In het debat over een eventueel hoofddoekverbod voor Gentse stadsambtenaren hebben we reeds vele waardevolle argumenten gehoord. Soms werden ze gebracht met nobele motieven, maar vaak ook met minder nobele motieven.[…]
Ja, de neutraliteit van de openbare dienst is belangrijk. Ja, de Verlichting en de vorming van de gelaïciseerde staat waren belangrijke stappen vooruit in de geschiedenis en verdienen het om verder actief verdedigd te worden. Maar maken zij het nu echt noodzakelijk om aan iedereen te verbieden om tijdens zijn job te tonen uit welk nest hij afkomstig is of aan welke tradities zij gehecht is? Ik denk het niet. Neutraliteit en onafhankelijkheid druk je uit in je handelen en je spreken, in de wijze waarop je een opdracht uitvoert en andersdenkenden behandelt.
Neutraliteit hoeft niet te leiden tot steriliteit, tot het afvlakken en afschaven van alle verschillen… De neutrale stad is geen stad waar iedereen het uniform van de grijsheid moet dragen.
Meer dan 200 jaar na de Franse Revolutie wordt het misschien wel tijd om – mét behoud van alle waarden van de Verlichting – te werken aan een volgende revolutie, of – juister – aan een volgende evolutie: een evolutie naar actief pluralisme, actieve openheid en warme tolerantie. Een pluralisme waar tolerantie méér wordt dan het louter verdragen van de andere. Met louter passieve en gedwongen of opgedrongen verdraagzaamheid bouw je immers geen warme samenleving op. Actief pluralisme en open tolerantie houden interesse voor de andere in: ik verdraag je niet enkel omdat het zo moet, maar ik wil je leren kennen en begrijpen.[…]
Neutraliteit hoeft niet tot nihilisme te leiden. Een hoofddoek bij een stadsambtenaar is heus niet de eerste stap naar de invoering van de sharia en een kruisje bij de man van de bibliotheek kondigt niet de terugkeer naar het clericaal gedomineerde Vlaanderen aan.[…]
En tot slot is er ook nog het argument van de noodzakelijke hulp aan de betrokken vrouwen. Soms hoor je pleiten voor een verbod op de hoofddoek omdat het een symbool van onderdrukking van de vrouw is en wij de plicht hebben om daar actief tegen in te gaan.[…] Maar denken we nu echt dat we mensen emanciperen met verbodsbepalingen?
Als we menen dat we iets moeten doen voor de bevrijding van de moslimmeisjes, dan moeten we hen geven wat tijdens de voorbije veertig jaar ook aan de West-Europese vrouwen tot emancipatie heeft gebracht. Dat is: economische onafhankelijkheid. Als we ons zorgen maken omdat meisjes onder het juk zouden leven van hun vaders, broers of toekomstige mannen, dan is er één goede weg: laat hen toe te studeren en help hen daarbij. Laat hen toe te werken en help hen daarbij.[…]
Maar in het aanbieden van die mogelijkheden schieten wij nog zo ontzettend te kort dat bescheidenheid meer dan gepast is, en dat we meer dan ooit moeten beseffen dat voorrang moet gaan naar de enige twee echte hefbomen voor volwaardige integratie: degelijk onderwijs en echte kansen op werk. Zolang we daar te weinig voor doen, kunnen we het best zedig zwijgen over de hoofddoek.
Laten we dus verder ploeteren op de velden waar onze arbeid echt nodig is en laat ons dit debat niet afsluiten als bange blanke mannen, maar als fiere en vrije Gentenaars. Bereid om onze democratie krachtig te verdedigen, maar niet verkrampt omdat sommige medewerkers van ons stadsbestuur er wat anders uitzien en we bang zijn dat het niet bij enkelingen zal blijven.
Opiniestuk in De Morgen, 7 november 2007