In zijn beleidsbrief voor het academiejaar 2007-2008 daagt minister Frank Vandenbroucke het (hoger) onderwijs uit voor een “tienkamp voor gelijke kansen”.
VVS, de Vlaamse Vereniging van Studenten, de christelijke en de liberale vakbonden, dagen op hun beurt de minister uit om eindelijk werk te maken van gelijke kansen en onderwijskwaliteit in het financieringsdecreet dat in december in het parlement wordt gestemd.
Fluit het financieringsdecreet terug voor het te laat is! Kom op straat tijdens de parlementaire besprekingen op 6 december en zorg dat het parlement minister Vandenbroucke terugfluit!
1. stop de uitholling van deliberatie en compensatie
De minister wil hogescholen en universiteiten financieren op basis van output, de verworven studiepunten, om de studievoortgang te bewaken. Maar gedelibereerde studiepunten komen niet in aanmerking voor financiering want als je buist voor een vak krijg je immers geen creditbewijs. Nochtans maakt een student die werd doorgedelibereerd ook studievoortgang. De niet financiering van deze studiepunten holt de praktijk van deliberaties uit aan hogescholen en universiteiten. Vandaag al zien verschillende instellingen, faculteiten en examencommissies steeds minder buispunten door de vingers omdat ze voor gedelibereerde studiepunten in de toekomst toch geen geld meer krijgen. Zo zullen een heel deel studenten minder snel kunnen afstuderen omdat ze nog enkele buisvakken achter zich aan blijven slepen.
Stop het studentonvriendelijke nultolerantiebeleid en kom op straat voor de financiering van gedelibereerde studiepunten.
2. tegen de stijging van inschrijvingsgelden voor manama’s, banaba’s of als je niet snel genoeg afstudeert
De minister wil banaba’s nog maar voor de helft bekostigen, en manama’s helemaal niet meer. Alleen voor een beperkte selectie van aanvullende opleidingen wil hij nog een uitzondering maken als ze zeer kwalitatief, wetenschappelijk hoogstaand en arbeidsmarktrelevant zijn. Dat betekent dat ook breder maatschappelijk relevante banaba’s of manama’s in de toekomst voor de student veel duurder zullen worden. Voor opleidingen die niet langer door de overheid worden gefinancierd stijgt het studiegeld tot 5.600 euro. Zelf tot 25.000 euro als de instelling zich beroept op bijzondere omstandigheden zoals een internationale gerichtheid, bijzondere kosten of een samenwerking met de bedrijfswereld! Tot overmaat van ramp worden ook de sociale correcties die vroeger bestonden voor beurs- en bijnabeusstudenten, pas afgestudeerden en werklozen afgeschaft. Dat betekent dat enkel de meer gegoede studenten onmiddellijk na hun initiële opleiding nog een aanvullende opleiding zullen kunnen volgen.
Verder voert de minister een leerkrediet in. Dat is een soort van studierantsoen, een rugzakje vol studiepunten. De studiepunten van de opgenomen vakken gaan er af. Vakken waarvoor je een creditbewijs haalt, doen je krediet weer aanvullen. Is je leerkrediet echter op, dan ben je niet langer financierbaar. Dat wil zeggen dat ook je recht op inschrijving vervalt. Als je rugzak leeg is, mag je dus niet langer inschrijven voor vakken, ook al neem je ze voor de tweede of zelfs een eerste keer op. Krijg je van de unief of hogeschool toch nog gedaan dat je nog mag inschrijven, dan betaal je het dubbele studiegeld! Het leerkrediet treft dus vooral de financieel zwakkere studenten en kansengroepen die moeilijker doorstromen. Bovendien wordt het vrijwel onmogelijk om nog een tweede diploma te halen omdat op het einde van de master opnieuw 140 studiepunten van je krediet worden afgetrokken.
3. meer middelen voor het hoger onderwijs, financiering naar behoefte!
