Wie als anderstalige nieuwkomer in het secundair onderwijs wil starten, krijgt eerst een taalbad in een OnthaalKlas voor Anderstalige Nieuwkomers, kortweg: OKAN. Logisch, als je bedenkt dat er een zekere basiskennis Nederlands moet zijn om het onderwijs te kunnen volgen, en we een (reguliere) klas niet te veel willen belasten door taalproblemen.
Na grofweg één schooljaar, worden de OKAN-leerlingen verondersteld voldoende Nederlands te kennen om in te voegen in een reguliere klas. Bij het advies wat betreft welke klas wordt rekening gehouden met hun niveau van het Nederlands, hun voorkennis van bepaalde vakken (vooral wiskunde is hier belangrijk), hun persoonlijke capaciteiten en attitude, en hun leeftijd. Zij kunnen in alle lagen van het onderwijs terechtkomen, van de meer theoretische tot de deeltijds praktische.
De vraag is natuurlijk: wat is de beste manier om OKAN-onderwijs aan te pakken? Als je hoort welke lijn men van bovenaf wil volgen, maak ik me als OKAN-leerkracht toch wat zorgen. OKAN-leerlingen worden hierbij snel in een apart hokje gestopt met een apartheids – sorry, aparte – aanpak.
Uiteraard zijn er specifieke karakteristieken voor een onthaalklas die in een reguliere klas niet of minder meespelen (vluchtelingenproblematiek, onzekerheid over het verblijf, …) en is het goed daar wat achtergrond over te weten. Maar laat ons niet overdreven theoretiseren en niet vergeten te vertrouwen op ons gezond verstand. Tenslotte zijn het tieners zoals andere tieners en al doende leert men.
Er is veel te doen over de gebruikte taalmethodes en bepaalde trends dringen zich op. Enkele bedenkingen bij de gang van zaken.
Taalmethodes
Tot hier toe is er geen uniformiteit tussen de verschillende OKAN-scholen. Iedere school heeft zowat zijn eigen stijl. Er wordt wel overleg gepleegd, en dit in urenlange vergaderingen. Ik heb er zelf zo een meegemaakt en raakte toch wat gefrustreerd door het gebrek aan efficiëntie van de vergadering, alsof het voor het eerst is dat mensen een nieuwe taal aanleren.
Over taalonderwijs bestaan immers reeds hele cursussen! In die cursussen staat een heel overzicht over de evolutie van taalonderwijs. Gaande van drillen van vervoegingen en zeer grammaticale methodes, evoluerend naar de meer communicatieve methode waar grammatica meer naar de achtergrond verdwijnt. En er zijn nog andere en zelfs zeer eigenaardige methodes. Wat we kunnen besluiten, is dat elke methode zo zijn voor- en nadelen heeft en dat taalonderricht steeds evolueert en ook aan modetrends onderhevig is.
NT2 (het leren van een andere taal in de omgeving waar men die taal spreekt) is taalonderricht en sluit bij het andere taalonderricht aan. Het is niet nodig in vergaderingen de analyse van de taalmethodes over te doen en dan met één methode op de proppen te komen die alleenzaligmakend is. Voor dit herkauwen wordt nu geld vrijgemaakt, geld dat veel efficiënter kan worden gebruikt.
Tenzij we het over privéonderwijs hebben, wordt er met klassen gewerkt. Een methode die voor één leerling goed werkt, werkt niet noodzakelijk voor de andere leerling. Hou rekening met dit gegeven en bied een waaier aan methodes aan, zodat iedere leerling zich vindt in het aanbod. Laat ook ruimte voor de eigenheid van de leerkracht. In een OKAN-klas geven verschillende leerkrachten les. Laat de leerkrachten de lessen zo verdelen dat de leerkracht achter zijn lessen en lesmethode kan staan.
Enkele trends
Vraag en aanbod
Algemene trend is leerstof aan te bieden naargelang er vraag naar is. Dus: vraagt een leerling hoe hij moet zeggen dat hij gisteren een broek kocht, dan wordt hem de verleden tijd van kopen aangeleerd, maar dan ook niet meer dan dat. En dan ook alleen aan hem.
Stel u dat eens voor in het reguliere onderwijs. Met dit principe zou een leerling niet ver komen. De doorsneeleerling zou niet verder geraken dan een lagere schoolniveau voor wiskunde, voor geschiedenis zou het bijvoorbeeld al helemaal een ramp zijn. En waar men geen weet van heeft, daar kan men niets over vragen. Dit zou een zeer eenzijdige en meestal oppervlakkige kennis opleveren.
