Wat zal ik later worden? Sommigen hebben meer gelijke kansen dan anderen

Facebooktwittermail

Fadwa Bouyanzar wacht in het gesloten centrum van Brugge op haar uitwijzing. Achttien is ze. Terug in Marokko wachten haar een vijandige omgeving en sociale achterstelling. Hier in Leuven liep ze school en werkte ze aan een beloftevolle toekomst.

CHARLES DUCAL, een van haar leraren, richt met een groep collega’s een oproep aan al wie het horen wil en iets betekenen kan: gun haar die kans!

Wat hebben Steven Vanackere, Bart Dobbelaere, Fadwa Bouyanzar, Bruno Wyndaele, en Anton Walgrave gemeen? Een school. En wel de school waar ik sinds 1976 als leraar Nederlands opereer. Mocht deze school ooit een jubileumboek publiceren, dan zouden de foto’s van Steven, Bart, Bruno en Anton allicht met een gouden randje verschijnen. Leerlingen waar een school trots op is. Zij hebben het ver geschopt in de politiek, de journalistiek of de wereld van het entertainment. Dankzij ons, denkt de school dan, of toch een beetje. En misschien denken de jongens er zelf ook wel zo over: dankzij de school, of toch een beetje.

Ik schrijf de namen van de jongens, want Fadwa, die ook een leerling van onze school was, zal ongetwijfeld nooit in een jubileumboek verschijnen, laat staan met een gouden randje. Fadwa verdween enkele weken geleden plots van school en het volgende dat we hoorden was dat ze in het gesloten centrum van Brugge zat. Opgesloten, want geen papieren. Asielaanvraag afgewezen. Klaar voor uitwijzing.

Fadwa wou geen minister, tv-ster of zangeres worden, maar arts. Lang geleden, toen ze elf was. Op haar twaalfde werd ze poetsvrouw, in Marokko. Op bevel van haar vader, die haar sloeg en toen ze veertien was uithuwelijkte aan een dertig jaar oudere man. Toen ze vijftien was, vluchtte ze weg uit haar geboorteland met een gezin uit België en kwam in Antwerpen terecht, waar ze bleef poetsen en werd opgesloten. Uiteindelijk lieten ze haar gaan. Daar zat ze, een huilend meisje op een bank in het stadspark. Ze sprak alleen berbers, had de wereld buiten haar dorp nooit leren kennen en wist niet waar naartoe. Een voorbijgangster, een Marokkaanse vrouw, ontfermde zich over haar. Zo kwam ze uiteindelijk bij een in Leuven wonende tante terecht en via die tante belandde ze bij ons op school.

Haar leerkrachten schreven een brief naar instanties, politici, bekende Vlamingen, hulporganisaties en koning Albert in de hoop Fadwa bij ons te kunnen houden. Een vraag om elementaire menselijkheid te laten prevaleren op de bureaucratische logica van een asielbeleid.

Mevrouw, meneer,

Met deze brief willen wij u graag op de hoogte brengen van onze grote ongerustheid omtrent de huidige leefsituatie van Fadwa Bouyanzar. We vinden het onze professionele en morele plicht om onze betrokkenheid te tonen, teneinde een menswaardige oplossing te bereiken met alle betrokken personen en instanties.

Wij leerden Fadwa kennen in september 2010 toen ze zich kwam inschrijven in de Onthaalklas voor Anderstalige Nieuwkomers (OKAN) bij ons op school. Hier kunnen leerlingen terecht die nieuw zijn in België en nog schoolplichtig zijn. Tijdens de inschrijving hoorden we van haar toenmalige voogd voor het eerst haar verhaal. (…) Het viel Fadwa zichtbaar zeer zwaar dit opnieuw te horen oproepen. Het was duidelijk dat ze een heel emotionele periode achter de rug had.

Op school zagen we haar langzaam maar zeker openbloeien. Een angstig en schuchter meisje groeide uit tot een enthousiaste, leergierige maar vooral super lieve leerling. Ze voelde zich helemaal thuis en was geliefd bij leerlingen en leerkrachten.

Fadwa was zeer goed in staat om haar eigen sterktes en zwaktes in te schatten. Gezien haar grote schoolachterstand zou een lange, academische loopbaan niet realistisch zijn. Ze vertelde ons over haar interesse voor een job in de verzorgende sector. In september 2011 begon Fadwa aan haar tweede, en laatste OKAN-jaar. Na dit jaar zou ze starten met een geschikte vervolgopleiding om later als verpleegster, kinderverzorgster of polyvalent verzorgende aan de slag te kunnen.

De asielwetgeving is erg complex en onze kennis ervan is beperkt. Het is ook onze job niet om ons erin te verdiepen. We denken wel dat onze ervaringen en vaststellingen in dit dossier van belang kunnen zijn. Al meer dan een jaar komen we dagelijks in contact met Fadwa. We zien haar in de klas, op de speelplaats, tijdens uitstappen, op huisbezoek, bij persoonlijke gesprekken. Een aantal van onze leerkrachten heeft de afgelopen maanden een zeer sterke band opgebouwd met Fadwa. Zij vertrouwen haar honderd procent en geloven haar verhaal. Zij zien de radeloosheid in haar ogen wanneer een gedwongen terugkeer ter sprake komt. Zij horen de stelligheid in haar stem als ze zegt dat ze de onmenselijkheden van de illegaliteit verkiest boven een repatriëring.

Verschillende leerkrachten brachten ook al een bezoek aan Fadwa in het Centrum in Brugge. Deze bezoeken lieten telkens een zeer diepe indruk op ons na. We troffen er iemand aan die gebroken is. Een schim van de levenslustige leerling die we kenden van op school. Iemand die te veel heeft meegemaakt op te korte tijd. Maar vooral ook iemand die het zelf ook allemaal niet meer weet. Wat kan ze meer doen dan vertellen wat haar vlucht naar België noodzakelijk maakte? Hoe kan ze duidelijk maken dat een terugkeer naar Marokko haar doodsbang maakt?

Die radeloosheid maakt zich sinds kort ook van ons meester. We mogen er niet aan denken wat er met haar zal gebeuren als ze gedwongen wordt om terug te keren naar Marokko. Reïntegreren in de omgeving die ze ontvluchtte, is gezien de reputatie van haar vader levensgevaarlijk. Alleen, zonder geld, opleiding of sociaal netwerk een nieuw leven beginnen in een vreemde stad, blijkt evenmin een optie. Vanuit verschillende hoeken wordt ons bevestigd dat dat voor een alleenstaand 18-jarig meisje een onmogelijke opdracht is.

Tijdens onze zoektocht naar manieren om Fadwa te helpen, botsen we vaak op onze eigen beperkingen. Beperkingen op het vlak van kennis van procedures en wetgevingen. Dat is confronterend. En frustrerend. Maar uiteindelijk verplicht het ons wel om te focussen op de essentie. Drie zinnen, waarmee eigenlijk alles gezegd is en die de rest van deze brief overbodig maken:

Voor u zit Fadwa. Fadwa liegt niet. Help haar.

Wat hebben Steven, Bart, Anton en Bruno gekregen wat Fadwa niet krijgt? Kansen. Dit meisje heeft armoede, angst en vernedering doorstaan. Zij stond op het punt dankzij haar tante en de school, maar vooral door haar eigen moed, inzet en levenskracht, de ellende in haar leven achter zich te laten en een toekomst in België op te bouwen. Een leerling om trots op te zijn. Hoe humaan is een samenleving die dit kind weer naar af stuurt?

Wat denken jullie, Steven, Bart, Anton en Bruno?

Charles Ducal