Ondanks de financiële extra’s van het nieuwe decreet blijkt uit vergelijking met het buitenland dat Vlaanderen nog steeds ondermaats investeert in het hoger onderwijs. Een decreet dat er niet in slaagt om het grootste probleem van het hoger onderwijs, namelijk haar onderfinanciering niet oplost, is een slecht decreet. Hoewel er wel wat middelen bijkwamen, werden deze niet ingezet voor de studentenprioriteiten. Er gaan meer middelen naar de verevening dan naar het ooit erg groots aangekondigde aanmoedigingsfonds voor gelijke kansen. Van 5% in de eerste conceptnota is dat ondertussen geslonken tot een schamele 1%. Als de overheid het aanmoedigingsfonds wil blijven voorstellen als de grote hefboom voor de democratisering dient ze het dringend bijkomend te spijzen. Binnen de universiteiten wordt er een transfer van onderwijs- naar onderzoeksmiddelen georganiseerd. In plaats van de financiële noden van de ondergefinancierde hogescholen te ledigen, werden er deelbudgetten ingevoerd. De financiële inhaaloperatie voor de professionele bachelors, is een druppel op een hete plaat. In plaats van definitief komaf te maken met de gesloten enveloppes die de snel groeiende hogescholen aan de rand van het faillissement hebben gebracht, voert de minister halfopen enveloppes in. Een stijging van het budget wordt pas mogelijk vanaf 2011 en dan nog slechts met mondjesmaat. VVS ijvert voor een vast bedrag per financieringspunt en een financiering naar behoeften.
De afgesproken Europese norm om 2% van het BBP te besteden aan hoger onderwijs, is in Vlaanderen nog lang niet in zicht. Het is schandalig dat in een tijd waarin iedereen de mond vol heeft van kenniseconomie en kennissamenleving, een kleiner percentage van het BBP aan onderwijs wordt uitgegeven dan begin jaren tachtig. Vlaamse Regering en Parlement moeten eindelijk eens tonen dat ze de kennissamenleving en democratiseringsgolf niet alleen lippendienst bewijzen. En meer middelen vrijmaken voor de instellingsfinanciering, voor meer en hogere studiebeurzen en voor studentenvoorzieningen.
4. neen aan de asociale en kwaliteitsbedreigende outputfinanciering
Het nieuwe financieringsvoorstel is zeer resultaatsgedreven. Hogescholen en universiteiten krijgen niet langer geld op basis van de ingeschreven studenten maar wel op basis van verworven studiepunten en behaalde diploma’s. Dat is niet zonder risico voor de onderwijskwaliteit.
Wanneer een instelling bijna uitsluitend gefinancierd wordt op basis van verworven studiepunten of diploma’s, dan is het des mensen dat men op evaluatie- en deliberatiemomenten al eens soepeler zal omspringen met de gehanteerde
Standaarden. Ervaringen met de diplomabekostiging in Nederland bevestigen dat die her en der heeft geleidt tot het uitbundig toekennen van vrijstellingen, punten en diploma’s. Dat geldt des te meer wanneer als gevolg van de rationaliseringswoede het voortbestaan van de eigen job/vakgroep/instelling ervan afhangt. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat het nieuwe financieringssysteem leidt tot een uitholling van de waarde van de afgeleverde diploma’s.
De outputfinanciering wil natuurlijk ook zeggen dat bepaalde kansengroepen die minder goed doorstromen, financieel veel minder aantrekkelijk worden voor onderwijsinstellingen. Zo stijgt de kans op asociale selectiemechanismen serieus. Door middel van sociaal verkende studieadviezen, heroriënteringsadviezen, studievoortgangsmaatregelen en weigeringen om nog verder in te schrijven…en natuurlijk door gerichte rekrutering van goeie studenten uit sterke ASO-scholen in witte wijken vol villa’s, zullen hogescholen en universiteiten vooral op zoek gaan naar de student met het hoge rendement.
5. meer stimulansen voor gelijke kansen!