Is het niet de bedoeling van het onderwijs om steeds de lat een stapje hoger te leggen en dat leerproces wat te versnellen? Bedenk dat OKAN slechts over één schooljaar gaat. In die tijdspanne moeten de leerlingen zo veel mogelijk meekrijgen om de overgang naar het reguliere onderwijs zo vlot mogelijk te maken. Het komt er dus op aan efficiënt te werken. Idealiter zien we hen ook instromen in een richting die aansluit bij hun capaciteiten, los van de kennis van het Nederlands.
Leren door ervaring
Er wordt vooral gestimuleerd de leerlingen te laten praten. Er worden ook uitstappen gedaan en daar wordt dan over gepraat. Heel goed! Maar daar mag het niet bij blijven. Bij zo’n gesprekken leren de leerlingen zich wel vlotter uit te drukken, maar al te vaak blijft hun woordenschat beperkt tot een basis over steeds dezelfde onderwerpen.
Het voordeel dat OKAN-leerlingen hebben, is dat zij in een Nederlandstalige omgeving zitten en buiten school de kans krijgen de taal te oefenen. Aan de school om buitenschoolse activiteiten en daarbij het gebruik van het Nederlands te stimuleren. Praten tijdens de lessen is goed, maar de school hoeft dit proces niet te herhalen binnen de lesuren. Deze kunnen efficiënter gebruikt worden om bijvoorbeeld de woordenschat uit te breiden, die ze dan weer buiten de school kunnen gebruiken en inoefenen.
Wij hebben bij ons op school al meerdere leerlingen gehad die eerst in een OKAN-school gezeten hebben waar men op die manier werkte. Zij spraken inderdaad vrij vlot. Maar als men vrijwel uitsluitend werkt aan de vaardigheid van spreken, schieten andere aspecten erbij in. Soms missen zij zelfs basiswoordenschat, hun spelling is abominabel en ze zijn het ook niet gewend te studeren voor toetsen. Zo’n leerling zei dat hij bij ons meer geleerd had dan in die andere school.
Gemengde niveaus
We zetten sterke en zwakke leerlingen samen in de groep en laten de sterkere de zwakkere begeleiden. De sterkere leerlingen leren de leerstof verwerken doordat ze het zelf moeten uitleggen en de zwakkere leren van iemand die het zelf heeft moeten leren. Nobel principe. Maar ook als permanente werkvorm?
Het heeft zeker zijn waarde om af en toe toe te passen om de hoger vermelde redenen. Maar beeldt u zich in dat u avondschool Russisch volgt en het moet stellen met de expertise van een student van een hoger niveau. Bent u een goed student, dan mag u het zelf gaan uitleggen aan iemand van een lager niveau. Tevreden? Ik alvast niet.
Sterke leerlingen blijven op hun honger zitten en zijn er niet mee gediend – en er niet altijd even bekwaam voor – om hun tijd in zwakkere klasgenootjes te steken. Zwakkere leerlingen verdienen ook de expertise van een heuse leraar, die het juiste voorbeeld geeft qua uitspraak, zinsbouw en zo meer.
Door met niveauklassen te werken, kan men de lessen beter afstemmen op de behoeften van de leerlingen. Wat ze aankunnen en waar ze in het reguliere onderwijs het meest bij gebaat zullen zijn. Hoe kleiner de klassen, hoe gerichter het aanbod kan zijn. Hier is ruimte voor investering!
Grammatica
Of liever, het gemis daaraan. Grammaticaonderricht is blijkbaar uit den boze. Ja, want zoals gesteld bij ‘vraag en aanbod’, dat komt dan wel op een natuurlijke manier. En mondjesmaat, dus. Daar kunnen sommige leerlingen genoeg mee hebben, andere leerlingen hebben nood aan een structuur waar ze op kunnen terugvallen. Voorbeeldje: Als we groep A geen specifieke grammatica geven, kennen ze misschien gemiddeld 10 onregelmatige werkwoordsvormen. Laten we groep B een lijst van 80 onregelmatige werkwoorden leren, onthouden ze er daarvan misschien 40 actief, en herkennen er 60 van. Welke groep kan het beste zijn plan trekken, denkt u?
Voor veel leerlingen is het niet alleen kwestie van verstaanbaar te zijn, ze willen de taal ook correct leren spreken. Het meegeven van grammaticale regels geeft hen dan de zekerheid om zichzelf te kunnen toetsen. Vandaar ook het belang van werken met niveaugroepen, zodat ook dit kan worden aangepast aan de groep.
Natuurlijk pleit ik niet voor grammatica om de grammatica. In de klas kunnen oefeningen gegeven worden waar grammatica dient toegepast te worden. Grammatica dient om gebruikt te worden en dient geïntegreerd te worden in een ruimer kader.
