Vakleerkrachten of geïntegreerde aanpak in het basisonderwijs?

Facebooktwittermail

In het kader van de hervorming van het secundair onderwijs kiest men in het masterplan voor een hervorming die begint in de basisschool, meer bepaald in de derde graad van het basisonderwijs met de inzet van vakleerkrachten. De juiste keuze?

Welke feiten liggen aan de basis van deze keuze?

Eerst en vooral geven onderwijzers aan dat ze zichzelf niet altijd even sterk voelen om alle taken die samenhangen met hun opdracht naar eigen voldoening in orde te brengen.Ze ervaren hun beperkingen. Hun opdracht is ook niet te onderschatten. Zo ondervinden ze in de basisschool als eersten wat de problematiek van de sociale ongelijkheid veroorzaakt binnen de schoolmuren. Deze week werd er nog uitvoerig bericht over de openstaande rekeningen in scholen, over het feit dat kinderen met honger op school zitten, zonder boterhammetjes voor ’s middags en dat vaak ook na een ochtend zonder ontbijt. De vele sociale problemen van ouders zijn voelbaar tot in de klas bij de kinderen. Leer- en gedragsproblemen hangen er vaak mee samen.

Telkens moet er gezocht worden naar en overlegd worden over oplossingen voor zo’n problemen. Telkens vergt dit van de (kleuter)onderwijzer(es) een vaardigheid om de nodige zorg, psychologische en emotionele begeleiding te bieden om die kinderen positief bij het leerproces te houden, vaak in overleg met ouders, collega’s, externe diensten.

Naast al die vaardigheden, dient een (kleuter)onderwijzer dag in dag uit klaar te staan om lessen voor te bereiden, na te denken hoe iedereen aan bod kan komen en zich kan ontplooien, hoe de les te organiseren, te stofferen. Naast het didactische is er natuurlijk ook het vakinhoudelijke aspect. En … aangezien de basisschool zich door zijn geïntegreerde aanpak onderscheidt van het secundair onderwijs, vergt ook dit alles enorm veel van die (kleuter)onderwijzer(es).

Ook hier zijn weer twijfels bij de onderwijzers : ze voelen zich vaak wel tekortschieten in één of ander aspect, voelen zich niet voldoende opgeleid, bijgeschoold om naar eigen voldoening bepaalde ‘vakkennis’ te delen met de kinderen, die te kunnen aanleren…Ze voelen zich niet op hun gemak om muziek te geven, om Frans te onderrichten, om ICT te integreren, …

Heel wat leerkrachten proberen de derde graad van het basisonderwijs te ontwijken omdat ze daar voor al die vakken nog meer ‘kennis’ nodig hebben en … na enige jaren tussen de ‘kleintjes’ vergeten ze wel al wel eens hoe dit of dat weer in elkaar stak… Kinderen van de derde graad weten vaak al heel wat en daar moet je ook mee kunnen verder gaan ! Met de gestegen werkdruk, waarbij je moet ‘bewijzen’ eindtermen en leerplandoelen voor elk specifiek vak aan te pakken en met alle kinderen te bereiken, neemt hier vaak ook de onzekerheid en angst toe om in je opdracht te falen

De onzekerheid, de twijfel of men het wel goed aanpakt in de klas, is er zeker en vast bij de onderwijzer(es). De klacht over ‘te weinig kennis te beschikken’ om bepaalde opdrachtengoed uit te werken, is zeker en vast ook aanwezig en kan niet ontkend worden, ook al is die vaak net het gevolg van die werkdruk, die hoge eisen en de onzekerheid.

Dit alles geeft ook aanleiding om de hervorming van het secundair ook al vanaf de derde graad in het basisonderwijs in te zetten met de invoering van meer vakspecialisten.Maar… is dit wel een goede keuze?

Vooraleer daarop in te gaan, wil ik toch inde allereerste plaats een pluim geven aan de vele mensen in dat basisonderwijs voor hun engagement: hun opdracht met zulke complexiteit wordt door heel velen veel liefde en engagement opgenomen.Ze verdienen in de eerste plaats meer ondersteuning en geen mokerslag.

