De staat van de onderwijsvernieuwing
Boeken zeggen iets over de tijd waarin ze geschreven worden. Boeken van wetenschappers en onderwijsmakers zeggen iets over de staat van de onderwijsvernieuwing. Wat zijn de trends, wat zijn de dromen, wat proberen we te bereiken.
In 2014 verscheen ‘Het Onderwijsdebat’, onder redactie van Ides Nicaise, Bram Spruyt, Mieke Van Houtte en Dimokritos Kavadias. De hervorming van het secundair onderwijs was het thema van de dag, en de schrijvers probeerden te wegen op dat debat. Het boek nam het op voor een brede basisvorming, een studiekeuze op latere leeftijd, tegen B-attesten en voor inclusief en divers onderwijs. Een “links” boek, maar ook een reeks teksten waar de beleidsmakers op dat moment niet omheen konden. Of, toch bijna niet. Pascal Smet sloot zijn periode als onderwijsminister af met een masterplan dat lippendienst bewees aan een beweging voor meer onderwijsgelijkheid, en openingen liet aan scholen om daar zelf stappen in te nemen. Maar dat ook aan andere scholen de hefbomen gaf om alles bij het oude te laten.
Zo gingen we de regering-Bougeois in, met Hilde Crevits op onderwijs. Een minister die de ruimte gaf aan de onderwijskoepels, en die haar administratie liet werken aan een nieuw format voor de eindtermen, die niet overdreven precies moesten zijn, maar wel voor het eerst duidelijkheid gaven over welk minimumniveau de overheid van de scholen en de lerenden verwacht. Het is in deze periode, in 2017, dat ‘Hervormen van Binnenuit’ van Wouter Smets en Luc De Man verscheen. In dit boek staat een structurele hervorming niet meer centraal, maar krijgen schoolleiders te zien wat ze zelf kunnen doen op pedagogisch en organisatorisch vlak. Het doel bleef wel hetzelfde, ongelijkheid in het onderwijs bestrijden en meer kansen geven aan alle leerlingen.
Ondertussen verhardde het publieke debat over onderwijs. Het M-decreet bracht iedereen die het voor inclusief onderwijs opnam in het defensief, de Vlaamse politiek liet het probleem van de wachtrijen bij het inschrijven aanslepen, de Federale politiek voerde een pensioenhervorming door die de sfeer onder onderwijspersoneel niet ten goede kwam. N-VA, de grootste Vlaamse partij, kwam steeds meer in de hoek te staan van een elitair onderwijs dat sociale segregatie als iets positief leek te zien. Daarbij werd een nostalgische snaar bespeeld: “vroeger zaten de kinderen nog gehoorzaam in de klas en werd er niet beknot op kennis, vandaag leggen we onder elk kind eieren”. Ondanks de nederlaag bij de verkiezingen van 26 mei, nam N-VA als grootste Vlaamse partij het initiatief voor de Vlaamse regeringsvorming. Het was de hele zomer van 2019 duidelijk dat we op een uitgesproken rechts Vlaams regeerakkoord afstevenden.
Negen mythes
In diezelfde zomer schreef een groep onderwijsmakers en academici, onder redactie van Hans Schmidt, aan de bijdragen in ‘Is ons onderwijs gebuisd?’, een collectie van negen teksten. Hun bedoeling was niet om vorm te geven aan een structurele hervorming, of om scholen te helpen zichzelf te hervormen. Ook niet, ondanks de titel, om aan te klagen waar het in ons onderwijs mis zou lopen. Neen, ‘Is ons onderwijs gebuisd?’ zet de hielen in het zand om principes en gebruiken te verdedigen waarvan wij dachten dat ze gemeengoed waren.
