Ik ben nu al een tijdje ‘opa’ en ik betrap me er op hoe ik vanaf de geboorte van onze kleine Marius de ipad-camera constant bij me houd om alle gedragingen van zo’n boorling, peuter, kleuter… vast te leggen.
Onmiddellijk begint zo’n kleintje zijn omgeving af te tasten, te verkennen, te ontdekken. Alles grijpen en vastnemen. Grijpen om te begrijpen, om in te grijpen. Wat een ondernemer! Welke ondernemingszin! Stukje bij stukje steeds meer greep krijgen op zijn omgeving, steeds meer creatief naar oplossingen zoeken voor de problemen waarvoor ie komt te staan.
En dat gaat zo verder…
Zo staan we in het leven. Van nature uit gaan we aan de slag, samen met anderen, om de materie om te vormen. We zijn gestart voor een leven vol ontdekkingen. Onze scholing zou deze natuurlijke aanleg maximaal moeten kunnen ondersteunen, verder begeesteren en onderbouwen met kennis en inzicht. Een pleidooi voor ondernemingszin is op zijn plaats.
Jan Cap zal in mijn herinneringen blijven voortleven. Vooral zijn scherpe beoordeling van wat er in onze maatschappij gebeurt met alle creativiteit en ondernemingszin. Als scheepsbouwer wist hij maar al te goed dat die stalen platen enkel en alleen door de handen van de arbeiders en door hun kennis gegrepen en vervormd werden en er zo ongelooflijke boten gecreëerd werden. Ze plooiden, vervormden, lasten en vezen zware platen tot prachtige boten. Over ondernemen gesproken…
De wereld op zijn kop
Dat beeld van de scheepsbouwers is veelzeggend. Net als kinderen met hun speelgoed de materie omvormen, benutten en er telkens originele resultaten mee produceren, doen de scheepsbouwers en alle andere werkers dat ook. Is het een boot, een theaterstuk, een lekker diner …. werkende handen en geest zijn tot veel in staat. Allemaal ondernemers!
Maar wat is nu het vreemde ?
Na het bouwen van dat schip moeten die arbeiders dat achterlaten en afstaan. Ze moeten het uit handen geven en iemand eigent zich dat toe : ik ben de baas, dit is van mij. Stel je voor dat je opgroeiend kind iets enorm waardevol maakt en jij kan zeggen : “Geef het nu maar aan mij. Ik verkoop het en als ik er een goede prijs voor krijg, dan geef ik je wel een likstokje cadeau.”
Het is deze diefstal waarmee we leren leven, die we maatschappelijk moeten aanvaarden…
Taal heeft een klassekarakter
Terwijl de werkende bevolking zowat voor alle rijkdom en materiële realisatie zorgt, zijn we inmiddels gewoon geraakt aan de diefstal ervan door de bazen. Zij eigen zich die realisaties toe. Vreemd genoeg noemen ze zich ook ‘ondernemers’, terwijl in mijn ogen de echte ondernemers juist zij zijn die deze producties met eigen handen en geest realiseerden. De omgekeerde wereld!
Laat ons maar even stilstaan bij dit taalgebruik. Jan Blommaert schreef een heel goed boekje met uitleg over die dubbele betekenis van woorden, afhankelijk vanuit welke positie in de maatschappij je denkt en kijkt.
Neem nu bijvoorbeeld ‘werkgever’ en ‘werknemer’. Het zijn de Jan Caps, de scheepsbouwers – om bij ons voorbeeld te blijven – die toch ‘werk geven’. Maar eens de boot er is, wordt hij uit hun handen genomen door diegene die in de volksmond vroeger de ‘baas’, maar nu wat opgefleurd de ‘ondernemer’ wordt genoemd of de ‘werkgever’. Van taalmisbruik gesproken!
Voor mij zijn de echte werkgevers zij die al het werk leveren en er zich met bloed, zweet en tranen ingooien om de boot te maken. De werknemers zijn dan de bazen, want zij ontnemen, pakken het werk af en verdienen er aan.
Ondernemingszin, ondernemers
In het onderwijs duikt het woord ondernemingszin meer en meer op. Natuurlijk moeten we de natuurlijke ondernemingszin, de ontdekkingsdrang aanmoedigen, ontwikkelen en ten volle tot zijn recht laten komen. Daarom stond ik in het onderwijs ook altijd zo achter het projectonderwijs : samen iets aanpakken en tot oplossingen komen, iets in elkaar steken, realiseren. En … als het dan ‘gelukt’ was, dan was er die voldoening over wat we samen toch hadden kunnen realiseren. Het plezier ook van ervan te kunnen genieten. Het was van ons. Een schril contrast met wat er in onze huidige maatschappij aan de gang is : wat je maakt, wordt ontvreemd. Je bepaalt niet wat er verder mee gebeurt. Je verliest de greep.
Door dit projectonderwijs krijg je ook de kans om die eigenaardige ontwikkeling daarna filosofisch uit te diepen. Hier kan je bevragend denken. Dat is op zoek gaan naar de essentie. Dat verwoordden wij ook in het concept van ons ‘projectonderwijs’ (zie boek : ‘Kabouter tussen reuzen’- Carl Medaer)
In het onderwijs wordt ondernemingszin echter anders gezien. Lees maar : het ‘ondernemen’ zoals in de huidige kapitalistische maatschappij aanleren met alle economisch aanvaarde mechanismen : management, verkoop, winst, …. Geen kritische beschouwingen over wie welke belangen heeft. Het wordt een leerschool voor reproductie van de huidige maatschappelijke verhoudingen, denkbeelden en is dus helemaal niet gericht om kritisch vraagtekens te plaatsen bij het ‘systeem’.
Daar pas ik voor!