Onderwijs in Venezuela

Facebooktwittermail

Een verdrievoudiging van het deel van het Bruto Nationaal Product (BNP) dat aan onderwijs besteed wordt, een verhoging van het aantal schoolgaande kinderen met 70 procent, een complete uitroeiing van het analfabetisme. Het aantal onderwijzers steeg met bijna 300 000 onderwijzers en vier miljoen kinderen krijgen een maaltijd in de schoolkantine. Ziedaar enkele onderwijsresultaten van het beleid dat Hugo Chavez vijftien jaar geleden inluidde. In oktober 2012 werd Chavez voor de vierde maal verkozen tot president van Venezuela.

Korte historiek

In 1989 vindt in Venezuela een sociale opstand plaats, die door het almachtige leger op bloedige wijze neergeslagen wordt, terwijl tegelijk de grondwettelijke vrijheden opgeschort worden. In het leger zelf is echter een linkse fractie actief die deze barbaarse praktijken veroordeelt. Deze fractie doet in 1992 twee mislukte pogingen tot een staatsgreep. Chavez, die één ervan organiseerde, komt in de gevangenis terecht. Het IMF blijft het land zijn wetten opleggen, met voor gevolg een explosie van werkloosheid en extreme armoede.

In 1996 komt Hugo Chavez vrij, hij sticht de partij “Vijfde Republiek”, die een grondwetgevende vergadering voorstaat, zich verzet tegen de oligarchie en zich profileert in als verdediger van de armen. Op basis van dat programma wordt Chavez in 1998 tot president verkozen. Aan de macht gekomen, houdt hij zich aan zijn belofte: het grondwetgevende orgaan wordt opgericht en stelt een nieuwe Grondwet op die in 1999 van kracht wordt. Onmiddellijk worden een aantal openbare diensten “onaantastbaar” verklaard: gezondheid, onderwijs en ruimtelijke ordening.

Onderwijs als prioriteit

Voor Chavez is Venezuela “één groot klaslokaal”. In de nieuwe Grondwet staat dan ook: “Recht op onderwijs is een Mensenrecht en een fundamentele sociale plicht, het onderwijs is democratisch, gratis en verplicht. De Staat zal die taak opnemen als verplichte functie, van groot belang op alle niveaus en op alle gebied”. (artikel 102)

Deze wil wordt ook werkelijkheid. Een paar kerngetallen:

– Van 50% schoolgaande kinderen in 1998 is het aantal gestegen tot 85 % in 2008;

– Het analfabetisme trof in 1998 nog 9 % van de bevolking maar werd in 2005 uitgeroeid (volgens de gegevens van de UNESCO);

– Het aantal studenten verdrievoudigde tussen 1999 en 2009.
Om de garantie te bieden dat werkelijk allen onderwijs krijgen, heeft de regering de nodige middelen gemobiliseerd (vooral vanuit de petroleumrijkdommen);

– Het deel van het BNP dat aan onderwijs besteed wordt is op tien jaar tijd gegroeid van 1,5 % naar 4,5 %;

– Kleuterscholen werden opgericht(Plan Simoncito);

– Het inschrijvingsgeld voor openbare scholen werd afgeschaft;

– Het aantal onderwijzers in de openbare scholen werd op 10 jaar tijd met vijf vermenigvuldigd, van 65.000 naar 343.000;

– Het aantal kinderen dat gebruik maakt van schoolkantines werd in diezelfde 10 jaar tijd (1998-2008) met 16 vermenigvuldigd. Van 250 000 naar 4 miljoen kinderen.

1,3 miljoen Venezolanen studeren dank zij de “missies” ten voordele van de minstbedeelden :

– De “missie Robinson” voor de alfabetisering;

– De “missie Ribas” voor vervolgonderwijs (meer dan 100 000 beurzen werden toebedeeld aan mensen die hun eindexamen middelbare school wilden afwerken, maar niet over de nodige middelen beschikten);

– De “missie Sucre”, het equivalent van Ribas voor het hoger onderwijs.

Een democratisering van de school in een meer democratische samenleving

De inspanningen op het vlak van onderwijs leveren een mooie oogst op aan democratische resultaten. Het analfabetisme verdween, het onderwijsniveau van de bevolking is gestegen, de kinderen hebben gegarandeerd eten in de schoolkantines, honderdduizenden banen werden in het onderwijs geschapen.

