Minister Smet trekt voorrang Nederlandstaligen in Brussel op van 45 naar 55 procent

Facebooktwittermail

Bij de inschrijvingen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel (de 19 gemeenten van het Brussels Gewest) geldt nu een voorrang van 45% voor leerlingen uit Nederlandstalige gezinnen. Minister van Onderwijs Pascal Smet wil die voorrangsregeling optrekken tot 55% en bovendien de verklaring op eer (van de ouders) vervangen door een controleerbaar bewijs dat de ouder(s) Nederlands kennen. Wat sommigen misschien vanzelfsprekend vinden, roept bij anderen kritische reacties op. Hieronder vindt u de reacties van ACOD-Onderwijs (Regio Brussel) en van Johan Leman, medewerker van het Integratiecentrum “Foyer” en voormalig Commissaris voor de strijd tegen racisme.

Smet wijzigt voorrangsbeleid in Brussel

Via Onderwijsdecreet XX brengt minister Smet wijzigingen aan in het inschrijvingsbeleid voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. In een persbericht (16 juni 2010) legt de minister uit wat er verandert.

-“Er is bij de vorige inschrijvingsperiode veel discussie geweest over de voorrang voor Nederlandstaligen. Her en der waren er berichten van mensen die claimden thuis Nederlands te spreken en daardoor onterecht voorrang verwierven bij de inschrijving. De verklaring op eer dat thuis Nederlands wordt gesproken, wordt vervangen door een controleerbaar bewijs. Voortaan zullen ouders die voorrang vragen moeten kunnen bewijzen dat ze Nederlands kennen. Dat kan met een diploma secundair onderwijs van het Nederlandstalig onderwijs, met een bewijs dat men 9 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd of met een examen (bij Selor of het Huis van het Nederlands) dat een voldoende kennis van het Nederlands aantoont”.

– “Tot dit schooljaar was de groep Nederlandstaligen die aanspraak kon maken op deze voorrangsregel vastgelegd op 45% van de schoolgrootte. Vanaf volgend schooljaar is dat percentage opgetrokken tot 55%. De reden voor die verhoging is dat we zeker willen zijn dat de Nederlandstaligen effectief een plek vinden in een Nederlandstalige school”.

Verder blijft het mogelijk om via een website of een call center leerlingen aan te melden voor het schooljaar 2011-2012. De regels worden wel vereenvoudigd. Voor het basisonderwijs geldt enkel nog de het tijdstip van aanmelden en de afstand van de woonplaats en de werkplaats van een van de ouders. Voor het secundair onderwijs is enkel het tijdstip van aanmelden van belang en mag voorrang gegeven worden aan die kinderen die ook al school liepen in de basisschool verbonden aan de secundaire school.

Kritische vragen

Voor sommigen lijkt het misschien normaal dat van leerlingen die zich aanmelden in een Nederlandstalige school verwacht wordt dat ze thuis Nederlands spreken. Maar is dit wel vanzelfsprekend in een stad waar nauwelijks 10% van de kinderen thuis Nederlands spreken en waar veel kinderen thuis ook geen Frans spreken? Stel dat het Franstalig onderwijs in Brussel gelijkaardige strenge voorrangsregels zou opstellen voor leerlingen die van huis uit Frans spreken, waar zouden dan die vele anderstalige kinderen school moeten lopen? Of is men voorstander van de oprichting van tientallen aparte scholen waar men onderwijs verstrekt in het Arabisch, Turks, Spaans, Swahili, Russisch, Pools, Roemeens, enz?

Kan men Franssprekende Brusselaars verwijten dat ze hun kind naar het Nederlandstalig onderwijs sturen opdat hun kind perfect tweetalig zou zijn of omdat het Nederlandstalig onderwijs dank zij een betere financiering meer pedagogisch en materieel comfort biedt?

Beseft men dat de helft van de huidige Nederlandstalige scholen in Brussel hun deuren zouden moeten sluiten als men enkel Nederlandstalige leerlingen zou aanvaarden?

Reactie van ACOD-Onderwijs (Brussel)

Namens de socialistische onderwijsvakbond ACOD verspreidde secretaris Marc Borremans (ACOD-Onderwijs, Regio Brussel) een scherpe reactie

“Onder druk van een kleine groep ingeweken Vlamingen voert het Vlaams Parlement de 55% voorrangsregel voor Nederlandstalige kinderen in het Brussels onderwijs in. Deze voorrangsregel moet het mogelijk maken dat voor 10% van de Brusselse bevolking de vrije keuze van onderwijs gegarandeerd kan worden. Dat dit ten koste gaat van de rechten van de overige 90% van de Brusselse bevolking is voor Vlaanderen blijkbaar niet relevant. Dat deze ongelijke behandeling van de Brusselse kinderen het gevolg is van het gelijke kansen decreet is zeer cynisch en onaanvaardbaar.