In welke richting zoeken we naar oplossingen?

Als leerkrachten van de basisschool hun leerstof zelf niet beheersen, dan kunnen we die leerinhouden beter toevertrouwen aan vakleerkrachten en hen dat laten overnemen. Zo worden de kinderen in de basisschool ook al wat gewend aan het systeem van het secundair met de veralgemening van de vakleerkrachten…

Het lijkt op het eerste zicht een vrij logisch besluit waarvoor men in het masterplan kiest.

Toch is dit ‘kort door de bocht’ :voor de problemen die zich stellen, kunnen andere en zinvollere oplossingen bedacht worden. Laten weer eens een aantal benoemen.

1. Versterk de lerarenopleiding

Er is terecht een bekommernis en vraag – niet in het minst bij de onderwijzers zelf – om de nodige kwaliteit te verwerven.

In de lerarenopleiding die wij genoten(ik ben inmiddels al een vijftiger!), werd er geopteerd om de onderwijzers op te leiden om ook voor meer specifieke vakken een bekwaamheidsbewijs te verwerven : lichamelijke opvoeding, Frans, in het katholiek onderwijs ook nog ‘godsdienst’. Die zaken werden dan ook vermeld op het diploma.Je mocht deze vakken onderwijzen in de basisschool.

Toch signaleren heel veel onderwijzers zelf dat ze een gebrek aan kennis hebben binnen diverse vakgebieden.De ene leerkracht weet weinig af van biologie, de andere heeft nog nooit in een reële situatie Frans moeten spreken en ziet daar dan tegen op,nog een ander schrikt terug voor een rollenspel, een dansje, muziek, …Er is dus terecht een bekommernis dat de nodige kwaliteit ontbreekt. Wel blijft het voor mij een raadsel waarom een aantal vakgebieden nu precies meer vooruitgeschoven worden dan andere. Op vraag van de onderwijzer zelf ? In de opsomming komen vooral wetenschappen, techniek en Frans naar voor. Verrassend? Neen, niet echt. Het zijn vooral die aspecten die in een marktgericht denken, arbeidsmarktgericht denken ook eerst ter sprake komen : in de rand van het onderwijs wordt ook veel aandacht gegeven aan initiatieven zoals ‘Jongens en wetenschap’,techniek, taalcursussen , worden jongeren aangemoedigd om meer voor die richtingen te kiezen omwille van de marktnoden. De nood aan vorming en kennis ligt echter veel ruimer dan wat nu onder de aandacht gebracht wordt !

Er is nood aan een goede, doorgedreven scholing voor leerkrachten uit het basisonderwijs zodat ze in staat zijn op een voortreffelijke manier de nodige kennis te beheersen om ze te kunnen integreren.

Dus komen we terecht bij de lerarenopleiding en de kansen tot permanente bijscholing, navorming binnen de scholen voor het personeel.

De leerkrachtenopleiding

Er is veel te doen over het profiel van de ‘instromende’ studenten binnen de leerkrachtenopleiding.Ook al wijzen de recent vrijgegeven cijfers op een toename van het aantal studenten voor de opleiding tot leerkracht in het ‘lager onderwijs’ , toch is de keuze voor dit beroep vaak niet de eerste keuze van de student.Wie wil er onderwijzer worden? Een zeer goed student die kiest voor onderwijs, koos de voorbije decennia voor het ‘licentiaat’. Wie zich onzekerder voelde, gaf dan de voorkeur aan een opleiding ‘regentaat’. Wie al van alles en nog wat probeerde, koos dan maar uiteindelijk voor een opleiding onderwijzer of kleuteronderwijzer.Toegegeven, het is een karikaturale voorstelling en je mag nooit vergeten dat het voor een groot deel ook een zeer bewuste keuze was, omdat ze graag met jonge kinderen aan de slag gaan.Naast de hiërarchische benadering, had je ook het fenomeen dat meer en meer de studenten ‘basisonderwijs’ zelf meer en meer instroomden via (sociaal-)technisch of beroepsonderwijs dan uit de klassieke aso.
Zonder afbreuk te doen aan de individuele capaciteiten die heel wat mensen binnen die richtingen hebben, kunnen we er niet naast dat met het watervalsysteem en de manier waarop we tot op vandaag invulling geven aan de leerinhouden binnen de respectievelijke richtingen, een grotere kans is op een geringere algemene en doorgedreven kennis bij vele instromers binnen de lerarenopleiding.

