De verwachte onderwijshervorming is maar een stap in de goede richting, vinden de professoren Geert Devos en Martin Valcke. Ze zijn verbonden aan de vakgroep onderwijskunde aan de UGent.
Het debat over de hervorming van het secundair onderwijs laait op. Terecht. Het verdient waardering dat de netten en koepels zich roeren in het debat. Toch bestaat er veel onduidelijkheid over die hervorming. Hoe nieuw, revolutionair is ze? Is het een oplossing voor alle kwalen – we noemen maar het watervalsysteem, de niet-gekwalificeerde uitstroom? Is ze misschien verwant aan het Finse model, internationaal geroemd omdat het zowel in kwaliteit als in sociale gelijkheid excelleert?
Vergelijken met andere schoolsystemen helpt om scherp te krijgen wat de vernieuwingsideeën wel en niet benadrukken.
Evolueren we naar het Finse onderwijsmodel? Neen, in het Finse model volgen alle leerlingen tot 16 jaar volledig hetzelfde curriculum. Sommige landen zorgen voor een gemeenschappelijke onderbouw (zoals de Angelsaksische landen) en differentiëren alleen door leerlingen op basis van prestaties voor specifieke vakken in aparte klassen te groeperen. Andere landen, zoals Duitsland maar ook Vlaanderen, gaan een stap verder en creëren aparte onderwijsvormen/studierichtingen en zelfs aparte scholen.
Intensieve vorming
In het Finse model doet men dit niet. Maar men werkt er wel met binnenklasdifferentiatie. Deze meer geïndividualiseerde aanpak betekent ook dat er in de klas veel meer geremedieerd wordt. Remediëring is er niet alleen voor de zwakke leerlingen. Tegen het einde van hun secundaire schoolloopbaan heeft 50 procent van alle leerlingen in Finland de een of andere vorm van individuele remediëring genoten. Opmerkelijk is dat alle Finse leerkrachten masters zijn met een uitgebreide didactische opleiding en een intensieve, permanente vorming.
Bovendien worden kandidaat-studenten voor de lerarenopleiding streng geselecteerd. Slechts 10 procent van de kandidaten mag uiteindelijk starten in de lerarenopleiding. Veelal zijn er twee leerkrachten tegelijk actief in de klas. Leerkrachten werken in teams vanuit een schoolvisie. In de taakstelling is er tijd en ruimte voorzien voor schoolontwikkeling. Leerkrachten zijn permanent aanwezig op school… Er is ook een leerlijn uitgezet vanuit het lager onderwijs waarbij er vrijwel niemand instroomt in het secundair zonder de kwalificaties van het lager.
De Vlaamse hervorming van het secundair onderwijs verschilt fundamenteel van dit Finse model: tot 14 jaar zitten leerlingen samen, maar velen beginnen al met een ongelijk profiel (geen LO diploma), er is geen traditie van binnenklasdifferentiatie, er is weinig systematische professionalisering, de vooropleiding van leerkrachten is beperkter, er worden geen leerlijnen uitgezet vanuit het lager naar het hoger onderwijs, er is al vrij snel weer een differentiatie in onderwijsvormen (belangstellingsgebieden), de breuklijnen met het lager onderwijs blijven bestaan.
Het zou goed zijn om in de eerste graad van het secundair de huidige basisopties af te schaffen. Daarmee is een eerste stap gezet om voor iedereen dezelfde brede vorming aan te bieden. Maar de kans is reëel dat we in de tweede en derde graad opnieuw verregaand differentiëren in studierichtingen en opleidingsvormen onder de noemer ‘domeinscholen’. Het risico bestaat er dan vooral in dat de eerste graad weer structureel en infrastructureel (een zeer belangrijke factor) een verlengstuk wordt van gedifferentieerde domeinscholen.
We moeten vermijden dat de hervorming enkel leidt tot een verandering van labels, want dan krijgen we enkel oude wijn in nieuwe zakken. Fundamenteel is dat een hervorming de eigen kenmerken van het systeem moet onderkennen. Er is veel werk aan de winkel. In het debat krijgen leerkrachten allicht zelf te weinig kansen om hun mening naar voren te schuiven. Zij ‘bouwen’ straks het secundair onderwijs van morgen. Naast de stem van de leerkracht is er zijn/haar opleiding, professionalisering, statuut, loopbaanperspectief.
Ook hier is de overheid van plan inspanningen te leveren. Een hervorming van het secundair onderwijs kan enkel effect hebben als het structurele veranderingen evenwichtig combineert met substantiële investeringen in de vorming en de loopbaan van leerkrachten. Expertise en ervaring opbouwen in gedifferentieerde instructie is hier een van de belangrijke uitdagingen.
Als we hier niet sterk genoeg in zijn, moeten we allicht temporiseren vooraleer we te verregaande structurele veranderingen doorvoeren. Bovendien moet er worden gezorgd voor voldoende draagvlak bij de directies en leerkrachten. Bijkomend blijft het ook een hele opgave om de mentaliteit bij ouders te veranderen. Dit maakt de uitdaging zeer aanzienlijk. Het betekent niet dat we defaitistisch aannemen dat er niets kan worden veranderd. Tenzij de hervorming van het secundair zich enkel zou beperken tot een structurele hervorming met andere labels voor nagenoeg hetzelfde. Dan wordt de hervorming much ado about nothing. Met een hoop begrijpelijke cynische reacties vanuit het onderwijsveld zelf tot gevolg.
Martin Valcke, Geert Devos
professoren Universiteit Gent, Vakgroep Onderwijskunde
Dit artikel verscheen als Opinie in De Morgen (12 mei 2012)