ACOD onderwijs Regio Brussel is de mening toegedaan dat de schoolpopulatie een weerspiegeling moet zijn van de samenleving. De diversiteit jongens/meisjes, maar ook sociale en etnische diversiteit moeten wij in al onze scholen terugvinden. De goedgekeurde maatregel zal de segregatie in het Brussels onderwijs in de hand werken. Witte scholen zullen witter worden, zwarte scholen zullen zwart blijven. En dan maar spreken over integratie.

ACOD onderwijs pleit dan ook om voor geen enkele categorie, uitgezonderd broers en zussen, een voorrang te voorzien.

Gezien de politieke wereld reeds tientallen jaren talmt om voldoende geld vrij te maken voor het bouwen van de noodzakelijke scholen, zullen er ook de volgende schooljaren honderden kinderen in het Brussels onderwijs geen plaats vinden en noodgedwongen moeten uitwijken naar de Vlaamse Rand.

ACOD Onderwijs stelt voor om in het basisonderwijs de ordening te maken op basis van afstand. Voor alle leerjaren is de afstand tussen de woonplaats of de werkplaats een goed ordeningscriterium. Tot de eerste kleuterklas lijkt ons het afstandcriterium tussen het bezochte kinderdagverblijf en de school ook een aanvaardbaar criterium. Ordeningscriteria die de diversiteit verminderen keuren wij af.”

(Marc Borremans, ACOD-Onderwijs Regio Brussel, Vlaanderen geeft verkeerd signaal aan multicultureel Brussel, 17 juni 2010)

Johan Leman: Brussels Nederlandstalig onderwijs en “apartheid”

Op 17 juni schreef Johan Leman een kritische “opinie” in “De Wereld Morgen”. Hieruit enkele uittreksels.

“Normaal zal het optrekken van het ’bevoorrechtende’ inschrijvingsrecht van Nederlandstaligen in het Brussels Nederlandstalig onderwijs van 45 procent tot 55 procent in de feiten leiden tot een toestand waarin een aantal nu al ‘witte’ scholen hun ‘witte’ toestand definitief kunnen bezegelen. Het katholiek en gemeenschapsonderwijs legt een stevige basis voor een beperkt aantal grote ‘witte’ concentratiescholen in een stad die wellicht nog slechts 5 à 10 procent Nederlandstalige geboorten kent. Enkele bekende grote ‘witte’ scholen zullen in een eerste inschrijvingsgolf (“verboden voor anderstaligen”, lees: allochtonen) tot aan 55 procent het beschikbare pakket van Nederlandstalige kinderen opslorpen en onder elkaar verdelen.
Voor het gros van de andere scholen zal het te verdelen aantal ‘pure Nederlandstaligen’ afnemen. Daar zal het draagvlak voor Nederlandstaligheid afnemen. Het gemeentelijk onderwijs zal buiten de prijzen vallen. En de Nederlandstaligen aan wie de eerste inschrijvingsgolf voorbijgegaan is (omdat ze er onvoldoende van afwisten, of iets te laat in het jaar in Brussel inweken) zullen zich nog meer in de zak gezet voelen.
Het systeem is voor de ‘kenners’ onder de Vlamingen, goede middenklasse en hoger. (…)

In feite evolueert het Nederlandstalig onderwijs in Brussel voor een jammerlijk deel door toedoen van het katholiek onderwijs (dat overdrijft met het inroepen van zijn kwaliteitsbewaking van het Nederlands en daarmee eigenlijk het buiten houden van allochtonen viseert, misschien niet als eerste doel, maar dan toch als neveneffect dat het er niet ongraag bijneemt), geruisloos naar een segregerend systeem.

Ik denk niet dat het veel zin heeft om daarover nu een klaagzang aan te heffen… alléén moeten een aantal van de andere scholen die het aankunnen er nu voor zorgen dat ze op hun manier competitiever en assertiever worden tegenover die witte concentratiescholen en dat ze hun leerlingen aantoonbaar beter voorbereiden op een internationaler wordende wereld.

Hun model zouden de Europese scholen moeten worden: dit wil zeggen uitstekende meertaligheid waarborgen (uiteraard op basis van een meer dan behoorlijk Nederlands als hoofdonderwijstaal) en tegelijk de ‘oude’ vaardigheden koesteren (wiskunde, wetenschappen) en op ‘nieuwe’ vaardigheden (op technologisch vlak, en op vlak van internationale en interculturele vaardigheden) focussen.

Vlaanderen is echt te klein, alle stilaan ontsporende eigendunk van sommige Vlamingen ten spijt, om te denken dat de wereld rond zijn ’cocoonende’ navel draait. En om in zo’n alles op zijn weg opzwelgende wereld stand te houden, dààr is het dat jongeren vandaag moeten op voorbereid worden.

(Johan Leman, vrije opinie in “De Wereld Morgen”, 17 juni, Brussels Nederlandstalig onderwijs en “apartheid” )

Lees hier de volledige reactie van Johan Leman:
http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2010/06/17/brussels-nederlandstalig-onderwijs-en-%E2%80%98apartheid%E2%80%99

Romy Aerts