U zegt wat wij denken (Jan Blommaert)
Om ons beter te kunnen bewapenen tegen online-beïnvloeding en propaganda moeten we frames leren herkennen en duiden, zegt Jan Blommaert in zijn laatste boek. Dat is geen onmogelijke opdracht, want framen kunnen we allemaal (leren).
De termen ‘frames’ of ‘framing’ worden dikwijls gebezigd als negatieve begrippen die betrekking hebben op verdraaiing van de werkelijkheid, spin of manipulatie. Volkomen onterecht, zegt Jan Blommaert in zijn 80 pagina’s tellend boekje ‘U zegt wat wij denken’. Er is immers niets negatiefs aan framing. Framing is voor ons allen een alledaagse bezigheid. Wanneer we communiceren, doen we dat altijd binnen een of meerdere frames. Frames zijn niets meer dan een reeks van elementen die we ordelijk samenzetten om betekenis te creëren. Frameloze communicatie bestaat niet, zegt Blommaert. We zijn allemaal framing-experten. Alleen moeten we deze expertise meer inzetten om klaarder te zien in de almaar groter wordende woordenbrij in de (sociale) media. We moeten leren om frames beter te herkennen en hun herkomst te bepalen. “Over wiens frames gaat het hier?” is hierbij steeds de hoofdvraag. “Als we het publieke debat leren zien als een strijd om bepaalde frames te doen domineren, en als we het mechanisme van framing goed begrijpen, dan worden we minder vatbaar voor beïnvloeding en propaganda”, zo hoopt Blommaert. Wat ons meteen tot de missie van dit boekje brengt.
De titel van dit boekje heeft Blommaert ontleend aan de slogan van het Vlaams Blok in de jaren ’90 van vorige eeuw: ‘Wij zeggen wat u denkt’. Met die slogan wilde het Vlaams Blok de indruk wekken dat het goed had geluisterd naar de mening van de mensen en die mening vervolgens vertolkte op het politieke toneel. Terwijl volgens Blommaert net het tegendeel gebeurde: het Blok slaagde erin om een massa mensen te doen spreken met de botte, beledigende en racistische stem waarmee het zelf sprak. Net zoals een succesvolle verkoper erin slaagt om zijn klanten te doen spreken zoals hij spreekt, doen succesvolle politici hetzelfde. Als je iemand overtuigd hebt, dan zal die niet langer denken dat hij jouw standpunt verdedigt, maar dan is dat zijn standpunt geworden. Met andere woorden: als je iemand kan doen spreken binnen jouw frame, dan heb je hem overtuigd. Voorbeelden van goed en doelbewust gemaakte frames zijn volgens Blommaert de ‘brexit’, ‘MAGA’ (of ‘Make America Great Again’) en de ‘wall’ (de muur tussen de VS en Mexico). Hier te lande was de ‘Marrakesh’-frame met dank aan N-VA een aanzienlijk zij het kortstondig succes.
Wat is een frame?
Beschouw een frame als een mindmap, stelt Blommaert, een techniek om een reeks associaties voor te stellen. Net zoals een mindmap vertrekt een frame van een concreet woord en roept daarbij associaties op. Woorden zijn echter niet neutraal maar geladen, hebben kleur en roepen aldus gevoelens op. Gevoelens die in feite morele evaluaties zijn. Want wat moreel is, is ook emotioneel. Dit is het eerste niveau van framing, het morele niveau. Blommaert geeft als voorbeeld het woordje ‘werk’. De conventionele morele richting van dit woord is positief: de meeste mensen vinden dat werk (hebben) een goede zaak is. Het tegendeel ervan, ‘werkloos’, is dan uiteraard negatief.
