Een debat over ICT in de klas kan vele kanten uit, zeker met drie mondige en kritische deskundigen als Martin Valcke, Kristof Verslype en Peter De Koning. Zij kregen tijdens de workshop op de “zes uren voor de democratische school” (19 oktober 2013) twee vragen, als startpunt voor de uitwisseling:
Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van ICT in het onderwijs?
Welke kennis en vaardigheden inzake ICT zou elke leerling na het doorlopen leerplichtonderwijs moeten bezitten, welke bagage hebben we nodig om te functioneren in de geïnformatiseerde maatschappij?
Met name op de eerste vraag gingen de drie sprekers uitgebreid in.
Martin Valcke is professor onderwijskunde aan de Ugent en was voorzitter van de VLOR-werkgroep rond de integratie van ICT in het onderwijs. Hij begint zijn uiteenzetting met de vaststelling dat we over het gebruik van tablets in de klas vele positieve verhalen in de pers horen. Zelf is Valcke een kritisch volger van deze evoluties. Hij toont een app die in het kleuteronderwijs kan gebruikt worden bij wiskundige initiatie. In een kleurig landschap flitsen konijntjes over het scherm. Is dit nu de enige manier om te leren tellen? Of lukt het ons ook zonder flitsende animaties en drukke muziekjes, zonder computer maar met onze handen?
Martin Valcke stelt de vraag waar in de leerlijn het computergebruik een plaats kan krijgen. Voor hem is dit niet in de concrete of iconische fase, maar pas vanaf de symbolische fase. Het leren tellen wordt niet eenvoudiger met drukke computerspelletjes. Het succes van apps voor kleuters wijst er voor Valcke op dat leerkrachten onvoldoende inzicht hebben in de meerwaarde die ICT kan bieden, en zich eerder blindstaren op het nieuwe en hippe gebruik van tablets.
Die laatste opmerking is een mooie aanzet voor de uiteenzetting van Kristof Verslype, doctor in de computerwetenschappen en medewerker van Smals vzw. Verslype begint met een kort overzicht van de geschiedenis van de ICT. Vanaf de jaren ’50 doet de computer zijn intrede in de bedrijven, onder de vorm van mainframes. Vanaf de jaren ’80 zien we de opkomst van de personal computer. In de jaren ’90 ontstaat het internet, waardoor iedereen communiceert via zijn computer. Recent zien we een evolutie naar de cloud-omgeving: de programmatuur die we gebruiken staat niet langer op ons toestel, maar bevindt zich online. Deze evoluties brengen steeds nieuwe paradigma’s met zich mee. Het computergebruik verandert, en de mogelijkheden nemen snel toe. Toch waarschuwt Verslype voor de hype: kort na de introductie van nieuwe technologie worden de mogelijkheden steevast overschat. Terugkomend op Martin Valcke stelt Verslype vast dat er momenteel een hype woedt inzake het gebruik van tablets in de klas. Pas na verloop van tijd zullen we ontdekken wat de tablet ons werkelijk aan meerwaarde kan bieden.
Peter De Koning was jarenlang actief in de informatica, en is sinds een paar jaren leerkracht in het secundair onderwijs. Zijn uiteenzetting, geïnformeerd door het werk van Manfred Spitzer, gaat vooral in op enkele neurologische aspecten van het werken met computers. Wanneer computers in onze plaats denken blijven grote delen van onze hersenen onbenut, onderontwikkeld. Zoals Martin Valcke pleitte voor rekenen met de handen, houdt Peter De Koning een pleidooi voor het leren schrijven met pen en papier, een trager en grondiger proces dan het leren typen op een klavier.
We kennen de gevolgen van onze huidige methoden op de kinderen nog onvoldoende. Zo blijken zwakke kinderen sneller afgeleid te worden wanneer ze op een computer werken dan sterke leerlingen.
Wanneer men het over de voordelen van ICT in de klas heeft spreekt men snel over de veranderende rol van de leerkracht, die zich meer als coach kan opstellen. Daarnaast biedt de computer ook mogelijkheden tot differentiatie. Peter De Koning merkt op dat differentiatie een goede zaak kan zijn, maar dat het ook mogelijk is zonder computer.
Martin Valcke komt terug op de neurologische aspecten die Peter De Koning aanhaalde. Hij stelt dat het leerproces erom draait verbindingen in de hersenen op te bouwen. Lezen is een activiteit waarbij dit sterk bevorderd wordt: de lezer gaat actief aan de slag met wat hij leest, hij verbeeldt mentaal de gegeven informatie. Vergelijken we dit nu met een beeld op de televisie of een computerscherm: hier is de verbeelding al gebeurd, het is niet langer nodig dit zelf te doen. Zo maken we minder verbindingen. Niettemin kan een correct gebruik van de computer juist een manier zijn om meer verbindingen te stimuleren. Maar nogmaals wijst Valcke erop dat er maar weinig leerprocessen zijn die door het gebruik van de computer echt sneller of beter verlopen.
Het gesprek wordt opengetrokken naar het publiek. Verschillende aanwezigen wijzen erop dat de computer een maatschappelijke realiteit geworden is waar we niet meer om heen kunnen. We moeten onze leerlingen leren om te gaan met mogelijkheden en gevaren van computergebruik, zoals cyberpesten. Ook kan de computer een dienstbaar middel zijn bij het structureren van informatie. We kunnen onze computer ook creatief gebruiken, bij het bewerken van beelden.
De kostprijs van ICT wordt besproken. We kennen de aankoopprijs van een softwarepakket, maar kennen we ook de verborgen kostprijs van de elkaar steeds sneller opvolgende updates? Peter De Koning stelt dat ICT-coördinatoren achter de feiten aanhollen. In het gebruik van open-sourcesoftware ziet hij niet direct een besparing: ook deze software moet ondersteund en onderhouden worden.
Martin Valcke ziet de (brede) school als hefboom voor ICT-geletterdheid bij de ouders. Helaas, stelt hij, ontbreekt bij leerkrachten, en in de lerarenopleidingen, de nodige expertise inzake ICT. De oplossing ligt in de creatie van een echte lerende gemeenschap. We hebben nood aan een permanente professionalisering van de leerkracht. Dit kan door samenwerking: leerkrachten moeten tijd krijgen om elkaar op te leiden. Mogelijk kunnen zelfs computerwijze leerlingen hun kennis delen met hun leerkrachten.
Jeroen Permentier