een prefiguratie van een sociale link, dus van de maatschappij. De afgelopen jaren hebben we echter het idee zien groeien dat digitale technologie het onderwijs zou kunnen vervangen.
Wat betekent dit?
Philippe Meirieu. Elk jaar wordt in Doha een belangrijk forum gehouden, de World International Summit of Education (Wise), gefinancierd door de derde vrouw van de Emir van Qatar, waar de grote heren van de digitale wereld, met name de Gafam [2] (Google, Apple, Facebook, Amazon en Microsoft), worden uitgenodigd. Jaar na jaar groeit de invloed van dit Forum, dat nu aan zijn negende editie toe is. Recent werd dit Forum gedecentraliseerd. In Frankrijk verlenen de grootste kranten van het land hun medewerking. Het idee dat geleidelijk aan naar voren wordt gebracht is dat het klaslokaal, de school, een verouderde onderwijsvorm zou zijn die moet worden vervangen door een systeem (dat al in de pijplijn van Google zit) waar kinderen op een systematische manier worden getest om te weten te komen hoe ze functioneren op het vlak van hun intelligentie.
Op basis van de testen zou elk individu een strikt persoonlijk lesprogramma aangeboden krijgen. Dit programma zou dan natuurlijk aan gezinnen verkocht worden. Het zou kinderen in staat moeten stellen om alle vakken thuis, op de computer, te volgen. Dankzij een gigantische server die mogelijk op de belastingsvrije Kaaimaneilanden staat.
Als u de jaarverslagen van Wise (World International Summit of Education) leest, bijvoorbeeld in Le Monde, die een partner is van dit Forum en waarvan Qatar publiciteitspagina’s koopt, dan ziet u dat de Gafam-bedrijven, vooral Microsoft, kolossale bedragen inzetten op zo’n project op korte of middellange termijn. De financiële inzet is enorm. Deze projecten worden in Frankrijk gepromoot door de zogenaamde “EdTech”, de bedrijven die nieuwe “educatieve technologieën” voorstellen en individuele software willen verkopen.
Wat volgens u een aantal problemen zou veroorzaken …
Philippe Meirieu. Een dergelijk vooruitzicht brengt een reeks zeer ernstige problemen met zich mee. Allereerst natuurlijk het testen van alle kinderen vanaf een bepaalde leeftijd en het geloof dat het resultaat onvermijdelijk hun toekomstige ontwikkeling zou dicteren. Alsof er geen gebeurtenissen zijn die de ontwikkeling van kinderen kunnen veranderen.
Vervolgens zal deze evaluatie – bevroren op een bepaald moment op basis van het gedrag van het kind dat is vastgelegd op een computer of een tablet – de ontwikkeling van software mogelijk maken die verondersteld wordt te zijn aangepast aan alles wat in dit kind is gedetecteerd, zoals bekwaamheden, voorkeuren, werkwijzen, leerstrategieën, enz.
De promotoren van dergelijke projecten zeggen dat het absoluut noodzakelijk is dat de Fransen ermee aan de slag gaan, want anders zal het Amerikaanse software zijn die deze gigantische markt zal veroveren. Er staan hier kolossale financiële belangen op het spel. Zullen de Gafam-bedrijven versterkt uit de huidige crisis te voorschijn komen en superstaten worden met een enorme macht? Of zullen we ons de digitale technologie opnieuw kunnen toe-eigenen in de context van een contributieve economie?
Gaan we, bijvoorbeeld, bewust vrije software verkiezen boven de producten van de Gafam-bedrijven? Het ziet er jammer genoeg niet uit dat we die weg opgaan. Gaan we de contributieve, participatieve economie bevoordelen, ook al is die nog aarzelend, zoals Wikipedia, een encyclopedie die wordt ontwikkeld door ruime samenwerkng? Of komen de Gafam-bedrijven als overwinnaar uit deze crisis? En zullen ze er in slagen op school een steeds belangrijkere rol te spelen in de pedagogische relatie en de kennisoverdracht ?
Het gaat hier om een grote economische, maatschappelijke en pedagogische uitdaging, want als dit het geval zou zijn, zou er een vorm van homogenisering, individualisering, versnippering en vooral vermarkting van het onderwijs optreden.
