120 aanwezigen op onderwijsdebat in Gent

Facebooktwittermail

Na de debatten in Brussel (80 aanwezigen) en Leuven (220 aanwezigen) was er op donderdag 20 maart in Gent een groot onderwijsdebat rond het boek “De school van de ongelijkheid”.

Een gevarieerd onderwijsdebat

Op 20 maart debatteerden, naar aanleiding van het boek “De school van de ongelijkheid”, 120 aanwezigen, twee auteurs van het boek (Ides Nicaise en Nico Hirtt) en prominente personen uit het onderwijsbeleid (Mieke Van Hecke en Rudy Coddens) over de structurele ongelijkheid in het onderwijs.

De auteurs toonden in hun inleiding met cijfermateriaal en grafieken aan dat de ongelijkheid in het onderwijs samenhangt met de sociale afkomst van de leerlingen. Wanneer kinderen uit de basisschool georiënteerd worden naar het eerste middelbaar, worden 21% van de arbeiderskinderen naar het eerste beroeps gestuurd tegenover 5,3% van de kinderen van kaderleden én tegenover 0% van de kinderen van leerkrachten.

Een alternatief om die vroege ongelijke selectie tegen te gaan ziet Ides Nicaise in de organisatie van comprehensief onderwijs. Dit is een algemeen vormend, technisch, muzisch en praktijkgericht onderwijs voor alle kinderen tot 16 jaar (naar het Finse model). De oriëntatie wordt op die wijze zo lang mogelijk uitgesteld.

Nico Hirtt verklaart de ongelijkheid onder andere met de vermarkting van het onderwijs: kennis, vaardigheden en attitudes zijn koopwaar en worden verkocht aan de hoogste bieder. Gezien de vrije schoolkeuze (bestaat enkel in België, Nederland en Ierland) kunnen scholen zich profileren door te selecteren op prestatie van de leerlingen, de instroom, bepaalde verwachtingen en het aanwerven van leerkrachten. Alternatieven van zijn kant zijn er genoeg: van betere toepassing van het GOK-decreet tot afschaffing van de vrije schoolkeuze. Stof tot discussie dus!

Rudy Coddens reageerde als eerste. Hij is een ‘product’ van het (uit de jaren ’70-‘80) Vernieuwd Secundair Onderwijs en schopte het als kind van een arbeider tot Gentse Schepen van Onderwijs. Net daarom ziet hij mogelijkheden in het comprehensief onderwijs maar eerder op Vlaams dan op lokaal niveau. Na een pagina uit het boek over taal en onderwijs voor te lezen, verwees R. Coddens naar een project van kleuterscholen en de universiteit: ouders en kinderen worden ondersteund in de eigen moedertaal om de kans op doorstroming naar de lagere school te verhogen. Gezien het succes van dit project, wordt het uitgebreid naar alle Gentse stadsscholen.

Mieke Van Hecke somt drie kanttekeningen bij het boek op. Ten eerste heeft het boek betrekking op het secundair onderwijs en dan is het al te laat. Ten tweede vond de directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs dat het boek te veel met de vinger wijst naar het onderwijs alsof zij de enige verantwoordelijke zijn van die ongelijkheid in het onderwijs. Zo verwijst ze naar het grote verschil in thuistaal. Ten derde maakt ze de bedenking dat het boek vertrekt van communicerende vaten: het kan niet zijn dat door meer gelijkheid de hoge scores voor wiskunde zouden dalen. Mieke Van Hecke ziet het als een verdienste van de verschillende netten dat het onderwijsniveau in Vlaanderen net zo hoog is.

De verschillende meningen van de sprekers en het heel gevarieerde publiek in de zaal zorgden voor een rijk debat gemodereerd door professor Roger Standaert (UGent). Thema’s zoals taalbeleid, de lerarenopleiding, het ondersteunen van de zwaksten, het tekort aan middelen passeerden de revue. Maar ook vaststellingen uit het boek werden in vraag gesteld en door de auteurs op overtuigende wijze weerlegd.
De opkomst voor en de discussies tijdens dit onderwijsdebat, tonen een grote bekommernis. Velen zijn zoekende naar antwoorden en zien de complexiteit van die ongelijkheid.

Een comprehensief onderwijs is een stap naar de democratisering van het onderwijs

Katrien De Maegd