Danny Wildemeersch is gewoon hoogleraar aan de KU Leuven. Hij doceert er onder meer interculturele pedagogiek.
Volgens Danny Wildemeersch is marktlogica hinderpaal voor sociale mix in onderwijs. Hij schreef onderstaand artikel “De school als marktplaats” (De Morgen, 10 februari 2011) als reactie op de uitspraken van Mieke Van Hecke dat het GOK-beleid mislukt is om de sociale mix in de scholen te verbeteren.
In 1996 publiceerde UNESCO het zogenoemde Delors-rapport Learning: the Treasure Within. Daarin werden vier basispijlers voor het onderwijs van de eenentwintigste eeuw naar voren geschoven: learning to know, learning to do, learning to be en learning to live together. De opdracht van het onderwijs bestaat erin om kennisverwerving, vaardigheidsontwikkeling, persoonsontplooiing én het leren samenleven met anderen op evenwichtige wijze met elkaar te verbinden. Velen juichten dit rapport toe, ook bij ons. Er wordt op plechtige momenten regelmatig naar verwezen door schoolverantwoordelijken, beleidsmakers en academici. In de praktijk is vooral die laatste pijler, het leren samenleven, een taaie kwestie.
Dat blijkt nu ook weer uit de mededeling van zowel het vrij-onderwijsnet als het net van het gemeenschapsonderwijs dat het Gelijke Onderwijskansendecreet niet in zijn opzet is geslaagd en dat het bijzonder moeilijk is om de daarin nagestreefde doelstelling van sociale mix te realiseren.
Het Gelijke Onderwijskansendecreet werd op 28 juni 2002 door het Vlaams Parlement goedgekeurd en tijdens de daaropvolgende jaren in het onderwijs geïntroduceerd. De bedoeling van dit decreet was alle kinderen in het onderwijs de best mogelijke kansen te geven om te leren en zich te ontwikkelen en tegelijk uitsluiting, sociale scheiding en discriminatie tegen te gaan. Drie pijlers schragen dit beleid: het recht van ouders om hun kinderen vrij in te schrijven in hun school naar keuze, de oprichting van Lokale Overlegplatforms (LOP’s), met aansluitend lokale Commissies inzake Leerlingenrechten én tenslotte de ontwikkeling binnen de scholen van een specifiek ondersteuningsaanbod ten behoeve van kinderen uit kansarme milieus.
Het GOK-decreet heeft al die jaren voor veel commotie gezorgd. Vooral het vrij inschrijvingsrecht van de ouders was in sommige gevallen een doorn in het oog. Het maakte het voor de scholen in principe onmogelijk om kinderen uit te sluiten die om een of andere reden binnen deze instelling niet welkom waren (bijvoorbeeld op basis van etnische of sociale herkomst of religieuze overtuiging). Op die manier wilde het beleid de quasi onvermijdelijke toename tegengaan van de zogenoemde concentratiescholen. Dit zijn scholen met hoofdzakelijk een homogene populatie van kinderen uit kansarme milieus (de zogenoemde zwarte concentratiescholen).
Deze tendens tot concentratie is een oud zeer en quasi universeel fenomeen. Het onderwijs wordt overal door veel ouders en beleidsmakers als een belangrijke hefboom beschouwd ter vrijwaring van de toekomstkansen van de kinderen. Zeker de ouders uit de middenklassemilieus zijn intensief bezig met deze kwestie. Dat bleek de voorbije jaren uit het kampeergedrag van vaders en moeders om hun kind(eren) zo vroeg mogelijk te kunnen inschrijven in hun school naar keuze. Ouders uit kansarme en allochtone gezinnen zijn daar niet zo bewust mee bezig. Ze hebben er meestal ook de materiële mogelijkheden niet voor (bijvoorbeeld om hun kinderen te brengen en te halen van en naar een school die niet in de nabije omgeving gelegen is). Een gevolg is dat deze kinderen dikwijls terecht komen in zwarte concentratiescholen. En, de ervaring en ook onderzoek leren dat dergelijke concentratie in veel gevallen een zware hypotheek legt op de schoolloopbaan en de toekomstmogelijkheden van de betrokken kinderen.
Wanneer de verantwoordelijken van beide onderwijsnetten nu tot de vaststelling komen dat de pogingen tot sociale mix zijn mislukt, dan lijken ze zich neer te leggen bij de onvermijdelijkheid van deze concentratietendensen. Willen ze hiermee terugkeren naar een systeem waarbij de overheid niet corrigerend optreedt en waarbij de scholen zelf kunnen bepalen wat soort leerlingen ze wensen? In dat geval gaat het om een conservatieve reflex die zich neerlegt bij de vaststelling dat het onderwijs onvermijdelijk ongelijkheid reproduceert en dus in wezen een ondemocratische instelling is.
