Duaal leren: het Duitse systeem nader bekeken

Facebooktwittermail

Einde juni was een aantal Vlaamse ministers op bezoek in Zwitserland. Gaan gluren bij de wat verdere buren om meer te weten te komen over duaal leren. Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits en minister van Arbeid Muyters sleutelen immers zelf aan een Vlaams systeem van duaal leren. Op 1 september 2017 breidden ze de proeftuinen uit naar 83 Vlaamse scholen. “Leren op de werkvloer mag niet langer een tweede keuze zijn of het resultaat van het watervalsysteem, luidt het. Zo wil Vlaanderen vermijden dat jongeren de schoolbanken zonder diploma verlaten.”[1]

De oorspronkelijke startdatum voor de uitrol over heel Vlaanderen, 1 september 2017, is intussen met een jaartje opgeschoven. Dat kan ook moeilijk anders, bij gebrek aan evaluatie van de eerste reeks proeftuinen, die een aanvang nam in september 2016. Vorige maand werd bekend dat vanaf 1 september 2018 alle scholen duaal leren zullen kunnen aanbieden.

Vorig jaar schreven we al een standpunt over de eerste reeks proeftuinen, waarin we betwijfelden of het duaal leren wel degelijk een probaat middel is tegen vroegtijdige schooluitval. De Zwitserse uitstap van de Vlaamse regering was voor ons aanleiding om het Duitse systeem van nabij te bekijken. De Duitse “duale Ausbildung” is immers de inspiratiebron bij uitstek voor de Europese beroepsopleidingen.

Niet alleen attractief, maar ook nog een “Schlager”!

Vanwaar de aantrekkingskracht van het Duitse duaal leren? Dit heeft alles te maken met causaliteitsdenken. De Europese landen die het duaal leren van oudsher inrichten of het recent hebben ingevoerd, hebben een merkelijk lagere jeugdwerkloosheidsgraad dan andere landen. Kijk naar de percentages jeugdwerkloosheid in Duitsland, Oostenrijk, Nederland en Denemarken, alle landen waar het duaal leren de belangrijkste component is van de beroepsopleiding. Denemarken mag dan een lichte terugval hebben gekend, in de andere landen blijft de jeugdwerkloosheidsgraad onder de 12%. Duitsland 7% in 2016. Vergelijk dat met België: 20% in 2016. Zweden en Finland zitten iets onder de 20%. Spanje, Italië en Griekenland tellen meer dan 40% jeugdige werklozen.

Vandaar de veronderstelling, met overtuiging onderschreven en gepropageerd vanuit de Europese instellingen, dat het systeem van duaal leren voor de beroepsopleiding een betere aansluiting met de arbeidsmarkt tot gevolg heeft. Niet dat er een bewijs is voor deze veronderstelling, want de oorzaken van jeugdwerkloosheid zijn van uiteenlopende aard en kunnen zeker niet alleen teruggevoerd worden op de arbeidsmarktgerichtheid van de beroepsopleiding.[2] Laat ons bovendien niet vergeten dat Duitsland, met zijn relatief grote industrie, binnen Europa eerder een uitzondering is. Maar voor Duitsland is het verband wel voldoende reden om onder het motto “Exportschlager duale Ausbildung” het internationale samenwerkingsverband GOVET op te zetten. Niet om het historisch gegroeide Duitse systeem te kopiëren naar een ander land, maar om “good practices” of nuttige ervaringen op Europees vlak te delen.[3] Wij zien voorlopig geen redenen om aan te nemen dat een invoering van het duaal leren in België automatisch zal leiden tot een vermindering van de jeugdwerkloosheid.

