Elk jaar opnieuw, onder de septemberzon, werpen de toga’s en vaandels schaduwen op de straten, klinken er veelbelovende speeches en hangt de spanning van de eerste schooldag in de aula’s. Zelf herinner ik me vooral hoe een vriend me zijn leegstaande sous-sol leende, een vochtige kelderkamer waar ’s nachts de ratten voorbij trippelden. Maar het was er rustig en ik kon er eindelijk doen wat thuis niet lukte: studeren en mijn droom waarmaken om een diploma rechten te behalen en advocate worden.
Mijn ouders hadden met acht kinderen in een kleine sociale woning andere zorgen aan hun hoofd. En in de arme volkswijk waar ik woonde, ging niemand voortstuderen. Ik miste elk ankerpunt en kon mezelf aan niets of niemand meten. Het verdict was duidelijk: ‘Je kunt dit niet’. Aan de VUB belandde ik als arbeidersdochter en een van de eerste studenten van Marokkaanse origine in een ‘witte’ groep van kinderen van dokters en advocaten. Ik wist niet waarover ze spraken tijdens de pauzes tussen de lessen. Ik kocht geen boeken, maar leende die in de bibliotheek, ik kocht geen cd’s en ging niet naar de film. Ik had voortdurend het gevoel dat ik iets verkeerds deed en wist niet hoe ik me tot hen moest verhouden.
Het eerste jaar had ik herexamens voor alle vakken die ik had afgelegd, omdat studeren geen evidentie was. Thuis eisten mijn broers, zussen en ouders mijn aandacht op, ik moest op het einde van de maand de eindjes aan elkaar zien te knopen en in mijn hoofd voerde ik constant een gevecht met mijn angsten. Dat je die demonen overwint en het geluk hebt mensen te ontmoeten die beslissen een deel van je parcours mee te lopen, bepaalt of je slaagt of faalt. Of het in de ene of de andere richting kantelt, hangt vaak af van toeval.
Financiële ademruimte
Mijn studie heb ik succesvol afgerond, dankzij een studiebeurs van de overheid – jullie allemaal dus – en de extra toelage van de VUB. Als ik sta waar ik nu sta, is dat dankzij mijn medestudenten met wie ik debatteerde tot een gat in de nacht. Vriendschappen die me tijd en ruimte gaven om mezelf te ontwikkelen. Met de hulp van de jobdienst kreeg ik financiële ademruimte, maar bovenal legde ik dankzij hen mijn eerste professionele contacten en kwam ik op plekken waar ik anders nooit zou komen. Ik kweekte een dosis hardnekkigheid en doorzettingsvermogen die me nog steeds goed van pas komt. Ik kon en kan het me simpelweg niet veroorloven om geen oplossing te vinden voor mijn problemen.
Ik ben dus het product van een democratiseringsproces. Kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid voor iedereen zijn de belangrijkste kenmerken van modern kwaliteitsonderwijs. Alleen als we inzetten op middelen die dat proces ondersteunen, strijken we de ongelijkheid glad en openen we deuren die anders gesloten blijven voor velen. Want vergis u niet: terwijl drie op de vijf autochtone jongens een hogere opleiding volgen, is dat bij allochtone jongens maar een op de vijf. Een afspiegeling van onze samenleving zijn de aula’s dus allerminst.
Daarom zijn mechanismen zoals het Aanmoedigingsfonds – een financieel fonds waarop universiteiten en hogescholen een beroep kunnen doen om gelijke kansen en diversiteit aan te moedigen – zo belangrijk om de instroom, doorstroom en uitstroom van ondervertegenwoordigde groepen in het hoger onderwijs te bevorderen. Als minister-president Geert Bourgeois zijn oproep om meer allochtonen in dienst te nemen serieus neemt, weet hij wat zijn regering te doen staat.
Studielening
Daarom ook is de verhoging van het inschrijvingsgeld een stap terug in de tijd, toen hoger onderwijs nog afhankelijk was van de portefeuille van je ouders. We hebben er eeuwen over gedaan om talent en rijkdom te ontkoppelen. Een studielening, zoals hier en daar wordt opgeworpen, is allerminst de oplossing. Want uiteindelijk bepaalt ook dan de portefeuille van je ouders hoeveel je moet lenen. Waardoor studenten met minder fortuinlijke ouders uiteindelijk zullen afstuderen met een veel grotere schuld. Daar zit je dan met je diploma. Dag mooie toekomst.
Onderwijs was de motor van mijn Belgische droom, het liet mij toe op te klimmen naar een hogere sport op de maatschappelijke ladder. Dit nieuwe academiejaar begin ik als lid van de Raad van Bestuur van de Vrije Universiteit Brussel. Vandaag kom ik dus een beetje thuis. Ik ben trots, want ik mag de volgende jaren meebouwen aan de universiteit waar mijn kritisch vermogen werd aangescherpt en waar het vrije denken heerst, los van ideologie. Ik ben trots, want ik mag meebouwen aan de vorming van andere Yamila’s, Pieters of Erwins die het thuis niet breed hebben, de kansen niet krijgen of niet benutten. Elk talent dat we mislopen, heeft gevolgen voor de groei (ook de economische) van onze samenleving. Niet morgen of ver van ons, maar vandaag en hier.
Yamila Idrissi
Vlaams parlementslid voor SP.A in Brussel, lid van de Raad van Bestuur van de VUB
(Deze opinie verscheen in De Standaard, 23 september 2014)