“Onze Vlaamse Meesters als Van Eyck, Rubens en Bruegel zijn wereldbekend. De eerste beurs ter wereld staat in Vlaanderen. De Mercatorprojectie is de gouden standaard in de cartografie. De Vlaamse textielnijverheid is sinds eeuwen het referentiepunt. Vlamingen hebben cruciale bijdragen geleverd aan technologische innovaties in de scheepsbouw, de geneeskunde en de industrie. Wij mogen trots zijn op dat verleden. Maar we leven in het heden en bereiden de toekomst voor.”
(uit de startnota van Bart De Wever)
Bij het schrijven van deze tekst is de Vlaamse regering nog steeds niet gevormd. Het blijkt een langzaam proces te zijn, waarover af en toe via gerichte perslekken het één en ander duidelijk wordt. De enige wat uitgebreidere tekst die openbaar gemaakt werd is de zogenaamde startnota van Bart De Wever. Die tekst zou de basis worden van de onderhandelingen tussen CD&V, Open VLD en de N-VA. Het is niet heel duidelijk of de startnota een poging tot consensus vormt, dan wel een soort maximumprogramma waar nog veel toegevingen in mogelijk zijn.
Een opvallend item in de startnota is het idee om een Vlaamse canon samen te stellen. De lijst van alles waar Vlamingen trots op zijn. In de startnota wordt de canon als volgt omschreven:
“Om het identiteitsbesef van de jongere generatie te bevorderen, stellen we in navolging van Nederland een Vlaamse canon op, een lijst van ankerpunten uit onze Vlaamse cultuur en geschiedenis, die Vlaanderen als Europese natie typeren en die onze leerlingen op school en nieuwkomers in onze inburgeringscursus moeten kennen.”
De canon is dus een concrete opsomming van wat de leerlingen moeten leren. Doorgaans wordt het schoolcurriculum minder strikt vastgelegd door de overheid. Maar ook inburgeraars zullen de inhoud “moeten kennen”. Het is met andere woorden mogelijk dat er sancties volgen voor nieuwkomers die deze lijst niet goed ingestudeerd hebben.
Meteen na het vrijgeven van de startnota kwam het debat op gang onder wetenschappers, journalisten en stemmen uit de culturele sector. De algemene teneur was niet enthousiast. Onder de critici vinden we 2 tendensen. Eén groep haalt enkele positieve aspecten van een canon naar voor, of doet voorstellen om ze op een goede manier in te vullen. Vaak dienen die voorstellen wel om aan te tonen dat de canon nooit definitief kan vastgelegd worden.
Een andere groep stelt dat het niet aan de overheid is om vast te leggen wat het betekent om tot het Vlaamse volk te behoren. Zij wijzen het opstellen van wat voor canon dan ook af.
Een canon? Wat staat er in?
Bij de stemmen die het idee van een canon niet principieel afwijzen vinden we Apache-hoofdredacteur Karl Van den Broek:
“Ik zal de laatste zijn om smalend te doen over het verlangen om de kennis van de Vlaamse geschiedenis en cultuur op te krikken. Maar wie stelt die canon op? Welke “ankerpunten” worden er opgenomen? Dat zou op zich een mooie oefening in burgerparticipatie zijn die je zelfs tot op wijkniveau zou kunnen organiseren. Hopelijk kiest de regering niet voor een ‘raad van wijzen’ met tien bejaarde, mannelijke professoren die ooit nog praeses van het KVHV waren.”
(Apache, 13 augustus 2019)
Kersvers Vlaams parlementslid Jos D’haese (PVDA) toonde hoe je vanuit een andere invalshoek, die van de sociale strijd, een heel andere canon kunt opstellen:
“Vlaanderen heeft een rijke geschiedenis van sociale strijd die nooit in De Wevers canon terecht zal komen. Waarin werkende mensen, van de textielarbeiders in Gent tot de Turken en Italianen in de Limburgse mijnen, samen opkwamen voor sociale rechten. Tegen bazen en aandeelhouders in maatpak die ooit voornamelijk Frans spraken, maar later Nederlands of gewoon Engels. Met de Gentenaar Anseele die als eerste socialist verkozen werd in Luik. En met de werknemers van Ford Genk, die schouder aan schouder met die van ArcelorMittal Luik voor hun banen vochten tegen de aandeelhouders uit Vlaanderen en de rest van de wereld.”
