Waarom zakt het niveau ?

Facebooktwittermail

De tegenstanders van onderwijsvernieuwing beweren doorgaans dat de pogingen om het onderwijs te democratiseren hebben geleid of gedoemd zijn te leiden tot een neerwaartse nivellering. We horen dit discours bij de N-VA in Vlaanderen, bij de MR in Franstalig België, bij de Républicains in Frankrijk. In het debat rond het (dalend) onderwijsniveau dat bij het begin van het schooljaar in de Vlaamse media opflakkerde, beweerden meerdere tenoren dat het kansenbeleid en de zorg om gelijkheid hebben geleid tot de achteruitgang van het onderwijsniveau en van de prestaties van onze toppers in het bijzonder. “Onze scholen discrimineren nu de betere leerlingen”, liet Wouter Duyck, professor cognitieve psychologie aan de universiteit van Gent, optekenen.

Even traditioneel bestaat er bij progressieven een wantrouwen voor dit discours over “het niveau dat daalt”. Het niveau daalt niet maar stijgt, zo luidt de redenering, want de jongeren gaan nu veel langer naar school en men leert nu op school allerlei dingen die vroeger niet bestonden of waarvoor vroeger geen aandacht was.

We moeten nochtans erkennen dat dit antwoord geen steek meer houdt. De laatste jaren kunnen we wel degelijk spreken van een daling van het vereiste kennisniveau van de leerplannen en van het niveau waarop de leerlingen de kennis beheersen. Om zich daarvan te vergewissen volstaat het de handboeken van 30 of 40 jaar geleden te vergelijken met de huidige. De daling van het niveau is merkbaar in alle vakken en voor alle aspecten van de leerstof. Voor Nederlands en voor Frans geldt de vaststelling voor spelling, grammatica, woordenschat, begrijpend lezen, stijl en literatuur. In de wiskunde kunnen veel leerlingen minder goed allerlei vraagstukken oplossen dan vroeger, ondanks de nadruk op “competenties” zoals “probleemoplossend vermogen”. De meeste leerlingen weten niet meer wat een rigoureus bewijs inhoudt. Veel onderdelen van de wetenschappen, geschiedenis, aardrijkskunde … worden nu minder grondig behandeld dan vroeger.

De vraag is niet of het niveau daalt maar waarom het niveau daalt.

Voor de reactionaire krachten van allerlei pluimage is het antwoord : de overdreven democratisering van het onderwijs. Door de poorten van het secundair onderwijs wijd open te zetten, zo luidt hun betoog, heeft men kinderen binnen gelaten die de vereiste intellectuele capaciteiten of wilskracht om aan de eisen te voldoen, niet bezitten. En dus werd onder het mom van twijfelachtige pedagogische hervormingen de lat lager gelegd om de statistieken van de schoolse mislukkingen op te poetsen.

Deze stelling getuigt vooreerst van een fundamenteel misprijzen voor de volksklassen, omdat men onderstelt dat ze van nature uit minder bekwaam zijn of minder werklust aan de dag leggen dan anderen. Maar deze stelling is ook compleet verkeerd. De zogenaamde democratisering van het onderwijs heeft nooit als objectief gehad om aan de kinderen uit de volksklassen de stevige vorming en de rijke cultuur te bieden die men altijd aan de nakomelingen van de leidende klassen heeft voorbehouden. Tijdens de volledige 20ste eeuw kwam het er steeds op neer dat het algemeen vormingsniveau in het onderwijs werd aangepast aan de vereisten van de arbeidsmarkt.

Sinds 30 jaar is er een sterke polarisatie van de arbeidsmarkt. Er is een grote vraag naar hooggeschoolde arbeidskrachten maar ook een toename van ongeschoolde of laaggeschoolde jobs in de dienstensector. Anderzijds hebben het hoge innovatieritme en de economische onvoorspelbaarheid ertoe geleid dat de aanpasbaarheid aan de competenties de bovenhand haalt op rigide kennis. Met andere woorden, als het kennisniveau daalt en als de ongelijkheid in het onderwijs toeneemt, is dat het bewijs dat het onderwijssysteem zich perfect aanpast aan de verwachtingen van de moderne kapitalistische maatschappij. Die wil niet dat het volk te slim wordt : te gevaarlijk en te duur.

Het enige consequente progressief standpunt inzake onderwijs bestaat er in gelijkheid en excellentie te eisen. Noch sociale ongelijkheid noch neerwaartse nivellering zullen aan de uitgebuite klassen de kennis bijbrengen die nodig is om de wereld te begrijpen en te veranderen.

(Editoriaal van “De democratische school”, september 2018)

 

Nico Hirtt est physicien de formation et a fait carrière comme professeur de mathématique et de physique. En 1995, il fut l'un des fondateurs de l'Aped, il a aussi été rédacteur en chef de la revue trimestrielle L'école démocratique. Il est actuellement chargé d'étude pour l'Aped. Il est l'auteur de nombreux articles et ouvrages sur l'école.