Deze zorg strekt zich ook uit tot de rol van de leraar zelf …
Philippe Meirieu. Zeer zeker. We mogen niet vergeten dat de leraar niet alleen een distributeur en corrector is van lessen en oefeningen, kaarten en software. De leraar is een expert in leren; hij is iemand die informatie uit de klas haalt, die observeert, aanpast, reguleert, die hulpmiddelen gebruikt maar ze ook beetje bij beetje aanpast, en die in staat is om wederzijdse hulp, interactie en samenwerking te creëren, en dus om een gemeenschappelijke basis te creëren. Vandaag spreken we over solidariteit boven alles en we ontdekken dat we allemaal een gemeenschappelijk lot delen vanwege het virus.
De vraag is of de school in staat zal zijn om door te gaan met het creëren van iets gemeenschappelijks, of dat ze zich zal beperken tot het naast elkaar plaatsen van leerlingen aan een computer. Zal een dergelijk model, dat tijdens de opsluiting zou zijn binnen gesijpeld, zich niet geleidelijk aan opdringen ten nadele van het collectieve karakter van de school en van haar fundamentele functie, die erin bestaat de kinderen te laten ontdekken dat het algemeen belang niet de som van de individuele belangen is?
U hebt net geschetst hoe de slechtste school eruit zou zien. Maar voor welke school pleit u?
Philippe Meirieu. Het lijdt geen twijfel dat het afstandsonderwijs, via de digitale technologie, de ongelijkheden verdiept. Zelfs zonder rekening te houden met het probleem van de digitale toegang als zodanig, vergroot het afstandsonderwijs de ongelijkheden, aangezien het een zekere acculturatie aan het licht brengt. Als ik een paar regels uit een gedicht van Paul Valéry citeer en ik wil de auteur ervan opzoeken, dan ken ik hem vast al. Als ik hem niet ken, kan ik hem niet zoeken. Dit is een simpel voorbeeld van hoe digitale technologie de ongelijkheid tussen leerlingen vergroot.
Het digitale is nuttig voor leerlingen die als “gemiddeld” of “goed” (met de nodige aanhalingstekens) en “ijverig” of “consciëntieus” kunnen worden beschouwd. Ze krijgen oefeningen te maken, teksten te lezen, activiteiten te doen … . In het algemeen doen ze het en het kan hen ten goede komen. Aan de andere kant wordt het probleem duidelijk voor hun leeftijdsgenoten die minder “begaafd” zouden zijn, d.w.z. degenen voor wie de motivatie voor het werk niet al aanwezig is, degenen die niet weten hoe ze zich moeten organiseren en die niet weten hoe ze het onderscheid moeten maken tussen wat het nuttigst en wat het gemakkelijkst is. Want het kenmerk van een “goede leerling” is dat hij meestal met het moeilijkste zal beginnen, omdat hij weet wat het nuttigst is. En wat het makkelijkst is, zal hij niet doen want hij weet al hoe hij het moet doen. Terwijl de leerling met moeilijkheden zal beginnen met het makkelijkste en wat hij of zij al weet hoe te doen, en niet het moeilijkste zal doen, of wat hij of zij niet weet hoe te doen, of wat hij of zij het moeilijkst vindt.
Het is duidelijk dat het simpelweg aanbieden van gestandaardiseerde oefeningen via systemen op afstand de ongelijkheden zal vergroten. President Macron heeft zelf gezegd dat de ongelijkheden moeten worden bestreden, waarbij hij erkent dat afstandsonderwijs de ongelijkheden vergroot, en daarom roept hij op tot heropening van de scholen op 11 mei. Natuurlijk kan men zich afvragen wat de werkelijke motieven zijn voor deze maatregel, die vooral economisch zou kunnen zijn, omdat het de ouders in staat stelt om terug te keren naar hun werk.
Is het bekend in hoeverre de ongelijkheden zijn toegenomen?
