‘Economie, de gebruiksaanwijzing’ (Ha-Joon Chang)

Facebooktwittermail

Toen de Koreaans-Amerikaanse econoom Ha-Joon Chang verleden jaar zijn boek ‘Economie: de gebruiksaanwijzing’ kwam voorstellen, schreef Lode Vanoost een recensie voor “De wereld Morgen”. Het boek is voor elke leraar economie – en bij uitbreiding voor elke leraar – een aanrader. Laten we ophouden met aan de toekomstige generaties economie voor te spiegelen als een politiek neutrale wetenschap die waardenvrij kan zijn en waar niet aan te tornen valt. En de reële economie waarin we leven als een bovennatuurlijke orde die niet door mensen zou zijn gemaakt. Want als de huidige reële economie door mensen zo is opgezet dat ze maximale privéwinsten voortbrengt voor een kleine minderheid, kan ze door mensen ook worden herdacht zodat ze functioneert om de noden te lenigen van alle mensen zonder onderscheid.

Hieronder publiceren we de recensie van Lode Vanoost.

ha-joon-chang-economie-de-gebruiksaanwijzing

 

Ha-Joon Chang is geen econoom zoals anderen. Zonder ooit belerend of neerbuigend te zijn, legt hij in begrijpelijke taal aan de 99 procent niet-economen onder ons de werkelijkheid van het kapitalisme uit.

Chang heeft bovendien een groot gevoel voor humor. Wie dacht dat boeken van economen per definitie saai zijn, zal na het lezen van Chang zijn mening dus moeten bijschaven. De auteur geeft de lezer ook het gevoel dat hij er iets aan heeft. Ha-Joon Chang combineert intelligentie en menselijk inzicht met originele ideeën en zelfrelativering – zowel over zijn persoon als over zijn vakgebied.

Economie: de gebruiksaanwijzing

Met zijn meest recente boek ‘Economics: the user’s guide’, vertaald als‘Economie: de gebruiksaanwijzing’, bevestigt hij dat uitzonderlijke talent.

Eerst even een bemerking over die twee titels. De Nederlandse taal heeft hier een klein probleem. Het maatschappelijk fenomeen ‘the economy‘ vertaalt zich in ‘de economie’. De wetenschap die ‘de economie’ bestudeert heet in het Engels echter ‘economics‘, terwijl dat in het Nederlands ook ‘de economie’ heet. Dit boek gaat over ‘economics‘, de wetenschappelijke studie van de economie (of wat daar voor doorgaat).

In twaalf hoofdstukken, naar Angelsaksisch gebruik van ongeveer gelijke lengte, loodst Ha-Joon Chang de lezer door de wereld van de economie. Wie zich ondanks een geruststellende introductie toch nog geïntimideerd voelt om dit boek aan te vatten, raadt hij aan kennis te nemen van de titels en de openingspagina’s van de twaalf hoofdstukken.

“Met een beetje geluk kan ik je dan overtuigen om toch iets meer van het boek te lezen.Heb je toch een tweetal uurtjes tijd, lees dan hoofdstuk één ‘Het leven, het universum en alles. Wat is economie?, hoofdstuk twee ‘Van speld naar pinpas. Het kapitalisme van 1776 tot 2014’ en de epiloog ‘Hoe kunnen we het vak economie gebruiken om onze economie beter te maken’.Heb je er een halve dag voor over om aan dit boek te besteden, lees dan in elk hoofdstuk de intro, de ondertitels, de tussenparagrafen (in cursief schrift) en het besluit van elk hoofdstuk. Heb je daarentegen wel de tijd om heel het boek te lezen, dan ben ik een gelukkig man.

Na deze gemoedelijkheid komt Chang snel ter zake: “95 procent van de economische wetenschap is gewoon gezond verstand, dat door economen moeilijk wordt gemaakt met jargon en tabellen … economen slagen er als geen ander in bij het publiek weerzin te wekken om zich op hun terrein te begeven … de laatste jaren heeft men de mensen wijsgemaakt dat economie een wetenschap zou zijn, waar maar één correct antwoord bestaat … de wetenschap ‘economie’ is er als geen ander spectaculair in mislukt te doen wat de gewone mensen denken dat het zou moeten doen: de economie uitleggen.”