Gezien de veranderde situatie qua instroom van studenten in de lerarenopleiding, dient ook de lerarenopleiding herdacht te worden. De basisvorming, het basisonderwijs, is zo belangrijk en we hebben daar de best geschoolde mensen die in onderwijs willen werken, nodig !!!De toekomstige leerkrachten in het basisonderwijs moeten de besten zijn, de meest doorgedreven vorming en kennis krijgen. Hun werk verdient meer aandacht en moet opgewaardeerd worden.

Het leidt geen twijfel dat zeer veel jonge onderwijzers de klas binnenstappen meteen verbluffende en begeesterende passie, met veel gedrevenheid een groep aanpakken, ermee aan de slag gaan, maar tezelfdertijd zie je de hiaten waarvoor ze zich vaak schamen: betrapt worden op schrijffouten in documenten, in bordschema’s, zich onzeker voelen bij het geven van uitleg over een wiskundig probleem, onzekerheid bij aanpak van emotionele noodsituaties en noem maar op, niet kunnen duiden wat er zich afspeelt tussen Israëli en Palestijnen, …

Als onderwijzers zich op meerdere domeinen niet zo zeker voelen van hun stuk, dan hebben ze nood aan een sterke opleiding, want ze worden ook nog met veel andere problemen geconfronteerd: het pestgedrag in een groep, de organisatie van groepswerk, de efficiëntie om ze te begeleiden in het leren, de ingreep die ze moeten doen als een kind zich kwetst of stuipen krijgt,…De opleidingsnoden spreiden zich uit over vele aspecten !

We kunnen er dus niet naast kijken: investeer in de lerarenopleiding. Willen we hooggekwalificeerde onderwijzers, dan is het essentieel ook in de lerarenopleiding te investeren, er het niveau van vorming op te krikken en er zeer goede coaching voor iedere student te verzekeren. Nogal wat toekomstige leerkrachten klagen over de matige begeleiding, stageopvolging, het gebrek aan kennisverrijkende scholing,… Wellicht ontbreken ook hier de middelen en omkadering om hieromtrent garanties te hebben op de noodzakelijke kwaliteit. We moeten doordrongen zijn van het belang van goed opgeleide toekomstige onderwijzers. We stellen hogere eisen, maar we zorgen er ook voor dat het beroep beter gewaardeerd wordt, uiteraard dus ook financieel.

2. Vasthouden aan de geïntegreerde aanpak in het basisonderwijs

De basisschool onderscheidt zich van het secundair onderwijs door zijn geïntegreerde aanpak. In de basisschool is de onderwijzer zowat voor alle vakken verantwoordelijk en geeft dus nagenoeg alle vakken zelf. Dat vergt veel van hen en het is dus niet verwonderlijk dat veel (kleuter)onderwijzers dan ook geregeld twijfelen over hun kennis en bekwaamheid.

De verleiding is groot om de schuld voor de hiaten bij de onderwijzer te leggen en dus bij het zoeken naar oplossingen te toveren met ‘de vakspecialisten’ uit het middelbaar. Naast de verwijten over het gebrek aan kennis van de onderwijzer voor diverse ‘vakken’, wordt ook het argument van de ‘geleidelijke overgang naar het middelbaar met zijn vakleerkrachten ‘ gebruikt om de intrede van dezen in de derde graad van het basisonderwijs te bepleiten.