De sterke outputgedrevenheid van het financieringsmodel zal verdoken selectiemechanismen in de hand werken. De slaagkansen in het hoger onderwijs zijn immers nog steeds erg sociaal vertekend, en dat zowel in het eerste als in de latere jaren. VVS vraagt al langer dat de minder goed doorstromende kansengroepen extra financieel worden gewogen zodat de instellingen extra inspanningen kunnen leveren om deze groepen tot vergelijkbare studieresultaten te brengen. De concrete vertaling van het principe van studentenkenmerken blijft in het voorontwerp veel te zwak. Te weinig doelgroepen worden extra gewogen, de studentenkenmerken worden verkeerd geoperationaliseerd. Slechts enkele honderden studenten met een functiebeperking komen volgens de nu voorliggende definitie in aanmerking voor extra financiering. De beursindicator dekt enkel de vlot doorstromende studenten omdat hij niet is gebaseerd op het inschrijvingstarief. De indicator is duidelijk geen goede proxy voor de moeilijker doorstromende groepen. Maar bovenal weigert de minister bepaalde kansengroepen extra te financieren terwijl hun ongelijke onderwijskansen nochtans uitgebreid wetenschappelijk zijn vastgesteld: studenten van allochtone afkomst, studenten uit onklassieke vooropleidingen (TSO en BSO), studenten met laaggeschoolde ouders…
Tot overmaat van ramp wordt in het financieringsdecreet de invloed van deze extra financiële stimulans voor kansengroepen ook nog eens geplafonneerd. Voor de universiteiten en de twee cycli hogeschoolopleidingen legt hij het plafond zelfs lager dan het aandeel in de financiering dat beursstudenten vandaag al genereren voor de universiteiten! En dan werden de nieuwe doelgroepen (studenten met functiebeperkingen en werkstudenten) hier nog niet bijgeteld! De minister stimuleert dus de status quo in plaats van de verhoopte hogere instroom van ondervertegenwoordigde groepen naar het hoger onderwijs. Enkel voor de professionele bachelors is er een hele kleine groei mogelijk. Maar gelijke kansen realiseren is ook een opdracht en plicht voor de academische opleidingen aan hogescholen en universiteiten. De De plafonnering van de invloed van studentenkenmerken toont aan hoe groot de kloof is tussen het discours van de minister en zijn eigenlijke beleid.
De kansengroepen die niet structureel worden erkend in het onderwijsluik van de financiering worden allemaal doorverwezen naar
het aanmoedigingsfonds voor gelijke kansen en diversiteit. Dat gaat om een apart fonds waar elke instelling aanspraak op kan maken. De verdeling van de middelen uit het fonds houdt echter geen rekening met in het verleden al geleverde inspanningen en het aantal doelgroepstudenten dat er zit aan de desbetreffende unief of hogeschool. Het fonds dreigt vooral een druppel op een hete plaat te
worden: het gaat op kruissnelheid niet eens om één procent van het totale budget voor hoger onderwijs terwijl de minister eerst sprak van een 5%…. Op nog een andere manier worden kansen gemist: de allochtone en multiculturele studentenorganisaties die bezig zijn met het bevorderen van de in- door- en uitstroom uit het hoger onderwijs worden niet structureel betrokken. Nochtans is dat essentieel om de doelstellingen van het aanmoedigingsfonds te verwezenlijken. Studenten vragen dat instellingen de zelforganisaties van allochtone studenten structureel betrekken en financieel ondersteunen. De tweede democratiseringsgolf wordt anders een slag in het water.
6. geen schrapping van waardevolle opleidingen over de hoofden van studenten en personeel heen
De minister wil het opleidingenaanbod in Vlaanderen rationaliseren. Het schrappen van opleidingen zal uiteraard ingrijpende gevolgen hebben voor studenten en personeel. Nochtans waren studenten- en personeelsvertegenwoordigers niet welkom bij de verdere besprekingen in de commissie rationalisering. De huidige samenstelling van de commissie (hoge piefen uit de associaties) en het gebrek aan transparantie van het proces wakkert de vrees aan dat er vooral koehandels worden gesloten. Nochtans is de studenteninvalshoek onmisbaar wil een rationaliseringsoperatie niet nadelig worden voor de onderwijsdemocratisering en kwaliteit. Het rationaliseringsluik uit het voorontwerp van decreet is dan ook onevenwichtig en gevaarlijk. De doelstelling van rationalisering, wordt beperkt tot onderwijskwaliteit en die wordt op haar beurt verengd tot aansluiting op onderzoekszwaartepunten. Zaken zoals de student/stafratio, docentenevaluaties, curriculumopbouw en studiebegeleiding blijven buiten beeld. Opdat niet de opleidingen zouden sneuvelen die zeer waardevolle bijdragen leveren aan de onderwijsdemocratisering, moet er bovendien ook rekening worden gehouden met het studentenprofiel, met de geografische spreiding en bereikbaarheid.. Studentenrechten moeten worden gerespecteerd bij afbouw van opleidingen en de overstapmogelijkheden naar andere opleidingen aan andere instellingen moeten worden versterkt. Tenslotte heeft de overheid ook geen oog voor de gevraagde sociaal flankerende maatregelen voor studenten. Opdat rationalisering de democratiseringsklok niet achteruit draait, zijn er financiële inspanningen nodig inzake mobiliteit, goedkope studentenhuisvesting en studiebeurzen. Helaas lijkt de overheid haar beloften uit het regeerakkoord om de inkomensgrenzen voor studiefinanciering in het hoger onderwijs op te trekken, al in de ijskast te hebben gestoken. Het rationaliseringshoofdstuk moet dringend worden bijgestuurd in student- en personeelsvriendelijkere richting.