De fascinatie met het Duitse duaal leren is allerminst een nieuw fenomeen. In de jaren 90 van de vorige eeuw was het Duitse systeem een lichtend voorbeeld voor Britse, Franse en Amerikaanse beleidsmakers. Edith Cresson, eerste minister onder Mitterand, was er gek van. De kopieën waren niet altijd een succes, zo blijkt. In de Verenigde Staten slaagden noch George W. Bush (met de National Youth Apprenticeship Act), noch Bill Clinton (met de School-to-Work-Opportunity Act) erin om het systeem ingang te doen vinden. Werkgeversorganisaties en onderwijsinstanties bleken niet in staat om duaal leren organisatorisch op poten te zetten. Van werkgeverskant was het wantrouwen te groot om voluit te investeren in stageplaatsen. Bij gebrek aan een duidelijk raamwerk opgezet door de overheid, haakten ook de leerlingen af.[4] De invoering van het duaal leren in de Filipijnen, China en Egypte liep af op een sisser. Het systeem bestaat er nog, maar slechts op een zeer beperkte schaal. Dit is ook het geval in Benin, ten zuiden van de Sahara.

Wat houdt het Duitse duaal leren in?

Wat houdt het Duitse duaal leren precies in? Stagiairs volgen gedurende gemiddeld drie jaar een opleiding bij een (meestal private) werkgever. Deze opleiding op de werkvloer – voor een van de 350 erkende beroepen – wordt aangevuld met een beroeps- en algemene vorming op de beroepsschool. Naargelang je opleiding spendeer je 60 à 80% van je tijd op de werkvloer, en 20 à 40% van je tijd op school. De algemene vorming hoeft, om redenen van continuïteit, niet wekelijks plaats te vinden, maar kan ook de vorm aannemen van blokken van een 6-tal weken (“Blockunterricht”).

Het Duitse duaal leren is een streng gereguleerd systeem dat, wat het werkende gedeelte betreft, volledig georganiseerd én gefinancierd wordt door de werkgevers. De overheid (in casu het “Land” of de deelstaat, die verantwoordelijk is voor onderwijs) financiert enkel de algemene vorming van de stagiairs. Het gedeelte werken wordt vorm gegeven op lokaal niveau, hetzij door de werkgevers (via de bedrijfsondernemingsraden), hetzij door de lokale beroepsorganisaties (de “Handwerkskammern” of de “Industrie- und Handelskammern”). Deze laatste organiseren de examens en reiken de diploma’s uit. Ook de vakbonden spelen via de ondernemingsraden een belangrijke ondersteunende rol. Verantwoordelijk voor regelgeving, ontwikkeling van programma’s en examens, opvolging en coördinatie van de “duale Ausbildung” is het federale “Bundesinstitut für Berufsbildung” (BIBB). De BIBB heeft een bestuur bestaande uit de federale en regionale overheden en vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en de vakbonden. Ook op deelstaatniveau vind je bestuursinstanties voor beroepsopleiding terug met een gelijkaardige samenstelling.

Het duaal leren geldt in Duitsland als een alternatief voor een academische of hogeschoolopleiding. In Nordrhein-Westphalen heb je zelfs leerplicht (“Berufsschulpflicht”) tot je 21 jaar indien je voor de formule kiest.[5] De meeste jongeren stappen in het systeem rond hun zeventiende. Om dit te begrijpen moeten we even de structuur van het Duitse onderwijs toelichten.

Je gaat naar de basisschool (“Grundschule”) op je 6 jaar. Na 4 jaar basisschool ga je in de meeste deelstaten naar de “Förderstufe”, die bestaat uit twee oriënterende jaren, waarbij je al een voorkeuze moet maken voor het type school dat je in het “Sekundarbereich” zult volgen. Nu wordt het plaatje herkenbaarder, want in het secundair moet je kiezen tussen: “Gymnasium” (algemeen onderwijs, zoals aso), “Realschule” (technisch onderwijs, zoals tso) of “Hauptschule” (beroepsonderwijs, zoals bso). In sommige deelstaten heb je ook een “Gesamtschule”, waar je deze drie onderwijsvormen naast elkaar aantreft. Na de 2 oriënterende jaren volgen er, naargelang de deelstaat, nog 3 of 4 jaren in een van deze schooltypes. Na 9 of 10 jaar heb je dan de eerste secundaire cyclus doorlopen en krijg je een “Schulabschluss”, een diploma (lager) secundair.