(Knack, 28 augustus 2019)
In een genuanceerde opinie in Knack lijkt professor middeleeuwse geschiedenis Jan Dumolyn (Ugent) wel geïnteresseerd in het debat over de canon:
“Geschiedenis is een discussie zonder einde. Als een canon vooral een aanleiding kan zijn tot een geïnformeerd en genuanceerd gesprek over ons verleden en over hoe we concepten als identiteit kritisch tegen het licht kunnen houden, dan zou ik zeggen: laat die denkoefening maar komen. Maar laat geschiedkundigen, artiesten en wetenschappers die klus klaren, tweetende politici mogen zich onthouden.” (Knack, 16 augustus 2019)
Dumolyn ziet de canon dus niet als een van buiten te blokken lijstje dat voor eens en voor altijd vastlegt wat een Vlaming is, maar wel als een kapstok voor het debat over identiteit. Dumolyn wijst er ook op dat de zogenaamde ‘ankerpunten’ van de Vlaamse geschiedenis reeds in de eindtermen staan.
Literatuurwetenschapper Kevin Absillis maakt in een interview met Knack (28 augustus 2019) een vergelijkbare kritiek:
“De retoriek van de nota is onvoorstelbaar oubollig en verraadt dat die canon intellectueel opgesmukte propaganda moet worden. Dat zou volkomen achterhaald zijn en ook de zwakte van het Vlaams-nationale project illustreren. Vlamingen met een beetje zelfvertrouwen zouden er juist niet voor mogen terugdeinzen om ook zwarte bladzijden uit de Vlaamse geschiedenis te bloemlezen. Anderzijds zou ik het wel begrijpen dat zo’n canon de gemeenschap niet alleen confronteert met de fouten uit het verleden. Idealiter wekt de dialoog met het verleden een mix van gevoelens op: zowel schaamte als trots.”
Anderzijds lijkt Absillis het alternatief, geen canon, ook maar schraal te vinden. Hij vult het begrip ‘gemeenschap’ vrij ruim in:
“Nu zeggen we eigenlijk aan Nieuwe Belgen en Nieuwe Vlamingen: hier zijn de wetten van dit land, hou je hieraan en je bent een goed burger. Strikt genomen is dat inderdaad voldoende, maar kennis van een canon zou de gedeelde moraal van een gemeenschap toch een stuk inzichtelijker kunnen maken.”
Ook bij Mo-hoofdredacteur Gie Goris leeft de interesse voor een gemeenschappelijk kader:
“Het lijkt mij een vergissing om met dat kind het badwater weg te gooien. En dat badwater is de behoefte bij veel mensen – zeker wie in onzekerheid over heden of toekomst leeft – aan gedeelde waarden, codes, ijkpunten, afspraken en zelfbeelden. Neen, mensen willen geen lijstje historische figuren of kunstwerken, ze willen geen keurslijf dat door een enge ideologie geformuleerd wordt, maar ze willen zich vanzelfsprekend thuis kunnen voelen op de plek waar ze wonen en werken, en met de mensen waarmee ze de openbare ruimte delen.”
Inhoudelijk wil Goris, zoals Jos D’haese, meer aandacht voor de traditie van sociale strijd:
“Ik denk persoonlijk niet dat Vlaamse identiteit een bruikbare categorie is om vandaag aan superdiverse identiteit te werken – daarvoor is de claim van het exclusieve Vlaams-nationalisme te sterk. Maar een volgehouden sociale strijd met een Belgisch republikeinse inslag, waarbij steden en buitengebieden samen vechten voor een solidaire samenleving die rechtvaardig en duurzaam en klimaatbestendig én ambitieus, innoverend en creatief is: dat zou onze bastaardidentiteit kunnen vormen, toch? Er ligt een hele canon aan kunstwerken, kunstenaars en historische verhalen klaar om dat te onderbouwen.”
(Mo, 14 augustus 2019)
VRT-topman Paul Lembrechts gooide het over een andere boeg. Als de VRT wil meewerken aan het versterken van de Vlaamse identiteit, en aandacht wil besteden aan de opbouw van de canon, moet daar een verhoging van de dotatie tegenover staan. De Tijd (13 september 2019) kon een mail van Lembrechts aan de onderhandelaars inkijken waarin het bedrag van 270 miljoen euro extra wordt vernoemd.
Verschillende stemmen wezen erop dat de Vlaamse geschiedenis een constructie is die pas na het ontstaan van België vorm kreeg. Onder hen historicus Guy Vanthemsche:
“Vlaanderen heeft zijn bestaan te danken aan België. Zonder de creatie van de Belgische staat in 1830 zou er ook geen ‘Vlaamse identiteit’ bestaan. De mensen die voor de 19de eeuw leefden op het territorium dat nu ‘Vlaanderen’ heet, voelden zich helemaal geen ‘Vlamingen’ en waren dat ook niet. Ook de Vlaamse Beweging is een ongewild kind van die Belgische natiestaat.”
(De Wereld Morgen, 14 augustus 2019)
Tom Lanoye trekt in een gesprek met VRT-nieuws de discussie over de canon an sich los van het poltiek gebruik ervan:
”Als een canon wordt misbruikt om mensen uit te sluiten, wat zo zal zijn, en de niet-kennis ervan wordt bestraft, dan zit je met een politiek gebruik van kunst.
