M- decreet: er zijn middelen, maar ze worden slecht aangewend

Facebooktwittermail

Een workshop over het M-decreet kon uiteraard niet ontbreken op de 8 uren voor de democratische school. Het decreet dat een deel van de leerlingen met handicaps een plaats in het gewoon onderwijs wil geven is het gespreksonderwerp van het lopend schooljaar. De workshop was zeer informatief, zij het dat er zonder leerkrachten in het panel weinig weerwerk was ten opzichte van de opties die het beleid heeft genomen.

De panelleden waren Theo Mardulier, adviseur op het ministerie van Onderwijs en een van de architecten van het M-decreet, Peter Gregorius, adjunct-secretaris-generaal van de COC en Wouter Smets, onderzoeker en docent aan de lerarenopleiding van de Karel de Grote hogeschool in Antwerpen.

Wat is het M-decreet? We kijken even op de website van minster Crevits: “Vanaf 1 september 2015 heeft elk kind het recht zich in te schrijven in een gewone school, mits redelijke aanpassingen. Dat is het gevolg van het decreet van 21 maart 2014 over de maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, beter bekend als het M-decreet. Het VN-verdrag bepaalt dat mensen met een handicap recht hebben op een goed leven, op een volwaardige deelname aan de maatschappij, dus ook aan het onderwijs.”1
Weetje: de “M” staat voor de “noodzakelijke maatregelen” uit de originele titel van het decreet.

Inclusie

Tijdens de workshop werden eerst een aantal sleutelwoorden toegelicht. Het eerste was inclusie. Aan de basis van het M-decreet ligt de constatatie dat er een te grote groep van onze leerlingenpopulatie in aparte scholen les krijgt, en daar zijn veel leerlingen bij met leermoeilijkheden. Vandaar de nood aan inclusief onderwijs. Wat we nodig hebben op dit vlak is een “mindshift”. We moeten aanvaarden dat leerlingen met een handicap of een leerachterstand deel uitmaken van het gewone onderwijs.

Na de ratificatie van het VN-verdrag in 2009 werd het inschrijvingsrecht van iedere leerling in het gewone onderwijs een wettelijke realiteit. Maar de nood aan een M-decreet had zich al vroeger laten voelen en de basis werd al eerder gelegd als antwoord op de toenemende juridisering. Zo werd de Vlaamse regering veroordeeld door een Gentse rechter wegens de gebrekkige doventolkondersteuning in het onderwijs. Rapporten in verband met inclusie in ons onderwijs werden sterk bekritiseerd door de VN.
Het grootste deel van de leerlingen in het buitengewoon onderwijs zijn van type 2 (verstandelijke beperking) of type 8 (ernstige leerstoornissen). 50% van de leerlingen heeft een IQ groter dan 70. Deze leerlingen moeten een plaats krijgen in het gewone onderwijs. Dat is de uitdaging waarmee het onderwijs wordt geconfronteerd.

Waarborgregeling

Om de uitdaging aan te gaan werd de waarborgregeling op touw gezet: leerkrachten die wegvallen in het buitengewoon onderwijs worden opgevangen op macro-niveau. Iedere 1e februari worden de leerlingenaantallen geëvalueerd. Op 1 februari 2015 werden in het buitengewoon onderwijs 906 leerlingen minder geteld dan het jaar voordien. Op basis van deze telling werden 180 leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs (120 leraren en 60 paramedici) overgeheveld naar het gewone onderwijs. Zij blijven op de loonlijst van het buitengewoon onderwijs maar zijn nu aan de slag als co-teachers in gewone basisscholen. Voorlopig beperkt deze beweging zich tot het basisonderwijs. Op dit ogenblik krijgen 300 van de 2400 Vlaamse basisscholen ondersteuning in het kader van de waarborgregeling.
Op 1 februari 2016 zullen er op basis van de nieuwe telling opnieuw overtollige leerkrachten naar het gewone onderwijs vloeien. Met verwacht dat het aantal over te hevelen leerkrachten dit schooljaar zal oplopen tot ongeveer 2000.

Middelen voor redelijke aanpassingen?

De redelijke aanpassingen waarvan sprake in het decreet gaan verder dan de STICORDI-maatregelen (stimuleren, compenseren, remediëren en dispenseren). Opnieuw van de website van minister Crevits: “De gewone school moet voortaan aantonen dat ze samen met de ouders en het centrum voor leerlingenbegeleiding, CLB, redelijke aanpassingen zoekt. Kinderen met specifieke onderwijsbehoeften hebben daar recht op. Redelijke aanpassingen zijn bijvoorbeeld langere toetstijden, mondelinge feedback in plaats van cijfers of rustmomenten overdag. Ook technische hulpmiddelen als een laptop met leessoftware of een aangepaste stoel.”