Hiermee stapt men af en ondermijnt men de zeer eigen aanpak in het basisonderwijs : de geïntegreerde aanpak.*

We hebben er alle belang bij de geïntegreerde aanpak van de basisschool in stand te houden en tenvolle te verbeteren. We staan niet afwijzend tegenover plannen om ook in de basisschool – meer specifiek in de derde graad – aanpassingen in te voeren, maar we zien die op een totaal andere manier.

Anderzijds mogen de onderwijzers zelf niet geviseerd worden. Hier in het basisonderwijs geven vele onderwijzers het beste van wat ze in zich hebben. We verwijzen minachtend naar de onderwijzers en gaan de kwestie van de ’tekorten in kennisgebieden’ oplossen met het invoeren van in de eerste plaats de geïntegreerde aanpak. Daarin zijn onderwijzers vaak erg gedreven : ze doorleven met de kinderen vele ervaringen. Ze zeulen van ’s morgens tot ’s avonds met kinderen rond, ze trekken er mee naar buiten, leren ze de wereld ontdekken, leren ze de wijk te kennen (de bib, de clubs, de winkels, de diensten…), de gevaren rondom hen (het verkeer), de speelterreinen,… Ze hoeven daarbij geen rekening te houden met het verstrijken van een lestijd. Er wacht geen vakleerkracht om over te nemen… Overal kunnen ze verwondering opwekken, inspelen op wat kinderen opmerken en zo zijn onderwijzers kampioenen in het handig inspelen op die verwondering, op die ontdekkingen en mits een sterke inhoudelijke brede voorkennis zouden ze ook bij machte zijn telkens opnieuw de leerlingen een stapje vooruit te helpen om hun nieuwsgierigheid, hun onderzoek verder te zetten.

De jonge frisse kinderen moeten geprikkeld worden, uitgedaagd worden door het leven, door hun omgeving, door wat ze zien, horen, voelen, ruiken, proeven en ze hebben nood aan goed opgeleide onderwijzers die aan de slag kunnen met die ontdekkingen en verwondering. Elke verkenning in de omgeving brengt ze in contact met de wereld, levert zuurstof om kennis te verdiepen, om verder op onderzoek te gaan, … Lees maar eens ‘Het geheim van de flipperkast’ en denk daarbij maar eens aan de rijkdom die het geïntegreerd werken kan opleveren.

Het is interessant om het beeld van de ‘flipperkast’ in gedachten te houden : de leerkracht kan ervoor zorgen dat het ‘balletje’ lang in het spel blijft door goed te ‘flipperen’ :de onderwijzer helpt kinderen beter te kijken, na te denken bij wat ze meemaken, door vraagstelling prikkelt hij elk plaatsje in hun hersenen. Ze leren verbindingen te maken, relaties te leggen,zich open te stellen voor vakoverschrijdende kennis. Ze willen bepaalde aspecten uitdiepen en die meedelen aan hun medeleerlingen, ze draven aan met hun eigen specialisten ter zake : een nonkel, een buur,…Die kan het ons eens uitleggen !!! Die nodigen we uit. Dat is ‘wereld-oriëntatie’ :kinderen oriënteren op de wereld, ze warm maken om te grijpen wat er om zich heen afspeelt, ze helpen dat allemaal te begrijpen en weer verder op zoek te gaan om zo ook greep te krijgen op de werkelijkheid om ook zo te leren ingrijpen.De voordelen van dit ‘geïntegreerd werken’, de voordelen van dit oriënteren op de wereld en in de werkelijkheid is iets wat al goed ingeburgerd is in de basisschool. We dienen in de opleiding en de bijscholingen dat verder uit te diepen en de leerkrachten ook verder te scholen om op tal van vragen van hun kinderen nieuwe zoektochten en verdieping te kunnen aanreiken. Dat zal meer opbrengen dan de piste van de ‘vakleerkracht’, die net deze bestaande praktijk verder zou uithollen.