Philippe Meirieu. Minister van Onderwijs Jean-Michel Blanquer noemde een cijfer van tussen de 5% en 8% leerlingen die hebben “afgehaakt”. Tot op heden is het onduidelijk hoeveel leerlingen er zijn bereikt via telefoon, digitale of papieren distributie – die pas twee weken geleden is begonnen.
Als mijn informatie juist is (op basis van een enquête van France Info bij slechts enkele lycea), zou het percentage leerlingen dat ofwel volledig is afgehaakt, ofwel niet regelmatig door de leraren wordt gecontroleerd, of die slechts af en toe een paar oefeningen hebben gedaan, ongeveer 40% zijn in middelbare scholen voor beroepsonderwijs, en ten minste 20% in andere scholen.
Wat verre van verwaarloosbaar is!
Philippe Meitieu. Daarom zeg ik dat we moeten stoppen met het totemiseren van het digitale. In feite lost het alleen problemen op voor degenen die geen problemen hebben, d.w.z. degenen die al leergierig zijn, die al zelfstandig kunnen werken en die van een gunstige thuissituatie kunnen genieten. Voor de anderen zullen we nooit kunnen concurreren met videogames en series op Netfix.
Heeft de digitale technologie enkel negatieve aspecten ?
Philippe Meirieu. We zien dat zowel de leraren als de leerlingen verwijzen naar de noodzaak om een collectief te hebben. Dit collectief is erg ingewikkeld op te bouwen met behulp van digitale technologie, maar er zijn collega’s die het voor elkaar krijgen om het te doen. Sommige leerkrachten slagen er in relaties tussen hun leerlingen te creëren, d.w.z. het collectief schrijven aan te moedigen. Ik heb zelfs een aantal mensen gezien die digitaal theater spelen! Maar het blijft erg moeilijk en de overgrote meerderheid van de leerkrachten zijn hier niet voor opgeleid.
Bovendien nodigen de instrumenten waarover wij beschikken hier niet spontaan voor uit. Dit zijn niet echt elementen van een contributieve economie, waar het digitale een instrument voor samenwerking zou zijn.
De huidige digitale technologie wordt gedreven door financiële belangen die er grotendeels een instrument voor consumptie van maken. Onze kinderen hebben echter, om te leren maar ook voor hun persoonlijk evenwicht, eerst het collectief nodig.
Bent u dan blij met de hervatting van de lessen die voor 11 mei zijn aangekondigd?
Philippe Meirieu. Ondanks alles wat ik zojuist heb gezegd, ben ik erg verdeeld. Zoals de meeste leraren ben ik erg bezorgd over een heropleving van de pandemie, over het ontstaan van een tweede golf. Ik ben bang dat zonder voorbereiding, zonder volledige desinfectie van de scholen, met het ontbreken van maskers, de epidemie zal worden hervat.
Tegelijkertijd constateer ik dat er veel kinderen zijn die erg eenzaam zijn, zelfs als ze broers en zussen hebben, dat ze deze situatie slecht beleven en dat ze nu een grote behoefte hebben aan collectieve actie.
Alle psychologen zeggen het al heel lang: een kind ontwikkelt zich niet zonder contact met een groep. Bovendien – en daar was ik al voor de crisis van overtuigd – ontwikkelt een kind zich alleen goed in samenwerking met anderen. De school waar ik voor pleit is een school van solidariteit.
De concurrentie zal worden verdrongen door een grotere solidariteit, waarbij leerlingen (en docenten) niet systematisch in de positie worden gebracht om permanent te worden beoordeeld op gestandaardiseerde inhoud, maar om bij te dragen aan collectieve projecten. Ik hoop dat we daar naartoe gaan, maar er is vandaag niets beslecht. Het risico bestaat dat men daarentegen juist kiest voor de weg van meer individualisme en arrivisme.
Dit interview verscheen in “Politis“, 28 april 2020.
- Philippe Meirieu is professor in Onderwijswetenschappen en Pedagogie aan de Universiteit van Lyon-II ↑
- Gafam: afkorting voor Google, Apple, Facebook, Amazon en Microsoft, de vijf grootste internetbedrijven, waarvan de budgetten gelijk zijn aan of zelfs hoger liggen dan die van de rijkste staten ter wereld. ↑