Uit het publiek kwam de vraag waar de nodige middelen blijven om dit te realiseren: je moet toch eerst een huis bouwen om erin te kunnen wonen? Al bij al zijn de 180 leerkrachten die in het kader van M-decreet naar het gewoon onderwijs zijn herbestemd een druppel op een hete plaat. Hierover waren de sprekers het eens. Uit een enquête onder Antwerpse leerkrachten bleek dat de helft onomwonden pro inclusie was. Maar 85% wilde liever geen leerlingen met een beperking in de klas. Ook dat kan toegeschreven worden aan het gebrek aan middelen in het gewone onderwijs.

Peter Gregorius merkt op dat het VN-verdrag niet alleen in inclusie voorziet, maar overheden ook oplegt om hierin te investeren en het personeel bij te scholen. Dat heeft Vlaanderen tot nu toe onvoldoende gedaan. De competentiebegeleiders zijn te schaars op het terrein en de pedagogische begeleidingsdiensten hebben nog niet de know-how om hun taak naar behoren in te vullen. Leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs inzetten als pedagogisch begeleider in het gewoon onderwijs is trouwens minder evident dan het lijkt. Een goed leerkracht is niet altijd een goede begeleider.

Theo Mardulier benadrukte dat er heel wat middelen in ondersteuning worden geïnvesteerd. Het is de bedoeling van het ministerie om de verschillende kanalen voor ondersteuning eenduidiger te maken. De in het kader van de waarborgregeling ingezette begeleiders worden co-teachers genoemd. Voorts zijn er nog actief: zorgcoördinatoren, GON- en ION-begeleiders, pedagogisch en GOK-begeleiders, CLB personeelsleden. Beschouw het M-decreet als een eerste stap in het proces om dit te “stroomlijnen”. Overleg hieromtrent tussen ministerie en vakbonden startte in de week na de workshop. De conclusie van het panel: er zijn wel degelijk middelen voor ondersteuning, maar ze worden slecht aangewend op het terrein. Zo worden de vormingen die zijn georganiseerd in het kader van het M-decreet onderbenut.

Voor de leerlingen is er geen gemeenschappelijk curriculum meer, want leerlingen met een handicap mogen er immers van afwijken. Tegelijkertijd is er voor de scholen geen globaal referentiekader waarop ze zich kunnen baseren wanneer ze beslissen om een diploma al dan niet af te leveren. Peter Gregorius sprak in dit verband van een “handelingsonzekerheid” die de scholen extra planlast en werkdruk bezorgt. Als je niet tegemoet kan komen aan bepaalde onderwijsbehoeften of als je iemand niet wilt vrijstellen voor bepaalde doelen, moet je dat immers uitgebreid schriftelijk motiveren.

Differentiëren

Is differentiëring het antwoord op het M-decreet? Niets nieuws onder de zon, want ook in de jaren 80 stond het al hoog op de agenda. In 2007 maakte het deel uit van de basiscompetenties van de leerkracht. Het M-decreet zou een draagvlak kunnen zijn om differentiëring eindelijk algemeen ingang te doen vinden in het onderwijs. Wouter Smets ziet het M-decreet eerder als een kans om differentiëring te laten doordringen in het klaslokaal dan als een bedreiging. Differentiëren in de klas kan, alhoewel de huidige leerplannen er helemaal niet op afgestemd zijn.

Er bestaan trouwens heel wat misvattingen omtrent differentiëren. Differentiëren is niet: individualiseren, of in één les verschillende werkvormen aan bod laten komen. Differentiëren sluit aan bij de grondgedachte van het inclusief onderwijs, en dat is lesgeven voor de hele groep. Sleutelwoord hierbij is “teaching up”, dit wil zeggen iedereen in de klas doen groeien op zijn eigen tempo. Maar ook op dat vlak zijn de concrete middelen niet onmiddellijk voorhanden. De huidige leerboeken spelen niet in op de groeiende nood aan differentiëring in de klas en de uitgeverijen lijken hierin niet echt hun verantwoordelijkheid te nemen.

Opmerkelijk was dat Wouter Smets pleitte voor bescheidenheid in de lerarenopleiding. Ook lerarenopleiders hebben de wijsheid niet in pacht. Belangrijk in het aan de gang zijnde veranderingsproces is luisteren naar de leraars.

Peter De Koning