Op 24 september 2012 verklaarde minister-president Kris Peeters dat de Vlaamse ambtenaren 100 miljoen euro moesten inleveren om de Vlaamse begroting in 2013 in evenwicht te houden. Op 23 november sloot de Vlaamse regering hierover met de overheidsvakbonden een raamakkoord. Wat betekent dit voor het onderwijspersoneel?
Twee opdoffers
Tijdens onderhandelingen met de betrokken overheidsvakbonden (onderwijs, De Lijn, VRT en Vlaamse ministeries) preciseerde Peeters dat het om een recurrente besparing op de loonmassa moest gaan,d.w.z. geen eenmalige maar structurele besparingen die de volgende jaren doorwerken. De sector onderwijs moest, gezien haar gewicht, 82 miljoen van de 100 miljoen euro voor zijn rekening nemen. Van de ongeveer 200.000 Vlaamse “ambtenaren” zijn er nl. 155.000 werkzaam in het onderwijs. Besparingen op de werkingsmiddelen konden niet ingeroepen worden om een inlevering op de lonen af te wenden.
Peeters had nog ander leuk nieuws voor de onderwijsvakbonden: de provisie voor de volgende CAO (in feite voor drie CAO’s: die voor het hoger onderwijs, voor de basiseducatie en de rest van het onderwijs) bedroeg geen 132 miljoen maar slechts 10 miljoen euro in 2013. De onderwijsvakbonden spraken van “woordbreuk” . In mei 2012, bij de afronding van de onderhandelingen over de overgangsmaatregelen rond de TBS, had de Vlaamse regering nog 132 miljoen euro in het vooruitzicht gesteld en tijdens de septemberverklaring leek het alsof de CAO niet in het gedrang zou komen.
Actieplan van de vakbonden
Intussen was het gemeenschappelijk vakbondsfront begonnen met de sensibilisatie en mobilisatie. Er werd voorgerekend dat een recurrente looninlevering van 1% voor een licentiaat (master) gemiddeld 438 euro en voor een regent (bachelor) 287 euro per jaar betekent. Zonder de vermindering van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage mee te tellen. Een kleine rekenoefening (82 miljoen gedeeld door 155.000) leert dat een personeelslid gemiddeld meer dan 500 euro per jaar zou inleveren. Voor wie aan het begin van zijn loopbaan staat, betekent 1% dus al ras 15.000 à 20.000 euro of “een kleine wagen”.
De vakbonden verwierpen de looninlevering. Op 26 september voerden ze een symbolische actie tijdens de openingszitting van de VLOR door bij het begin van de toespraak van de minister van onderwijs de zaal te verlaten. Er werd gebroed op acties voor het geval de onderhandelingen niets zouden opleveren.
ACOD-onderwijs organiseerde begin november per provincie algemene ledenvergaderingen en bijeenkomsten van schoolafgevaardigden. Daar werd een actieplan goedgekeurd gaande van werkonderbrekingen met infovergaderingen tijdens de week van 12 november tot een dag staking op 23 november. Over de provincies heen was binnen ACOD-Onderwijs 98% gewonnen voor het actieplan indien in gemeenschappelijk vakbondsfront (ACOD, COC, COV, VSOA) en 69% indien de andere onderwijsvakbonden niet zouden deelnemen.
Onderhandelingen leiden tot een akkoord
Vanaf eind oktober werd intensief onderhandeld tussen de onderwijsvakbonden en het kabinet van minister Smet. Vanuit het kabinet werd voorgesteld om de tweejaarlijkse anciënniteitsverhogingen (van 2%) te vervangen door driejaarlijkse.
De vakbonden verwierpen deze piste die vooral de jonge collega’s zou treffen terwijl de oudste collega’s die de maximale wedde-anciënniteit bereikt hebben, zouden gespaard blijven.
Een andere piste die op tafel kwam, waren de maaltijdchèques. Het nettoloon blijft zo wel behouden maar er moet ingeleverd worden op het brutoloon : er worden geen sociale bijdragen betaald. Een gevaarlijke piste omdat ze de sociale zekerheid ondermijnt. Gelukkig werd deze optie niet weerhouden, o.a. omdat ze botst op een oud KB dat maaltijdchèques in het onderwijs verbiedt.