We nemen nota van het feit dat Duitse schoolkinderen al op de ouderdom van 10 jaar van elkaar worden gescheiden op basis van hun prestaties. Net zoals bij ons zijn in het Duitse onderwijssysteem de ongelijkheid en de segregatie groot. De “Hauptschule” wordt niet voor niets door sommigen een “Restschule” genoemd, die de iets minder dan een miljoen scholieren opvangt die door de mazen van het onderwijssysteem zijn geglipt. De ongelijkheid en segregatie zijn zo diep ingebed in het Duitse onderwijssysteem, dat er nauwelijks valt aan te tornen. Een poging van de Hamburgse zwart-groene regering (dit wil zeggen samengesteld uit CDU en groenen) om in 2010 de basisschool te verlengen tot 12 jaar en in één ruk het “Gymnasium” en de “Realschule” af te schaffen en te doen opgaan in één “Gesamtschule”, liep stuk op een referendum georganiseerd door bezorgde middenklasseouders, onder de naam “Wir wollen lernen”.[6] De solidariteit stopt blijkbaar daar, waar het om de eigen kinderen gaat, stelde de filosoof Richard David Precht vast.[7]

Enkele cijfers nu. Van een willekeurige jaargang kiest gemiddeld 56% van de leerlingen voor duaal leren.[8] De meeste “Hauptschüler” passeren eerst nog langs het “Übergangssystem”, het overgangssysteem. Dit is een amalgaam van voorbereidende en begeleidende trajecten richting arbeidsmarkt waarvan de structuur sterk verschilt van deelstaat tot deelstaat. Anderzijds had in 2013 slechts 25% van de beginnende stagiairs in het duale systeem een diploma behaald.[9] Een kleine minderheid dus. We stellen meteen vast dat ook wie geen “Schulabschluss” of diploma heeft behaald, toch kan instappen in het duaal leren.

Een prestigieus maar duur systeem

De directe kost voor de bedrijven is aanzienlijk, in de eerste plaats voor de grote bedrijven. Dit is niet zozeer toe te schrijven aan de vergoedingen die de stagiairs (als contractueel werknemer) ontvangen, want die zijn zeer bescheiden, maar wel aan de omkaderingskosten: de “duale Ausbildung” veronderstelt dat de bedrijven gedetailleerde opleidingsprogramma’s volgen en dat ze ervaren werknemers permanent inzetten (en dikwijls extra betalen) in het kader van de stagebegeleiding. Waar grote bedrijven doorgaans aan het systeem toeschieten, kunnen kleine bedrijven uit het driejarige meedraaien van een stagiair meestal wel enige winst boeken. Verder hierover meer.

Van deze “Ausbildern” (mentoren) worden twee kwalificaties verwacht. Ten eerste de “Ausbildungsbefähigung” of het opleidingsattest: dat behaalt men via de “AdA-Prüfung” of het mentorenexamen[10]. Vervolgens is er de “Ausbildungsberechtigung” of de opleidingserkenning. Die komt er indien je de juiste beroepsopleiding hebt genoten en je bedrijf erkend is door de betrokken beroepsorganisatie (“Industrie- und Handelskammer oder Handwerkskammer”). Alleen wie aan deze twee criteria voldoet, mag zich een “Ausbilder” of mentor noemen. Wil je als bedrijf meedraaien in het duaal leren, dan moet je minstens één “Ausbilder” of mentor tewerkstellen. Die is verantwoordelijk voor de opleiding van de stagiairs en is het aanspreekpunt bij vragen en problemen.[11]

50% van de stagiairs krijgt na de stage een vast contract op hun stageplek, wat uiteraard niet weinig is. Toch stappen velen over naar een andere sector. Een Duits mopje zegt dat je nergens zoveel bakkers vindt als aan de lopende band bij BMW. Maar in Duitsland blijft het duaal leren sowieso een must als je niet voortstudeert aan de hogeschool of aan de universiteit. Het prestige van het duaal leren is zo groot dat deuren gesloten blijven zonder diploma. Aan het einde van de rit geeft het systeem je een identiteit, een “Beruf” of beroep, dat de beroepsmatige evenknie is van een hoger diploma.