Politici schrijven kunst voor met de bedoeling een identiteitskaart te maken op basis waarvan ze mensen kunnen uitsluiten. Telkens politiek zich met identiteitsbepaling moeit, gaat het om de kwestie van zuiverheid en wie het niet is. Het is altijd een exclusiviteit, een uitstotingsverschijnsel. Dat moeten we gewoon niet willen, niet als burger en ook niet als kunstenaar. Daaraan werk ik niet mee.”
(VRT-nws, 26 augustus)
Principieel neen aan een canon
De allereerste reacties op de Vlaamse canon leken vooral voort te komen uit angst voor de rechtse N-VA, die haar visie op de Vlaamse identiteit wil opleggen. Daarnaast werd ook een kritiek gemaakt die veel fundamenteler is: geschiedenis mag niet geïnstrumentaliseerd worden om een visie door te drukken over wat een gemeenschap is. De ankerpunten van de Vlaamse geschiedenis zijn niet vast te leggen, ze zullen voor iedereen die in Vlaanderen woont verschillend zijn.
Onder de meest uitgesproken critici vinden we historicus Bruno De Wever:
“Een canon is not done. Die vertrekt vanuit een hedendaagse toestand om welbepaalde personen, gebeurtenissen, geschriften… te selecteren. En als je die kent, zou je dan het hedendaagse Vlaanderen begrijpen? Dat staat haaks op modern geschiedenisonderwijs, waarin meerdere perspectieven worden aangeboden en geleerd wordt dat het verleden anders wordt naargelang van de vragen die je stelt.
Mijn tweede bezwaar: politici moeten zich niet bezighouden met wat er in de lessen geschiedenis wordt gezegd. Dat doen ze ook niet voor fysica.”
(Knack, 14 augustus 2019)
Bruno De Wever doet zelfs een oproep om niet mee te werken aan het project. Veel van de andere stemmen in het debat wagen zich niet aan een dergelijke militante stelling:
“Ik ga mij zelf niet lenen tot het vormen van een Vlaamse canon, en ik hoop hetzelfde van mijn collega’s professionele historici verbonden aan universiteiten en hogescholen.”
(Terzake, Canvas, 13 aug. 2019)
Op Apache maakt ook Stijn Aelbers een fundamentele kritiek:
“Die canon is geen pedagogisch werkstuk (weinig pedagogen geloven er in), maar wel het heilig vormsel dat de lijnen uitzet van waar de constructie begint en eindigt, en vooral: wie dat kan en mag beslissen.”
(Apache, 18 augustus 2019)
Pedagoog Pedro De Bruykere haalt in zijn blog Hannah Arendt aan:
“Volgens (Arendt) heeft onderwijs een bewarende of conserverende taak. Hiermee bedoelde ze dat elke generatie moet nadenken over wat ze hun kinderen willen meegeven. Ik vermoed dat weinig mensen bijvoorbeeld zullen vinden dat onze kinderen ijkpunten in de geschiedenis zoals de twee wereldoorlogen niet moeten kennen. Besef echter dat ook dit een keuze is met regionale nuances waarbij de ‘grote oorlog’ in Vlaanderen eerder de eerste is, terwijl het ietsje verder, in Nederland, eerder de tweede is.
Cruciaal is dat Arendt er wel aan toe voegde dat dergelijk ‘bewaren’ nodig is opdat de volgende generatie zijn eigen keuzes kan maken. Los van de vraag of die keuze vastgelegd moet worden in een canon, is het duidelijk dat die keuzes daarom beter nooit in steen worden gehouwen.”
(Blog Pedro De Bruyckere, 16 augustus 2019)
In een sterk uitgewerkt standpunt roept de Vlaamse Vereniging van Leraren Geschiedenis en Cultuurwetenschappen de onderhandelaars op om het idee van een Vlaamse canon gewoon te laten vallen:
“Nee, het verleden is niet te vatten in lijstjes. Het verleden is niet eenduidig en geschiedenis is veranderlijk, afhankelijk van de vragen die we stellen. Dat geldt trouwens ook voor een canon. Het zou goed kunnen dat een volgende regering beslist om een heel andere lijst te hanteren. De ironie ten top.
(…) Kwaliteitsvol geschiedenisonderwijs kan de leerlingen een enorme dienst bewijzen: door hen te laten opgroeien tot kritische denkers die zelf hun meerlagige identiteit kunnen opbouwen. Een canon wil mensen opsluiten in één identiteit terwijl die altijd bestaat uit meerdere lagen. Waarom kunnen we leerlingen niet vertrouwen én respecteren in de keuzes die ze zelf maken? Want dat is nog een groot probleem van de canon: het wantrouwen dat eruit spreekt. De startnota verwijst naar het historische vermogen van Vlaanderen om sterker tevoorschijn te komen uit historische omwentelingen. Blijkbaar is dat vermogen nu niet meer evident. Zou het? En helpt in dat geval een canon? We durven het te betwijfelen.”