Via mindmapping en associaties werkt Blommaert vervolgens de frame ‘werk’ uit zoals je die in afbeelding 1 kunt zien. In de eerste plaats lijst hij de woorden op die je vaak gebruikt als je het over ‘werk’ hebt. Aan die positieve associaties kun je vervolgens handelingen koppelen die ‘werk’ bevorderen en stimuleren. Zo zie je hoe framing werkt: het werkt verklarend, het schept een logica waarmee je andere stukjes van de frame kunt verklaren. Aan de hand van de frame kun je flexibilisering van de arbeidsmarkt uitleggen als iets wat banen schept. En een baan hebben maakt mensen actief en productief, en dat is goed. Wie kan daar nu tegen zijn?
Afbeelding 1
Cruciaal, dit laatste zinnetje. Want frames zijn niet alleen a) moreel geladen en b) houders van een logica van handelen, maar daarenboven c) leggen ze identiteiten vast. De waarden die we met ‘werk’ associëren, gaan we niet alleen betrekken op dingen die we doen; we betrekken ze ook op dingen die we zijn. En voor ‘werk’ is dit bijvoorbeeld: hardwerkend, plichtsbewust, verantwoordelijk, nuchter en zakelijk en dus normaal. Dit is dus de praktische manier om een frame te maken: we vertrekken van een woord dat een morele evaluatie krijgt, vervolgens met een reeks van andere termen wordt geassocieeerd, met een reeks van handelingen, en met een reeks van identiteiten.
Maak je eigen frame!
In elk hoofdstuk laat Blommaert de lezer enkele blanco pagina’s om zelf frames te maken. Let vooral op de eerste stap, zegt hij, want dit is het moeilijkste punt van de oefening: het bepalen van de morele richting van een woord. Want net daarover gaat heel veel van het publieke debat: of woorden moreel goed dan wel slecht moeten begrepen worden.
Nu komt het leukste gedeelte van deze recensie. Laat ons deze handleiding toepassen op het onderwijs. Laat ons een onderwijsframe maken over een controversieel thema. Wat dacht je van de vaste benoeming? De manier waarop die in zo goed als alle media aan bod komt, is alvast sterk moreel geladen. De morele richting is negatief. Eerst mindmappen dus. Je kunt zeggen dat de vaste benoeming zorgt voor stabiliteit in de lerarenloopbaan, maar je kunt dit ook statisch noemen. Tegengesteld aan dynamisch. Beschermend, ook. Maar te beschermend, want het maakt de leraar onaantastbaar en te weinig geprikkeld. Te weinig flexibel is het alleszins. Want flexibel is goed, dat weten we van de frame ‘werk’. Bovendien is het een privilege, want wie heeft er tegenwoordig nog een vaste job?
Als handeling zou je kunnen zeggen dat de vaste benoeming de autonomie van de leraar versterkt. Maar erger is dat leraren, door zich vast te klampen aan de vaste benoeming, de werkzekerheid van beginnende leerkrachten in de weg staan.4 En, in de persoon van de onderwijsvakbonden, vernieuwing verhinderen. Als identiteit kunnen we daaraan vastkoppelen: de leraar als conservatief en gepriviligieerd, een relict uit een andere tijd, onwillig om te veranderen. Zie afbeelding 2.
Afbeelding 2
Laat het duidelijk zijn: dit is slechts een schets, een aanzet tot een uitgewerkte frame. Eenzelfde oefening zouden we kunnen maken voor het M-decreet of het lerarentekort. Of over de modernisering van het secundair. Meer nog, ik zou de lezer willen vragen om zelf aan de slag te gaan en frames te maken voor deze of gene onderwijsthema’s. Want frames herkennen en doorzien is vooral een kwestie van oefening. Doen!
Polarisering
Een apart hoofdstuk wijdt Blommaert aan polarisering. Woorden mogen dan een kleur of gevoelslading hebben, die is niet dezelfde voor alle mensen. Hetzelfde woord roept bij de ene positieve waarden op en bij de andere negatieve. Wanneer frames met een tegengestelde morele richting met elkaar botsen, noemen we dat polarisering. “De debatten verlopen [dan] vanuit twee relatief onwrikbare polen op een morele as van goed naar slecht.”5 Voorbeelden? Neem de debatten over klimaatverandering, transmigranten of de hoofddoek. “Je zult meteen zien dat de ene positie in het debat een soort spiegelbeeld is van de andere positie, en dat elk element dat door de ene als een voordeel wordt gezien als een nadeel kan worden voorgesteld door de andere.”6 Om het wezen van het publieke debat te begrijpen moet je dit mechanisme leren doorzien, zegt Blommaert. Dan begrijp je dat het debat niet zozeer een woordenstrijd is, maar wel een strijd om de morele posities die we er tegenover innemen. “De kwesties die we belangrijk genoeg vinden om over te debatteren zijn morele kwesties.”