Een logisch gevolg hiervan is dat Duitse bedrijven doorgaans over een hooggekwalificeerd werknemersbestand beschikken. Een minpunt van het systeem is dan weer, net als in ons beroepsonderwijs, de beperkte algemene vorming.  Voor alle beroepen mogen dan wel Duits, politieke vorming, godsdienst en sport in het leerplan staan, voor ons volstaan 20 tot 40% algemene vorming niet om jongeren een voldoende diep inzicht te geven in de werking van onze maatschappij.[12]

Toch zijn ook critici van het systeem het erover eens: de “duale Ausbildung” is voor een meerderheid van de schoolverlaters die voor een niet-academische loopbaan kiezen, een relatief zekere weg naar gekwalificeerde arbeid. In het bijzonder in de naoorlogse jaren was ze voor jongeren uit arbeidersfamilies een springplank naar vaste en gekwalificeerde arbeid.[13] De overgang naar regulier werk verloopt vlot, en in een latere fase van je loopbaan ben je beter beschermd tegen jobverlies.[14] We hebben het dan wel over de groep die er daadwerkelijk in slaagt om een stageplaats en een diploma te bemachtigen. Over het gebrek aan inclusie van het systeem, verder meer.

Betekent dit dat de “duale Ausbildung” ook voor andere landen dan Duitsland een na te streven model is? In 2002, in haar boek “Does Education Matter?”, waarschuwde de Britse onderwijsdeskundige Alison Wolf al voor een al te letterlijk kopiëren van het Duitse systeem.[15] De “duale Ausbildung” is immers een specifiek Duits concept, geworteld in een lange traditie en historisch gegroeid tot wat het is. Weliswaar met een groot prestige, wat het natuurlijk zeer aantrekkelijk maakt. Maar zo specifiek dat het niet simpelweg te kopiëren is.

Maar is het ook een inclusief systeem?

Ook in Duitsland plaatst alvast meer dan een onderwijsexpert kanttekeningen bij een systeem dat ook zijn schaduwkanten kent. Zo is het Duitse duale leren niet onmiddellijk een inclusief systeem. Gemiddeld een derde van de kandidaat-stagiairs vindt aanvankelijk geen stageplaats in een privé-bedrijf of een overheidsinstelling. Zij komen meestal terecht in wat men het “Übergangssystem” noemt, het overgangssysteem, een amalgaam van voorbereidende en begeleidende trajecten richting arbeidsmarkt.[16] Redelijk onoverzichtelijk omdat iedere deelstaat dit overgangssysteem op zijn eigen manier inricht. Velen vinden vervolgens een stageplaats in wat men “die zweite Schwelle” noemt, de tweede drempel.

Wie een stageplaats vindt, is daarom nog niet zeker van zijn of haar certificatie. In 2012 werd zowat een kwart van de stages voortijdig stopgezet. Dit is een gemiddelde, want dit cijfer schommelt enorm naargelang de sector waarin je stage loopt. Wie stage doet bij de overheid, is relatief zeker van zijn stageplaats (7% stopzettingen). Voor ambachten loopt dit op tot 31% stopzettingen. Voor schoonheidsspecialisten zelfs tot 50%.[17] Hier geldt ook: hoe lager je diploma, hoe groter de kans dat je stage wordt stopgezet.[18] De redenen voor stopzetting lopen uiteraard uiteen: stagiairs zeggen dat werkdruk, gratis overuren en de lage kwaliteit van de opleiding aanleiding geven tot conflicten; bedrijven spreken van valse verwachtingen, onvoldoende inzet of een gebrek aan motivatie. De stopzetting van je stage leidt niet onvermijdelijk tot het einde van je “duale Ausbildung”. Zowat de helft van de stagiairs doet voort, meestal in het overgangssysteem, en zonder uitzicht op het begeerde diploma. Op dat moment ontbreekt in veel deelstaten een parallelle voltijdse beroepsschool die deze jongeren uitzicht kan geven op een gelijkwaardige kwalificatie.[19]