Economie is politiek

Bij het ontstaan heette dit vakgebied ‘politieke economie’. Dat adjectief staat er vandaag niet meer, maar dat is schijn volgens Chang. In zijn historisch overzicht van het ontstaan van het kapitalisme herinnert hij ons eraan dat Engeland niet alleen was als eerste kapitalistische economie. Ook Nederland, Vlaanderen en Noord-Italië behoorden in de zestiende en zeventiende eeuw tot de pioniers van dit systeem.

In Vlaanderen begon dat met de textielindustrie – de hi-tech van die tijd – en het stelen van technologische informatie of het omkopen van de Vlamingen die de technologie beheersten. Dat verklaart onder meer waarom tot vandaag Fleming en Flanders courante Engelse familienamen zijn. Het beginnende kapitalisme was overigens een sociale catastrofe. De levensverwachting in de Engelse stad Manchester was toen 17 jaar. Zeven eeuwen eerder, in het jaar 1000, was de gemiddelde levensverwachting nog 24 jaar. Niet bepaald schitterend, maar toch beter.

‘Monopolie’ en ‘oligopolie’ in de economie – één bedrijf of enkele bedrijven die de markt voor een bepaald product domineren en zo de vrije markt dwarsbomen – zijn min of meer bekende termen. Even belangrijk zijn echter ‘monopsonie’ en ‘oligopsonie’. Geen paniek, Chang legt deze termen uit. Bedrijven die enige aankoper zijn, kunnen immers evengoed de markt manipuleren (zoals WalMart, Amazon, Carrefour).

Mythe

Chang haalt de ene na de andere economische mythe onderuit. De geavanceerde kapitalistische economieën groeiden het felst tijdens de topjaren 1950-1970 van overheidsregulatie en hoge belastingen. De stadstaat Singapore wordt in de media voortdurend voorgesteld als een succes van de vrije markt. De economische activiteit is er echter grotendeels in handen van de overheid. Zowat alle bouwgronden zijn eigendom van de staat. 85 procent van de bouwsector is sociale woningbouw, 22 procent van de volledige productie gebeurt door overheidsbedrijven.

Groot-Brittannië en de VS zouden het pad hebben geëffend voor de vrije markt, door met groot succes het voorbeeld te geven. Chang maakt er brandhout van. ‘This could not be further from the truth’. Tot 1860 werd de Britse economie volledig door de overheid gestuurd. Pas toen het land de markt volledig domineerde, verklaarde het zich voorstander van de ‘open seas’. De VS was extreem protectionistisch, tot aan de Tweede Wereldoorlog waren de importtarieven hoger in de VS dan in Duitsland, Frankrijk, Japan…

Zo waren de eerste liberalen fervente anti-democraten, niet iedereen was volgens hen burgerrechten waard. Arme mensen mochten niet stemmen, want ze zouden politici verkiezen die hen – de rijken – zouden onteigenen. Chang ziet die lijn vandaag doorgetrokken in het neoliberalisme. Neoliberalen zijn niet openlijk tegen democratie, maar wel gul bereid democratie in te leveren als dat het privé-eigendom en de vrije markt bevoordeelt.

Economische theorieën zijn politieke waardeoordelen

Economen houden van jargon en cijfers, maar bovenal van theorieën en ‘scholen’. Dat moet hun neutrale, wetenschappelijke kwaliteiten in de verf zetten. Fout, zegt Chang. Economie is in de eerste plaats een politieke keuze, gebaseerd op waardeoordelen. Negen economische theorieën worden door Chang ontrafeld. Heel handig zijn de één-zin-samenvattingen van die theorieën. Een paar voorbeelden:

  • De klassieke school: De markt houdt alle producenten scherp door middel van concurrentie, dus laat ze met rust.
  • De neoklassieke school: Individuen weten wat ze doen, dus laat hen hun gang gaan – behalve als de markt slecht functioneert.
  • De keynesiaanse school: Wat goed is voor het individu, hoeft niet goed te zijn voor de hele economie.

Economische theorieën zeggen andere dingen, omdat ze op andere ethische en politieke waarden zijn gebaseerd. De meeste economen geven wetenschappelijk klinkende argumenten om goed te praten, wat zij die de economische macht bezitten willen dat er gebeurt. Dat bepaalt dan ook hun ‘succes’ in de media. Kortom, hoeft het nog gezegd: elke econoom noemt andere theorieën ‘politiek’, behalve de zijne.