Maar, misschien zijn er andere argumenten dan deze die aan het Gelijke Onderwijskansendecreet ten grondslag liggen, om te blijven pleiten voor een democratisch en niet discriminerend onderwijs. Laten we die even onderzoeken.
In een recente paper houdt Frank Vandenbroucke de eigen politieke ideeën tegen het licht (Walter Pauli in De Morgen, 3 februari 2011). Het pleit voor de intellectuele openheid van de ex-minister van Onderwijs en Arbeid dat hij zijn eigen beleid kritisch onder de loep neemt. Hij stelt vast dat het Vlaamse onderwijs, ondanks de inspanningen van het gelijkekansenbeleid, er niet in slaagt om de sociale ongelijkheid weg te werken. Integendeel, hoe groter de investeringen in het onderwijs, hoe meer datzelfde onderwijs de sociale ongelijkheid bevordert. Het onderwijs blijft dus discriminatie en uitsluiting in de hand werken, niettegenstaande de inspanningen die de voorbije jaren werden geleverd om deze mechanismen te corrigeren.
Toch stellen we, door middel van internationaal vergelijkend onderzoek, vast dat er landen zijn waar deze paradox zich niet of in geringere mate manifesteert. Het onderwijssysteem in verschillende Scandinavische landen realiseert tezelfdertijd hoge kwaliteit én sociale gelijkheid. Een van de belangrijke redenen lijkt te zijn dat het onderwijs er wel degelijk in slaagt om een ‘sociale mix’ te realiseren. Kinderen en jongeren uit verschillende sociale milieus zitten samen op school tot de leeftijd van 15 jaar. Pas dan waaieren ze uit in verschillende richtingen van beroeps-, technisch en algemeen vormend onderwijs. Uit onderzoek naar de achtergronden van dit onderwijsmodel blijkt dat het vooral te maken heeft met het feit dat de Scandinavische landen historisch eerder egalitaire samenlevingen zijn. Dat weerspiegelt zich, in tegenstelling tot ons onderwijs, in een vrij democratisch systeem waar kinderen en jongeren gedurende langere tijd de kans krijgen om ‘te leren samenleven’ (de vierde pijler van het rapport Delors).
Sociale promotie
Maar wellicht zijn er ook nog andere redenen waarom pogingen om sociale uitsluiting en discriminatie via het onderwijs te corrigeren, in onze context telkens weer mislukken. Vermoedelijk hebben deze mislukkingen ook te maken met de basisvisie waarop zo’n gelijkekansenbeleid is gebaseerd. Het valt op dat het gelijkekansendiscours nogal sterk inzet op de individuele sociale promotie van leerlingen in het onderwijs en dit vanuit een overwegend economische oriëntatie. Het onderwijs spreekt jonge mensen vooral aan als individuen die zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen ontplooiingskansen (zie ook DM 25/11). Jonge mensen worden haast verplicht om de betekenis enkel te zoeken in zichzelf, in de eigen noden en behoeften hier en nu. In die zin is de school een afspiegeling geworden van de maatschappij. Het verdwijnen van de traditionele integratiekaders heeft ook in het onderwijs(beleid) ruimte gecreëerd voor de logica van de markt. De manier waarop vandaag over het onderwijs wordt gesproken maakt dat het naar school gaan in de eerste plaats als een economische activiteit wordt opgevat. Men heeft het over talenten, leerwinst, prestaties, output, effectiviteit en efficiëntie, kwaliteit, professionalisering en menselijk kapitaal.
Het onderwijs in onze samenleving wordt door vele ouders en beleidsverantwoordelijken vooral bekeken vanuit een marktlogica: hoe kan de sociale promotie van kinderen en jongeren maximaal gegarandeerd worden en in welke mate kan dit bijdragen tot de economische competitiviteit van onze samenleving.
Daarbij wordt over het hoofd gezien dat het onderwijs tezelfdertijd een belangrijke plek kan zijn van reëel democratisch samenleven: een forum, eerder dan een marktplaats. Mochten we onder ogen zien dat het onderwijs ook op dat vlak reële kansen biedt, dan zouden we wellicht méér inspanningen leveren om de sociale mix in het onderwijs, als fundament van een democratische samenleving, te blijven nastreven.
Danny Wildemeersch