Wat ik vaak bemerk in de basisschool, zeker bij jonge instromende leerkrachten, is zeker en vast die gedrevenheid, goesting, bekommernis om goed werk af te leveren, zoals hierboven beschreven. Als ze het geluk hebben in een dynamisch team te komen, hun plaats vinden in een team waarin overleg is, uitwisseling, oog voor bijscholing, ondersteuning onderling…. dan kunnen ze groeien in hun job, ook in de beleving ervan. Dat vergt veel omkadering in de scholen , ook voor directies. Hier komen we dan bij een ander probleem waarmee we binnen het basisonderwijs worstelen. Meestal klagen de schooldirecties dat ze net niet in de mogelijkheid zijn die taken naar behoren of naar eigen voldoening te kunnen volbrengen. Ze worden overstelpt met opdrachten, administratie, met bevragingen, … maar zien vele kansen verloren gaan om die organiserende en pedagogische rol te kunnen waarmaken en het team op te tillen. Ook voor de noodzakelijke bijscholingskansen, de interne regeling van vervanging om vorming en overleg met collega’s mogelijk te maken is erweinig sprake. Het basisonderwijs heeft meer omkadering nodig en meer middelen om een goed beleid te kunnen voeren zonder verzopen te geraken in stress, machteloosheid. Voor een goed basisonderwijs moeten we dus zeker en vast eerst kijken naar wat het beleid mogelijk maakt om aan die verwachtingen te kunnen beantwoorden.Het schoolbeleid dient voldoende ondersteuning te krijgen om aan de verdere scholing van het team en de individuele leerkracht te kunnen voldoen.

Slotconclusies

Vele onderwijzers hebben behoefte om zich bij te scholen, om zich beter opgewassen te voelen om hun werk te organiseren.Ze voelen zich – ondanks hun engagement – vaak ‘onkundig’. Maar…welke tekorten moeten in de opleiding en navorming meest aandacht krijgen : de vakgebonden tekorten?Hebben ze niet nog meer nood aan teamwerking, aan individuele bijscholing om oplossingen te vinden om met de leer- en gedragsproblemen van kinderen ten gevolge van familiale en sociale problemen in tijden van crisis raad te weten?

Kijk ik in de kranten en tijdschriften, kijk ik naar de ondertiteling van televisieprogramma’s, … Vervoegingen, meervouden, bezitsvormen, het gebruik van leestekens,… Ik erger me vaak aan de gebrekkige kennis van regels.We merken deze tekorten niet alleen bij onderwijzers! Maar,ook in onderwijs mag je meer verwachten van de leerkrachten.Je moet je vak kennen!Dat klopt.

Als we het hebben over soortelijk gewicht, volumeberekening, ongelijke verdeling .. dan zie ik tal van wiskundige opdrachten waar menig onderwijzer of stagiair mee sukkelt of er gewoon geen raad mee weet, laat staan er een zinnige instructie bij kan verzinnen….daar moet iets aan gedaan worden. Akkoord!Maar … ik bemerk net zo goed de vele leemtes in hun kennis als we het hebben over wat zich afspeelt in de wereld, het gebrek aan kennis om duiding te geven aan de actualiteit,om de feiten in hun historische context of geografische context te bekijken,om de voorgeschiedenis van de feiten te achterhalen,…Ik bemerk ook dat sommige leerkrachten niet eens weten wat het nut is om zich aan te sluiten bij een vakbond, waartoe een vakbond dient,;;; Er is dus wel degelijk een probleem,…

Hoe kan je kinderen begeesteren als je die kennis niet beheerst ?