Van congregaties, frames en de zorg voor onszelf
De theoretische basis voor dit boekje over framing had Blommaert al eerder gelegd in ‘Frames, formats en selfies’ uit 2018. Om online-gemeenschappen beter te kunnen begrijpen, vertrok hij van het begrip ‘congregational work’ van de Amerikaanse socioloog Harold Garfinkel. Als voorbeeld nam Garfinkel een zich spontaan vormende wachtrij. Zodra we ons aansluiten bij een wachtrij, gaan we de orde van die wachtrij bewaken door ons aan de regels ervan te houden en anderen op deze regels te wijzen. Dit gebeurt omdat we in een bepaalde situatie samen zijn, en in de feiten een congregatie vormen. De groep en zijn leden ontstaan vanuit de gedeelde en herkenbare handeling en bestaan niet buiten de congregatie. Onze deelname aan de congregatie geeft ons bovendien een identiteit, die wegvalt zo gauw het werk verricht is.
Sociologen zoals Garfinkel beschouwen het individu niet als een afgewerkt product dat meteen bruikbare kennis heeft en in een sociale situatie zelfstandig de juiste keuzes maakt. Voor hen ontstaat het individu vanuit sociaal gedrag dat wordt uitgevoerd los van het individu. Onze identiteit is niet iets wat we hebben, maar iets dat ons wordt toegekend door anderen. We leven als het ware door de ogen van anderen. Een andere Amerikaanse socioloog, Erving Goffman, heeft dit op een briljante manier uitgewerkt in een reeks studies die draaien rond de dramaturgische manier waarop we ons leven organiseren. Neem nu: je gaat naar een receptie. De manier waarop je je daar gedraagt, ontleen je aan een receptiescenario dat je gebruikt. We zijn geïntegreerd in een samenleving wanneer we over een heel repertoire van zulke scenario’s beschikken en in staat zijn om er nieuwe bij te leren, zodat we weten hoe we ons ‘normaal’ en ‘gepast’ moeten gedragen in de ogen van anderen.
Hij is het ook die het begrip ‘frame’ introduceerde. Frames helpen ons om bepaalde vormen van gedrag te herkennen en als normaal en gepast of net abnormaal en ongepast te beoordelen. “Frames omvatten voor Goffman de grote scenario’s waarmee we onze sociale ervaringen organiseren.” Ze evolueren ook constant: aangezien we ‘normaal’ willen blijven, leren we nieuwe frames aan of passen we oude frames aan.
Daar voegt Blommaert nog een vleugje Foucault aan toe. Want hij was het die beschreef hoe wij ons gedrag vormgeven om te beantwoorden aan normen. Michel Foucault noemde dit de ‘zorg voor onszelf’: “… een oneindig uitgebreide reeks ingrepen die we uitvoeren en die de kleinste details raken van hoe we verschijnen tegenover anderen.” De manier waarop we verschijnen voor anderen is voor Foucault niets minder dan een biecht of een bekentenis. Ook voor hem is het individu geen stabiel gegeven, maar een uitkomst of een effect.
In het boek gaat Blommaert vervolgens op zoek naar onlinevormen van geformatteerd sociaal handelen. Die vindt hij op de incel-sites, bij de hijabista’s, in onze Facebook-profielen: alledrie sociale ruimtes waarin we ‘congregational work’ verrichten, ons aanpassen aan de geldende frames en, met de woorden van Foucault, zaken opbiechten. Sterke en aanbevolen lectuur.
U zegt wat wij denken verscheen bij EPO