(Website VVLG)
De canon die al bestaat
De geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars. Soms lukt het die overwinnaars om de geschiedenis zodanig neer te leggen dat het lijkt of er geen strijd geweest is.
Een kleine voorafname op wat de Vlaamse canon zou kunnen zijn is enkele jaren geleden opgesteld: de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde en het Vlaams Fonds voor de Letteren stelden een lijst van 51 werken voor die de literaire canon van ons taalgebied vormen.
De lijst is zorgvuldig opgesteld: alle werken, van Sente Servas van Hendrik van Veldeke tot Het Verdriet van België van Hugo Claus, zijn lezenswaardig. De lijst is ook pluralistisch: Gorter, Buysse, Nescio, Streuvels, Boon, Mulisch en Reve staan broederlijk naast elkaar. Dat kan ook meteen een probleem zijn: Hugo Claus, die voor de rechter moest komen wegens vermeende obsceniteiten in zijn theaterwerk, wordt vandaag op de pronktafel gelegd alsof Vlaanderen altijd al de waarde van zijn werk heeft begrepen. Het opstellen van een canon spectaculariseert en neutraliseert al wie erin plaats moet nemen.
Daarnaast valt uiteraard op dat er op 51 auteurs welgeteld 5 vrouwen meegenomen werden, en dat letterlijk alle schrijvers van belangrijke boeken spierwit waren. Het koloniaal verleden van Vlaanderen en Nederland komt aan bod in de werken van Multatuli en Hella Haasse, en helaas ook de opname van Jef Geeraerts’ Black Venus.
De literaire canon toont ons ook de beperkingen die de geografische/taalkundige afbakening met zich meebrengt. De lijst toont enkel de werken die in het Nederlands geschreven werden, niet hoe die werken al vanaf de middeleeuwen beïnvloed werden door literatuur in andere talen, en hoe ze zelf ook invloed hadden op anderstalige literatuur.
Conclusie
De startnota van Bart De Wever noemt alvast één element dat zijn weg naar de Vlaamse canon zal vinden: de mercatorprojectie. Een uitvinding die vanaf de 16e eeuw onmisbaar was voor de scheepvaart. Maar ook een manier om de wereld voor te stellen die we vandaag niet meer geschikt vinden. De mercatorprojectie toont ons het noorden en zuiden groter dan het gebied rond de evenaar. Zo lijkt Europa relatief belangrijk, terwijl Afrika en Zuid-Amerika kleiner lijken dan ze in werkelijkheid zijn. De mercatorprojectie als metafoor voor het denken van de N-VA? Dat moet een grapje van De Wever zijn.
Het debat over wat ons tot Vlamingen maakt en welke gebeurtenissen, kunstwerken en personen daar de ankerpunten in kunnen zijn is op zich interessant en mag zeker op het publieke forum gevoerd worden. We moeten ook onze leerlingen en inburgeraars daarbij betrekken. Maar de conclusies uit dat debat zal je nooit in een lijstje kunnen gieten, laat staan een lijstje dat je bij meerderheid laat bekrachtigen in een parlement en vervolgens gaat opleggen.
We gaan niet mee in de angsten van de ergste doemdenkers: ook de Vlaamse canon zal, voor de vorm, enkele elementen bevatten die de N-VA niet op haar feestjes bezingt. Je kan rekenen op een kritische noot over de collaboratie, wellicht ook over ons koloniaal verleden. Maar de hoofdtoon zal toch zijn dat we een volk van hele en halve genieën zijn, vooroplopend op het pad van de verlichting. De beste van alle denkbare werelden, en goed van eten en drinken.
De geschiedenis is te vaak geschreven door de overwinnaars. Om dat concreter te maken: ze is geschreven door de overheersende klasse. Aan onze leraars geschiedenis, cultuurwetenschappen, filosofie, kunst en literatuur ligt de moeilijke taak om onze leerlingen iets anders te leren. Om hen de geschiedenis en cultuur in handen te geven, zodat ze die zelf kunnen hanteren en er hun wereld vorm mee geven. Inburgeraars moeten de kans krijgen om de cultuur van hun nieuwe thuis zelf te ontdekken, en er het hunne aan toe te voegen.
De nieuwe Vlaamse meerderheid hoeft daarbij geen ongevraagde hulp te bieden in de vorm van een lijstje met ankerpunten waar we gedwongen trots op moeten zijn.