Het mag duidelijk zijn dat het Duitse duaal leren een succes is voor wie op tijd op de trein weet te springen en er niet aftuimelt. Maar net zo goed kun je er niet omheen dat een aanzienlijk deel van de jongeren uit de boot valt. Dus neen, het is geen inclusief systeem. Het gebrek aan inclusie doet afbreuk aan de verdiensten die het duaal leren daarnaast heeft.

Wat kost het en wat brengt het op?

Zegt minister Crevits in De Tijd van 23 juni 2017: “Ook de sociale druk op ondernemingen valt me op. Ze zijn fier dat ze stageplaatsen aanbieden en ze zien ook dat ze daar economisch profijt uit halen.”[20] Dat laatste willen we graag even nuanceren. Het mag dan zo zijn, dat “het Zwitserse systeem het enige is waarbij het bedrijfsleven aan het duaal leren verdient. … Het levert de bedrijven globaal gezien meer op dan dat ze investeren.”[21] In Duitsland en Oostenrijk is het financiële plaatje voor de bedrijven enigszins anders. Waar in Zwitserland twee derden van de bedrijven al tijdens de stage aan het duaal leren verdient, is dat in Duitsland slechts het geval voor 30% van de ondernemingen.[22]

De kosten die de bedrijven hebben behelzen stagevergoedingen, de loon- en opleidingskosten van de mentoren, materiaal- en machinekosten, administratiekosten en taksen.[23] Opbrengsten voor de bedrijven zijn er in de vorm van productieve arbeid van de stagiairs. Die opbrengsten zijn in Duitsland sterk gestegen sinds 2000, wat er op wijst dat de stagiairs steeds meer al van bij het begin van de stage in de bedrijfsproductie worden ingezet.[24] Maar globaal gezien leggen de bedrijven eraan toe. In de eerste plaats de grote industriebedrijven en de overheid, die tot 7000€ per jaar en per stagiair toeleggen. De kosten zijn half zo groot voor vakwerkbedrijven, en beduidend minder groot voor landbouwbedrijven en vrije beroepen.[25]

Een niet te verwaarlozen aspect is dat in Duitsland zowat de helft van de stagiairs aan de slag blijft in het bedrijf van opleiding. Ook tijdens de inwerkperiode zullen ex-stagiairs beter presteren en dus rendabeler zijn dan nieuw aangeworven werkers. Als je deze factoren in rekening brengt, dan is het duaal leren voor de Duitse bedrijven die hun stagiairs effectief in dienst nemen ook vanuit financieel oogpunt in bijna alle gevallen een winstgevende operatie.

Ons standpunt over duaal leren en aanbevelingen

Mocht onze houding ten opzichte van het duaal leren kritisch lijken, dan wil ik onderstrepen dat Ovds op geen enkele manier gekant is tegen stages op de werkvloer. Integendeel, het is een essentieel onderdeel van ons programma. Voor ons is er geen theorie zonder praktijk, geen algemene vorming zonder de toepassing ervan. In ons onderwijsconcept doen alle leerlingen stages in het kader van een polytechnische vorming, ook zij die doorstromen naar het hoger onderwijs. Als geen ander pedagogisch middel ondersteunt de stage ons motto: de wereld begrijpen om hem te veranderen. In ons concept van het onderwijs nemen de beroepsvormende stages een aanvang na de brede eerste en tweede graad, op de leeftijd van ongeveer 16 jaar dus. En duaal leren kan zeker een onderdeel van die beroepsvormende stages zijn.