Chang pleit voor een compleet andere benadering. We moeten economie bediscussiëren zoals ze is: een politieke discussie en geen ‘wetenschap’ waarin goed en slecht duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Bovendien, een evenwichtig oordeel over het economisch beleid kan niet op basis van één economische theorie. Dat moet pluralistisch bekeken worden.

Het is vandaag bon ton om de traagheid van de besluitvorming door de overheden aan te klagen als bewijs van hun ongeschiktheid om de economie te sturen. Het besluitvormingsproces van regeringen is echter veel complexer dan in eender welk bedrijf. In democratieën is dat nog sterker het geval. Allerlei groeperingen willen dat proces beïnvloeden, maar het zijn de grote bedrijven die daar het best en het meest in slagen.

Nog zoveel meer

Niet loon is belangrijk maar koopkracht, wat je met je loon kan kopen. Cijfers in economische dissertaties zijn nooit objectief. We leven nog steeds in een productie-economie. De kenniseconomie is overigens geen nieuw fenomeen, we hebben er altijd in geleefd. Landbouw is nog steeds een zeer belangrijke economische activiteit. De grootste landbouwproducenten zijn zelfs westers: de VS, Frankrijk en Nederland.

De Club van Rome uit 1968 wordt vandaag weggelachen in de media, omdat ze voorspeld hadden dat er geen petroleum meer zou zijn in 1992. Hun voorspelling is wel degelijk uitgekomen, alleen zijn we gewoon olie gaan halen op plaatsen en met technologie (fracking) waar we dat vroeger nooit deden.

Loondruk is op zichzelf geen correcte maatstaf om de vitaliteit van een economie te meten. Volgens Chang is bijvoorbeeld België één van de landen met de hoogste loondruk ter wereld, net als Frankrijk en Oostenrijk. Toch doet België het veel beter dan landen met lage loondruk zoals de VS, Duitsland en Italië, omdat de Belg meer terugkrijgt van diezelfde overheid in de vorm van diensten, sociale voordelen, infrastructuur. België is – ondanks zijn talrijke sociale problemen – nog altijd één van de meest egalitaire landen ter wereld. Een sociale welvaartsstaat is gewoon beter voor de economie. Mensen die zich veilig voelen, durven immers meer risico’s te nemen.

Chang idealiseert de staat als economische actor niet. Er zijn veel regeringen die de economie hebben beschadigd, soms zelfs rampzalig. “Maar het blijft een feit dat de staat de machtigste organisatorische technologie blijft die de mensheid heeft uitgevonden. Grote economische en sociale veranderingen zijn zonder de staat bijna niet te verwezenlijken.” De zogenaamde vrijhandel is ook niet per se de beste manier van handel drijven, zeker niet voor ontwikkelingslanden.

Samengevat: de wereld is over de voorbije dertig jaar geglobaliseerd op deze manier, omdat machtige overheden en de economische elite in de rijke wereld hebben besloten dat ze dat zo wilden.

Ideaal cursusmateriaal

Ha-Joon Chang heeft voor de 99 procent niet-economen onder ons een toegankelijk, overzichtelijk, goed geschreven, met humor doorspekt boek geschreven dat in elke boekenkast thuishoort. Dit boek verdient daarenboven een plaats in alle schoolbibliotheken en in de lessen ‘economie’ van middelbare scholen.

Chang is geen linkse rakker die het kapitalisme wil vernietigen. Hij is een man die oprecht gelooft dat een menselijk soort kapitalisme kan bestaan. Je moet het echter niet eens zijn met alles wat Ha-JoonChang schrijft, om dit een uitstekend boek te vinden. Wie zijn 23 dingen al heeft gelezen, zal in Economie: de gebruiksaanwijzing de bevestiging vinden dat deze man geen ééndagsvlieg is.

Ik heb recent ook Piketty gelezen. Degelijk werk, daar niet van, maar Chang is beter. Onthou alvast dit van deze man:

  • geloof nooit een econoom die beweert ‘wetenschappelijke’ en ‘waardevrije’  analyse te geven;
  • wantrouwen tegenover professionele economen moet een basisprincipe van de democratie zijn;
  • de crisis van 2008 heeft aangetoond dat economie te belangrijk is om aan economen over te laten.

Deze recensie is gebaseerd op de e-pub versie van ‘Economics: The User’s Guide’ uitgegeven door Pelican Books. De Nederlandse vertaling  ‘Economie: de gebruiksaanwijzing’verscheen bij Nieuw Amsterdam. 

Lode Vanoost