Ze moeten begeesterd worden door iemand die kennis kan doorgeven, nieuwe uitdagingen kan aanreiken, horizonten kan verleggen en … diepte kan geven aan kennis die ze spontaan of partieel opnemen. Anderzijds moeten we niet doen alsof het vroeger beter was en wij sterker in onze schoenen stonden. Ik kan mezelf tussen collega’s een echte klungel voelen als ik zie hoe handig zij omgaan met muziekinstallaties, gebruik maken van apparatuur om kinderen te boeien voor lessen door ze zelf radio te laten maken, film te laten maken, animaties te laten opstellen, ICT in te schakelen, …Hadden we maar meer tijd om van elkaar te leren! Ik wil maar aangeven dat we genuanceerd moeten kijken naar de problemen en ook oog moeten hebben voor de mogelijkheden om kennis met elkaar te delen, elkaar te verrijken, te inspireren.

In die zin geloof ik niet dat het droppen van enkele vakspecialisten de juiste manier van aanpak is om het basisonderwijs te ‘redden’. Als aan mijn twee voorwaarden (lerarenopleiding en schoolbeleidscomfort) kan voldaan worden,gaan we veel verder staan. Ik geloof nog altijd dat een team kan aangevuurd worden om kennis te delen met elkaar, samen te werken om uit te zoeken hoe de kinderen best geholpen worden. Het droppen van vakspecialisten in de basisschool zal leiden tot een verdere fragmentering : leerkrachten zullen minder en minder zich nog iets aantrekken van de uitbestede leerstofpakketten, zullen minder en minder oog hebben om naar verbindingen te zoeken tussen de vakken. De geïntegreerde werkvormen zo eigen aan het basisonderwijs zullen geen kans meer krijgen. Ook het team zal er onder leiden : we zullen meer en meer leerkrachten krijgen die enkele uren in de ene, daarna in de andere school staan en van hot naar her zullen crossen. Ook voor de vorming van hechte teams een enorm grote moeilijkheid. Leerkrachten zullen dan minder kansen hebben om aan een relatie te werken die kinderen nodig hebben om met hun zorgen en noden toch bij iemand terecht te kunnen die ze door en door kent. Nu zijn teams nog vrij overzichtelijk, kan er gepraat worden over de aanpak van kinderen, kan ervaring hieromtrent doorgegeven worden, kennen onderwijzers hun kinderen door en door.

Het basisonderwijs bij ons heeft al lang gekozen en gezworen bij het model van de geïntegreerde aanpak, waarbij slechts uitzonderlijk enkele vakleerkrachten opduiken.

De opleiding leidde naar de vorming van mensen die hoe dan ook kiezen voor alle vakken aan te leren. En …. daar schort het m.i. wel degelijk : een te weinig doorgedreven, diepgaande, hoogstaande vorming ontbreekt, evenals de verplichte organisatie van navorming (waarbij ook hier binnen elke school, binnen elk team kan opgelegd worden dat binnen alle disciplines leerkrachten zijn die zich bijscholen en die op die manier ook doorstroming van info naar collega’s en/of onderlinge wisselwerkingen mogelijk worden om werkelijk de processen van de kinderen met kennis van zaken en met enthousiasme te kunnen uitdragen.

De voorgestelde geïntegreerde aanpak kan verder ontwikkeld worden in het basisonderwijs, maar ook daarna. Sommige conservatieven zien meer heil in vakleerkrachten die een trechter plaatsen op het hoofd van een kind en daarin hun kennis gieten om dat hoofd te vullen.Leren is meer dan het ‘hoofd te vullen’. Je leert met hoofd, hart, handen.. met je hele lijf.

Het pleidooi voor de vakspecialisten gaat hieraan voorbij.Ook al heb ik in dit artikel aangegeven dat we inderdaad kinderen moeten in aanraking brengen met kennis en specialisten, zie ik helemaal niet het nut in om te pleiten voor meer vakleerkrachten in dat basisonderwijs..

Nu steken kinderen op diverse terreinen hun leerkrachten voorbij. Denk maar aan de vlotheid waarmee ze durven de nieuwe technologische middelen te hanteren. Hun kennis ligt hier op diverse terreinen vaak verder dan die van de doorsnee-leerkracht. Kennis en vaardigheden kan je ook van elkaar, van elders opsteken, ontdekken en niet enkel via de leerkracht.