Dat blijkt alleen al uit het opzet van het boek. Schmidt gaf zijn auteurs elk een “rechts” cliché, een mythe, mee. Dat de kwaliteit van ons onderwijs achteruit zou gaan. Dat we te veel op vaardigheden en te weinig op kennis zouden focussen. Dat inclusief onderwijs, etnische diversiteit of meertaligheid de resultaten op school negatief zouden beïnvloeden. Dat kregen deze schrijvers voor zich, als uitdaging om het te weerleggen. Het moet zijn dat er nood aan was.
De reactie van deze schrijvers? Wijzen naar bestaande praktijken om hun waarde te benadrukken. De mythes ook ontleden. Wat is de bewering, waar zijn de interne contradicties?
Een voorbeeldje. ‘Waarnemingsgericht, projectmatig en coöperatief onderwijs met aandacht voor de leefwereld van het kind leidt tot pretpedagogie’, krijgt Luc Heyerick voor zijn voeten geworpen. Hij weet er erudiet op te antwoorden: ‘Ik kan me niet voorstellen dat kinderen streven naar goede resultaten als ze zich fysiek of psychisch niet goed voelen op school. Ze zijn wellicht niet gemotiveerd als er met hun identiteit, cultuur, interesses, talent … geen rekening gehouden worden.’
Zo is het maar net. Toch is het opvallend dat Heyerick anno 2019 de lezer nogmaals moet wijzen op de sterke maar simpele principes van het waarnemingsgericht onderwijs.
In een andere bijdrage verdedigen Mariet Schepers en Goedele Vandommele het breed evalueren, met aandacht voor product én proces, op basis van observaties op langere termijn. Hun materie is voor ons niet wereldschokkend. Toch zien we een steeds grotere fascinatie met de resultaten van éénmalige grootschalige toetsen, en sluit het beleid de ogen voor alle negatieve gevolgen daarvan, zoals teaching to the test.
Diversiteit en meertaligheid
Orhan Agirdag hanteert in zijn bijdrage drie concepten die wij eerder al bespraken in bijdragen over het onderzoekswerk van Jozefien De Leersnyder: scholen werken ofwel assimilerend, ofwel kleurenblind, ofwel intercultureel. Hier begeven we ons op het gebied dat in Vlaanderen voorbehouden is aan de school, niet aan de regelgever. Zoals De Leersnyder haalt Agirdag aan dat de interculturele aanpak, diversiteit omarmen, niet leidt tot een neerwaartse nivellering. We hopen dat zijn bijdrage deze belangrijke inzichten verder helpt verspreiden, want we geloven dat er hier nog een grote kans ligt om op schoolniveau voor een positieve nieuwe trend te zorgen.
Piet Van Avermaet raakt een thema aan dat sinds het schrijven van zijn tekst enkel actueler is geworden. Het exclusieve taalbadmodel is het paradepaardje aan het worden van de nieuwe onderwijsminister Ben Weyts. Leerlingen met een taalachterstand op jonge leeftijd isoleren, en louter op de kennis van het Nederlands focussen voor het schooltraject wordt voortgezet. ‘Al twintig jaar achterhaald’, stelt Van Avermaet. Functionele meertaligheid, en daarbij juist ook de verwerving van de moedertaal, is een veel betere methode, die ook de kennis van de onderwijstaal bevordert.
‘Is ons onderwijs gebuisd?’ Neen dus. Het zijn Bart De Wever, Ben Weyts en een kleine groep academici die ons daarvan proberen te overtuigen. De auteurs van dit boek hebben over het algemeen een lange staat van dienst, maar hun stem mag niet verloren gaan.
Het boek bevat verschillende sterke bijdragen. Het vraagt aandacht voor enkele nieuwe ideeën, maar maakt ook veel plaats om verworvenheden van het onderwijs te verdedigen tegen reactionaire krachten. Het is nodig, zoveel is duidelijk.
Romy Aerts
‘Is ons onderwijs gebuisd?’ (red.) Hans Schmidt, verscheen bij OWL press, een imprint van Borgerhoff en Lambrigts.