De context van een meer democratische samenleving is gunstig voor de ontwikkeling van kinderen en onderwijs. Gezinnen met betere woningen, die zekerder zijn van hun toekomst en meer betrokken worden in het beleid van hun land, zullen hun kinderen sneller naar school sturen.

Het is wellicht nuttig in grote lijnen de sociaaleconomische vooruitgang te schetsen sinds de bolivariaanse revolutie. Onder president Chavez heeft Venezuela het aangedurfd te breken met de neoliberale orde. De opbrengst van de petroleum komt voortaan vooral ten goede aan de bevolking in plaats van aan een kleine minderheid. Daardoor kwam er ruimte voor sociale uitgaven (zoals de gezondheidszorg en het onderwijs), nieuwe jobs, een vermindering van de ongelijkheden.

De nationaliseringen (telecommunicatie, banken, elektriciteit, staal …), de onteigeningen, de verminderde militaire uitgaven (nauwelijks 1,3 % van het BNP), het opzetten van openbare ondernemingen, zijn ware hefbomen voor ambitieuze sociale programma’s. Een paar voorbeelden: de “missie Wonen”, met 200 000 sociale woningen sinds 2011; de vernieuwde arbeidscode met enkele grote verbeteringen voor de werknemers; de armoedebestrijding, met o.a. het aanzetten van boeren om zich op ongebruikt land van de Staat of op onteigende privégrond te vestigen; de stichting van openbare instellingen die in de eerste levensbehoeften voorzien; de gezondheid, met de bouw van honderden extra centra voor gezondheidszorg.

Het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP), die een index van de menselijke ontwikkeling (HDI, human development index) publiceerde in 2011, plaatst Venezuela bij de landen die het meest vooruitgang hebben geboekt. Venezuela boekt een vooruitgang van zeven plaatsen en wordt nummer 73 op de wereldranglijst. Deze verbetering contrasteert met de achteruitgang van de Verenigde staten, te wijten aan de toenemende ongelijkheid van de inkomens en de gebrekkige gezondheidszorg.

Democraten zullen, naast de materiële vooruitgang, de betrokkenheid van de bevolking in het staatsbeleid opmerken, via diverse vormen van referenda en gemeenteraden. Ook de internationale solidariteit staat hoog aangeschreven. Venezuela werkt samen met zijn armste buurlanden en is een drijvende kracht in bondgenootschappen als de ALBA (die de meest linkse landen in de regio verenigt), de CELAC (Gemeenschap van Latijns Amerikaanse Staten en de Caraïben), de UNASUR (Bank van het Zuiden).

Onze toekomst speelt zich ook een beetje af in Latijns Amerika

Landen van het Noorden worden nu op hun beurt onderworpen aan de dodelijke recepten van het IMF, Wereldbank en consoorten. Denk maar aan het lot van de Griekse, Spaanse, Portugese en Ierse bevolking. Lang voor de huidige zoveelste economische crisis, legden de dictaten van het neoliberalisme ons, reeds sinds de jaren ’80, een bezuinigingsbeleid op waarvan wij de gevolgen waarnemen in onze scholen. Enkele Staten uit het Zuiden laten nu zien dat dit geen onontkoombaar noodlot hoeft te zijn.

Laten wij hieruit dan ook de conclusie trekken dat, zonder de situatie te idealiseren – Venezuela blijft geplaagd door hoge criminaliteit, de economie blijft te eenzijdig afhankelijk van de aardolie, de machtsconcentratie rond Chavez, die niet onsterfelijk is, roept inderdaad vragen op – het in gang gezette democratische experiment zonder meer onze steun verdient. En wellicht een bron van inspiratie kan zijn …

Philippe Schmetz

Bronnen

Steve ELLNER, Au Venezuela, un chavisme sans Chavez ? L’avenir du “socialisme bolivarien”, au-delà de l’élection présidentielle d’octobre. Le Monde diplomatique, september 2012.

“Kit Venezuela”, gepubliceerd door Parti de Gauche (lid van het Front de Gauche in Frankrijk) ; http://www.lepartidegauche.fr/militer/kit/elections-venezueliennes-pourquoi-la-victoire-chavez-est-aussi-la-notrenbsp-17055

Cuba, Venezuela, Chili et Brésil: progrès de l’IDH, blog « América Latina »op de website van Le Monde, 3 november 2011

Cuba, Venezuela, Chili et Brésil : progrès de l’IDH

Lees ook:

[
Alfabetisering en onderwijs in Venezuela
->720]