Maar … tezelfdertijd blijf ik overtuigd dat die kennis – waar dan ook ontdekt – moet gemedieerd worden en dat er in het proces van leren nog meer nood aan mediëring is om in het enorme kennisbos ook nog de bomen te vinden. In de school is de nabijheid – fysieke aanwezigheid en aanwezigheid qua beschikbare tijd – van een leerkracht hierin uiterst belangrijk. Op dat vlak dient elk kind dichtbij een onderlegde, goed en breed geschoolde leerkracht te hebben die net de spontane en snel ontdekte info direct kan duiden, kaderen, richten. Kinderen moeten in grote klassen soms te lang wachten om hun vragen te stellen, om bijgestuurd te worden. Net om al hun ontdekkingen te kunnen uitdiepen is die nabije onderwijzer echt nodig. In dat proces kan de onderwijzer zich bedienen van zijn eigen kennis, maar net zo goed van zijn netwerk (specialisten op specifieke terreinen, bronnen op allerhande terreinen), maar evenzeer door de kennis van kinderen onderling te benutten. Kinderen leren ook van elkaar en zeker in groepen waarin heterogeniteit en diversiteit moeten benut worden in het leerproces. In die hele ontdekkingstocht moet de onderwijzer steeds oog hebben voor het benutten van allerlei bronnen van kennis : het inschakelen van een tuinier, een elektricien, een sportman, een behanger, een laborant,…het bezoeken van een atelier, museum, bib, …Die mediatie, die tussenkomsten van de onderwijzer kunnen bijdragen tot de verdieping van kennis in het proces waarmee leerlingen bezig zijn. Beroep doen op kennis van een ouder is hierbij ook niet te verwaarlozen.

Dat is al een andere focus om het probleem van de beperkingen van de individuele leerkracht te benaderen. De leerkracht is niet de enige die over alle kennis beschikt en in het leerproces leerstof aanreikt. Neen , de leerkracht moet vooral werken aan een klimaat waarin ontdekking, nieuwsgierigheid, vraagstelling en oplossingsgerichtheid ontplooid worden. Zijn scholing – hier kom ik weer bij de lerarenopleiding – dient dus enerzijds uit een grote kennis van leerinhouden te bestaan, maar eveneens uit een sterke capaciteit om dat leerproces te begeleiden, te begeesteren en zo kinderen te kunnen laten samen werken, samen kennis te delen, samen op ontdekking te gaan, telkens begeesterd en nieuwsgierig , op ontdekking gericht, met honger naar leren..

De methoden die daarbij gebruikt worden, kunnen divers zijn. Daarover ga ik me hier niet uitspreken. Maar … ik spreek me wel uit voor het behoud van een basisonderwijs waarin onderwijzers het kind bij wijze van spreken van ’s morgens tot ’s avonds kunnen volgen.

Geïntegreerd werken is zorgen voor zinvolle contexten waarin kinderen geplaatst worden voor processen waarin ze tot resultaten moeten komen door op hun mediators te kunnen rekenen, door met elkaar te kunnen werken en elkaars capaciteiten te benutten, elkaars kennis te kunnen delen, en zo gemotiveerd te kunnen samenwerken.

Ludo Merckx

*
In deze tekst wordt vaak gesproken over de ‘geïntegreerde aanpak in het basisonderwijs’ . Om duidelijk aan te geven waarover we het hier hebben, wijs ik op twee verschillende zaken:

GON of geïntegreerd onderwijs. Hierbij wordt gekeken naar vormen van integratie van kinderen met een handicap in het gewoon onderwijs. In deze tekst hebben we het hier niet over.

Geïntegreerde aanpak verwijst dan eerder naar een pedagogische benadering van het leerproces van jonge kinderen. Het is vooral over dit aspect dat ik een pleidooi houd in deze tekst. Het pleidooi gaat in tegen de tendens die zweert bij het invoeren van vakleerkrachten in de basisschool.