Vergeet niet dat OKAN moet voorbereiden op de middelbare school. En of ze nu in een praktische of een theoretische richting terechtkomen, ze zullen een zekere grammaticale kennis nodig hebben.
Elk jaar hou ik een kleine rondvraag onder de leerlingen, waarbij gevraagd wordt waar ze het meest/minst uit leren, het liefst/minst graag doen. Grammatica komt er elke keer als grote winnaar uit. Ze doen het niet altijd graag, maar naar eigen zeggen leren ze er het meeste uit, want zo leren ze goed Nederlands spreken. Trouwens, deze bevinding leunt aan bij wat gepromoot wordt: de leerling geeft aan wat hij/zij nodig heeft.
Memoriseren
Zoals bijvoorbeeld onregelmatige werkwoorden, of nieuwe woorden. Dat zou traumatiserend zijn. Enkel laten memoriseren en niet op inzicht en vaardigheden werken juich ik niet toe. En memoriseren is heus niet schadelijk, integendeel: het is een goede hersenoefening. Vraag maar aan de talloze gebruikers van de WII-geheugentrainers.
Moet plezant zijn
Er is veel aandacht voor het feit dat leren plezant moet zijn. Akkoord, niks is meer motiverend dan iets dat leuk is. Maar dat wil niet zeggen dat alles plezant kan of moet zijn. Je kan trouwens nooit iets leuk maken voor iedereen, weerom het punt: iedereen is anders. En iets doen wat niet leuk is, kan ook goed zijn voor de karaktervorming. We willen toch geen verwende watjes?
Evaluatie
“Geven jullie nog punten?”, wordt wel eens verwonderd gevraagd. Dat is namelijk nog zo’n trend: werken met duimpjes naar omhoog of omlaag, of een vergelijkbaar systeem. Ik dacht dat OKAN een voorbereiding was op de middelbare school, niet op de kleuterschool. Deze leerlingen komen van onderwijssystemen in hun thuisland waar meestal traditioneel gewerkt wordt en met een puntensysteem geëvalueerd wordt.
Dit is een systeem dat ook door de ouders het best begrepen wordt. Tot op heden is het ook de manier om in het reguliere onderwijs te evalueren en sluit daar goed bij aan. Weet u nog: voorbereiding op.
Met punten werken zou traumatiserend zijn. Ik begrijp het ‘punt’, maar hetzelfde kan worden gezegd van om het even welke evaluatiemethode. Er kan altijd vergeleken worden met andere leerlingen. Niet dat het niet vatbaar is voor verbetering, maar deze discussie dient niet gevoerd te worden in een besloten groep van OKAN. Laat dit opgaan in de algemene discussie over evaluatie in het secundair onderwijs.
Ontwikkelingsdoelen
In OKAN wordt niet met jaarplannen gewerkt, maar met ontwikkelingsdoelen. Omslachtig geschreven beschrijvingen van waar aan gewerkt moet worden. In de praktijk komt het neer op meer administratie voor de leerkrachten, die een punthoofd krijgen van het trachten te voldoen aan de vage eisen. In de praktijk is er veel – goed – materiaal beschikbaar, dat rond verschillende aspecten van taal werkt. Alleen niet altijd even duidelijk afgesteld op de ontwikkelingsdoelen.
Ik meen dat het beter is het gezonde verstand te laten primeren en te zien waaraan een bepaalde groep wat heeft. En vooral: voldoende variatie bieden, zowel in onderwerpen als leermethodes. Zo beantwoorden we het best aan de behoefte van een gevarieerde klasgroep. Trouwens, het aanbrengen van woordenschat is ver te zoeken in de ontwikkelingsdoelen. Iets wat nochtans essentieel is. Je kan immers ook geen huis bouwen of vorm geven zonder bakstenen.
Besluit: evolueren zonder het kind met het badwater weg te gooien
OKAN is een (relatief) nieuwe onderwijsbranche en het is altijd zoeken om dat in een vorm te gieten. En het zal blijven evolueren. De mensen die ermee bezig zijn van bovenaf doen dit met de beste bedoelingen, daar ben ik van overtuigd.
Maar men kan ook evolueren zonder het kind met het badwater weg te gooien. Vernieuwen omwille van het vernieuwen, is een valkuil. Ik ben niet tegen de evolutie van taalonderwijs of OKAN in het bijzonder. Het is maar dat de ingeslagen weg soms zo eng lijkt. Daarom wou ik enkele puntjes onder de aandacht brengen en oproepen om het allemaal wat ruimer te zien.
P. Van der Steen
De auteur is leerkracht in een OKAN-klas in Brussel.