Maar het kan niet de bedoeling zijn om onder het mom van duaal leren, een extra reservoir van goedkope en toch kwaliteitsvolle arbeidskrachten te creëren waaruit werkgevers naar hartenlust en vrij kunnen putten. Daarom willen wij, op basis van de literatuur en van ons programma, volgende aanbevelingen formuleren voor de implementatie van het duaal leren in België.

  1. Geef zoveel mogelijk jongeren toegang tot het duaal leren, niet alleen de uitschieters en de “arbeidsrijpe” leerlingen. Iedere leerling in het secundair heeft recht op een goede, kwaliteitsvolle stageplaats.
  2. Verwaarloos het voltijds beroepsonderwijs niet. Als de werkgevers bepalen wie ze aannemen in het kader van duaal leren, dan moet dit een optie blijven voor de leerlingen die het moeilijk hebben om een stageplaats te vinden. Ook dit traject moet aan het einde van de rit een volwaardig diploma opleveren.
  3. Betrek ook de vakbonden bij de opzet en het beheer van het systeem. Zij kunnen zorgen voor een evenwicht in de prioriteiten en voor een beter begrip en acceptatie van het systeem bij de werknemers.
  4. Organiseer een opleiding en certificatie voor mentoren. Zij zijn de pijlers van het werkend gedeelte van het duaal leren en hun kwaliteit en toewijding zijn van cruciaal belang.
  5. Bewaak de kwaliteit van de opleiding. Dit is ook in Duitsland geen overbodige luxe. Ook daar heb je bedrijven die zich laten verblinden door de kortetermijnwinst en het langetermijnperspectief uit het oog verliezen.
  6. Versterk het luik van de algemene vorming. Niet alleen zullen de leerlingen die ruggengraat nodig hebben in hun latere carrière, alle leerlingen hebben recht op een brede algemene vorming die hen inzicht geeft in de werking van onze maatschappij en haar sociaal-economische verhoudingen.
  7. Na de verwezenlijking van de voorgaande punten, en alleen dan: promoot het duaal leren als een volwaardige beroepsopleiding, die niet moet onderdoen voor een opleiding aan de hogeschool. Als er iets is dat kan bijdragen tot de herwaardering van het beroepsonderwijs, is het dat wel.

Onderwijs: een (Duitse) federale materie?

We eindigen met een beschouwing die losstaat van het duaal leren en ingaat op een merkwaardigheid van het Duitse onderwijssysteem. We hebben het al gehad over de rol van de deelstaten in de organisatie van het Duitse onderwijs. Dit is een erfenis van de naoorlogse bezetting van Duitsland door de geallieerden. Deze laatsten wilden geen sterk federaal onderwijsbeleid en gaven de voorkeur aan een voor de bezettingsmachten makkelijker te controleren onderwijsbeleid op deelstaatniveau. Bijna alle Duitse onderwijsdeskundigen delen de volgende mening: de organisatie van het onderwijs overlaten aan de deelstaten is fout en staat een coherent en efficiënt onderwijsbeleid in de weg. Het leidt tot een meersporenbeleid tegen verschillende snelheden. Het leidt tot contradicties en structuren waarin het moeilijk is om klaar te kijken. Dat merk je als je de ranglijstjes ziet, waarin de deelstaten met elkaar worden vergeleken.[26] Saksen en Beieren aan de top, hoe kan het anders? Bremen dat steeds aan de staart bengelt. Evoluties in deze rangschikking worden nauwlettend onder de loep genomen en eindeloos becommentarieerd. Baden-Württemberg dat achteruit gaat na een hervorming door een groene onderwijsminister? Hoe zou dat komen? Conclusie met applaus op alle kritische banken: organiseer dat onderwijs op het federale niveau. Een ideetje voor ons Belgen? En begin nu alsjeblieft niet over taal…

[1] De Tijd, 23 juni 2017, “Wie in een fabriek stage doet, is daar fier op”.

[2] Elisabeth M. Krekel und Günter Walden, Exportschlager Duales System der Berufsausbildung? in: Lutz Bellmann, Gerd Grözinger, Bildung in der Wissensgesellschaft, Metropolis-Verlag, Marburg, 2016, p. 56.

