Minder dan een op de tien kleuters heeft Nederlandstalige ouders in Brussel

Facebooktwittermail

In het Nederlandstalig onderwijs in Brussel spreekt minder dan een op de tien kleuters Nederlands met beide ouders. Het lager onderwijs scoort iets beter en voor het secundair onderwijs is dat nog bijna drie op de tien leerlingen. Dat blijkt uit opgevraagde cijfers over de thuistaal van Brusselse leerlingen van Steven Vervoort, algemeen directeur Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC).

Zowat 9 procent kleuters heeft twee Nederlandstalige ouders, 22 procent van de kleuters komt uit taalgemengde gezinnen met een ouder die Nederlands spreekt. Meer dan twee derde is Frans- en anderstalig.

In het lager onderwijs is 11,3 procent homogeen Nederlandstalig en komt een kwart uit een taalgemengde familie. Zes op tien in het lager onderwijs is Frans- en anderstaig.

In het secundair onderwijs heeft 28 procent van de leerlingen Nederlandstalige ouders, bij 29 procent is dat een van beide ouders. Vier op de tien in het secundair nderwijs is Frans- en anderstalig en in het secundair is dat vier op de tien.

Vorig schooljaar telde de VGC in het Nederlandstalig Brussels onderwijs 11.578 kleuters, 14.431 kinderen in het lager en 12.255 in het secundair onderwijs. De cijfers van het buitengewoon onderwijs zijn niet opgenomen in de telling.