Uiteindelijk werd een akkoord bereikt rond een meer complexe piste. In 2014 en in 2015 wordt het vakantiegeld verminderd van 92% van het bruto-maandloon naar 78%. Zo levert het onderwijspersoneel tweemaal 72 miljoen euro in. Vanaf 2014 wordt de eindejaarstoelage echter verhoogd met 77 miljoen euro. In 2014 en 2015 compenseert deze verhoging van de eindejaarstoelage de vermindering van het vakantiegeld. Vanaf 2016 zou het vakantiegeld opnieuw zijn huidig peil, nl. 92% van het bruto-maandloon, bereiken en de verhoging van de eindejaarstoelage zou de koopkracht doen stijgen.
Op 13 november werd dit akkoord goedgekeurd door onderwijsminister Pascal Smet en op 16 november door minister-president Kris Peeters. De instanties van de onderwijsvakbonden keurden het akkoord goed in dezelfde week (nationaal comité van COC op 14 november, Vlaams comité van ACOD-Onderwijs op 16 november …). De overwegende tendens bij de onderwijsvakbonden was een zekere opluchting. De gevreesde recurrente looninlevering van 1% vanaf 2013 is van de baan. De vermindering van het vakantiegeld geldt slechts voor twee jaren (voor 2014 en 2015) en wordt gecompenseerd door een verhoogde eindejaarstoelage. De belangrijkste eis voor de CAO (2012-2014) – de verhoging van de eindejaarstoelage – wordt gerealiseerd, weliswaar in uitgesteld relais.
Een addertje onder het gras
Wat er precies gebeurde tussen 16 en 23 november, weten we niet. Blijkbaar zat niet iedereen in de Vlaamse regering op dezelfde golflengte. Op 23 november kwamen de Vlaamse regering en de overheidsvakbonden samen voor de ondertekening van een globaal akkoord dat betrekking had op alle betrokken sectoren (Onderwijs, De Lijn, ministeries en VRT).
Tot verbijstering van de vertegenwoordigers van de onderwijsvakbonden bleken er plots geen garanties dat het vakantiegeld in 2016 opnieuw naar 92% van het maandloon wordt opgetrokken. De nieuwe Vlaamse regering zal in 2014 of 2015 beslissen of het vakantiegeld vanaf 2016 behouden blijft op 78% dan wel opnieuw wordt opgetrokken tot 92% van het bruto-maandloon. Toch werd een raamakkoord ondertekend, door de intersectorale vertegenwoordigers van de overheidsvakbonden.
Vragen
Er kunnen nog andere vragen gesteld worden bij dit akkoord. Garandeert dit akkoord dat de Vlaamse regering niet opnieuw met een looninlevering op de proppen zal komen? Ook in september 2009 lag een looninlevering op tafel. Na onderhandelingen met de onderwijsvakbonden kwamen er toen andere besparingen: voor 72 miljoen euro in 2010 en voor 142 miljoen vanaf 2011. De werkingsmiddelen worden bv. in 2013 voor het derde opeenvolgende jaar niet (volledig) geïndexeerd. Er is geen juridische zekerheid dat deze of de volgende Vlaamse regering geen nieuwe besparingen voorstelt. De vakbonden beloven alert te reageren als het zo ver komt.
Is dit akkoord het beste resultaat dat de onderwijsvakbonden konden uit de wacht slepen? Ten slotte pleegt de Vlaamse regering woordbreuk door in 2013 slechts 10 van de beloofde 132 miljoen euro te voorzien voor de CAO. Een groot deel van de CAO-provisie van 2014 en 2015 wordt bovendien gebruikt als inlevering om het begrotingstekort te dichten.
Het antwoord op die vraag hangt samen met de vraag of de vakbonden in staat waren een voldoende grote mobilisatie op gang te brengen. Er was een groeiende actiebereidheid, zeker bij ACOD, zoals blijkt uit de hoger vermelde stemmingen. In diverse regio’s waren de leerkrachten klaar om samen met ouders en leerlingen acties op touw te zetten. Iedereen was het eens dat aan onderwijs niet mocht geraakt worden. Niet de verloning van de leraars maar het wanbeleid van de banken heeft ons in deze crisis doen belanden. Toch bestond er ook nog koudwatervrees om principieel in te gaan tegen elke vorm van inlevering: misschien ons best tevreden stellen dat we met deze maatregel aan zwaardere inleveringen ontsnappen?
De confrontatie met de Vlaamse regering werd opnieuw, zoals in 2009, vermeden. Maar …voor hoe lang?
Romy Aerts
I