[3] Ibid.

[4] Ibid., p. 61.

[5] http://www.bildungsxperten.net/wissen/das-schulsystem-in-deutschland-funktionen-und-aufgaben/

[6] http://www.spiegel.de/lebenundlernen/schule/volksentscheid-hamburger-schmettern-schulreform-ab-a-707179.html

[7] Richard David Precht, Anna, die Schule und der liebe Gott, Goldmann, München, 2013, p. 70.

[8] Wolfgang Bliem, Alexander Petanovitsch, Kurt Schmid, Duale Berufsbildung in Deutschland, Liechtenstein, Österreich und der Schweiz, Vergleichender Expertenbericht, IBW Institut für Bildungsforschung der Wirtschaft, Wien, 2016, p. 38.

[9] Ibid., p. 39.

[10] AdA staat voor “Ausbildung der Ausbilder”, opleiding van mentoren.

[11] http://www.ausbilder-ihk.de/

[12] Politieke vorming is een vast onderdeel van alle Duitse leerplannen.

[13] Dirk Konietzka, Berufliche Ausbildung und der Übergang in den Arbeitsmarkt, in: Rolf Becker, Wolfgang Lauterbach, Bildung als Privileg, 5. Auflage, Springer VS, Wiesbaden, 2016, p. 336.

[14] Konietzka, p. 321.

[15] Alison Wolf, Does Education Matter? Myths about education and economic growth, Penguin Books, London, 2002, p. 167.

[16] Marius R. Busemeyer, Reformperspektiven der beruflichen Bildung. Erkentnisse aus dem internationalen Vergleich, Friedrich-Ebert-Stiftung, Bonn, 2012, p. 6.

[17] Daniela Rohrbach-Schmidt, Alexandra Uhly, Determinanten vorzeitiger Lösungen von Ausbildungsverträgen und berufliche Segmentierung im dualen System, in: Kölner Zeitschrift für Soziologie und Sozialpsychologie, nr. 67, p. 107-108.

[18] Ibid. Stagiairs zonder secundair diploma of met een diploma van de “Hauptschule” (beroepsschool) kennen de meeste stopzettingen (respectievelijk 39% en 35%).

[19] Marius R. Busemeyer, Reformperspektiven der beruflichen Bildung. Erkentnisse aus dem internationalen Vergleich, Friedrich-Ebert-Stiftung, Bonn, 2012, p. 6.

[20] De Tijd, 23 juni 2017, “Wie in een fabriek stage doet, is daar fier op”.

[21] Ibid.

[22] Wolfgang Bliem et al., p. 52.

[23] Wolfgang Bliem et al., p. 45.

[24] Harald Pfeifer, Kosten und Nutzen der betrieblichen Berufsausbildung, BIBB, Bonn, 2009, p. 23. In Zwitserland zijn de opbrengsten van het duaal leren groter omdat stagiairs nog sneller in de productieve bedrijfsprocessen worden betrokken.

[25] Voor die laatste twee categorieën kost een stagiair minder dan 1000 euro per jaar. Ibid., p. 15.

[26] Der Spiegel, 28 oktober 2016, “Bildungstest in den Bundesländern. Der Norden holt auf, Baden-Württemberg schmiert ab”, http://www.spiegel.de/lebenundlernen/schule/bildung-in-deutschland-der-norden-holt-auf-baden-wuerttemberg-schmiert-ab-a-1118576.html

Duaal leren op de 6 uren van de democratische school

Op de 6 uren van de democratische school (18 november in Brussel) kan je een debat over duaal leren volgen. Peter De Koning (Ovds, auteur van dit artikel) spreekt met Koen Wils (COC), Nancy Libert (ACOD), Dirk Kops (directeur Centrum Lerend Werken TSM Mechelen) en Guy Duchène (technisch coördinator DBSO spectrumschool Deurne). Meer info en inschrijvingen op deze website.