7. tegen onderwijs-onderzoeksverhouding die de onderwijskwaliteit bedreigt
Vroeger werden de universiteiten volledig gefinancierd op studentenaantallen en schaalgrootte. Het nieuwe decreet laat 45% van de financiering afhangen van de prestaties op onderzoek. Nochtans staat vandaag al het onderwijs sterk onder druk: professoren worden in de eerste plaats aangenomen als onderzoekers en kunnen hieruit ook veel meer (internationaal) prestige puren. Zelden zijn de pedagogische kwaliteiten van docenten van belang voor hun aanwerving en promotiekansen. Dat de prioriteit van proffen en universiteiten gemakkelijk verglijdt naar onderzoek, is dus een oud zeer. De toenemende internationalisering en populariteit van soms twijfelachtige rankings, maar ook politieke keuzes zoals de academisering, de Lissabondoelstellingen en de kenniseconomie, dreigen deze trend nog verder te versterken.
Het nieuwe onderzoeksluik wordt bovendien volledig gerekend op de onderzoeksoutput. De minister neemt de outputparameters uit de tweede geldstroom over. Het aantal publicaties, citaties en afgewerkte doctoraten vormt binnenkort ook de basis voor het onderzoeksluik in de basisfinanciering.. Onderwijs heeft dit verdienende effect minder waardoor investeren in onderzoek meer middelen oplevert. Dat nu ook het onderzoeksluik uit de basisfinanciering zal worden gebaseerd op outputparameters zoals publicaties, citaties en afgeleverde doctoraten, zal dedreigt En dan hebben we het nog niet over het groeiende belang van de tweede en derde geldstroom waardoor de verhouding tussen onderzoeks- en onderwijsfinanciering nog verder wordt scheefgetrokken. geldstromen. Onderwijs heeft dit verdienende effect minder waardoor investeren in onderzoek meer middelen oplevert. Dat nu ook het onderzoeksluik uit de basisfinanciering zal worden gebaseerd op outputparameters zoals publicaties, citaties en afgeleverde doctoraten, zal dedreigt
Waar onderwijs vandaag vaak al stiefmoederlijk wordt behandeld, dreigt het universitaire onderwijs met deze financieringssleutel en haar onderzoeksparameters al helemaal het ondergeschoven kind te worden. Terwijl in een eerste principenota nog sprake was van een 65% voor onderwijs, is het onderwijsbudget ondertussen geërodeerd tot een schamele 55%! Deze transfer van onderwijs- naar onderzoeksmiddelen is nefast voor de onderwijskwaliteit aan de universiteiten. De studenten willen dat een groter aandeel uit de basisfinanciering wordt berekend en bestemd voor onderwijs. Voor de onderwijsfinanciering zijn er immers veel minder alternatieve geldstromen voorhanden. Daarnaast moet ook de onderzoeksfinanciering meer worden gebaseerd op onderwijsgerelateerde parameters die peilen naar de wetenschappelijke inbedding van het universitaire onderwijs.
8. neen aan de inhumane financiering van de humane wetenschappen
Een gedeelte van de toelage voor universiteiten zal gebaseerd worden op de onderzoeksprestaties. Die meet men aan de hand van publicaties en citaties, maar de sleutel die men gebruikt hecht hoofdzakelijk belang aan Engelstalige publicaties in tijdschriften, terwijl vele onderzoekers in de humane wetenschappen publiceren in de taal van hun onderzoeksobject en vaker boeken schrijven. Een andere parameter telt de afgeleverde doctoraten, terwijl de humane wetenschappen veel minder doctoraatsstudenten kunnen aantrekken via alternatieve geldstromen, en nauwelijks uitstroommogelijkheden kunnen bieden aan doctores in de humane wetenschappen. In plaats van de internationale bedreigingen voor de humane wetenschappen te corrigeren in de basisfinanciering, dreigt het financieringsdecreet deze negatieve spiraal nog te versterken. Internationale rankings van universiteiten winnen meer en meer aan belang en zijn ook al gebaseerd op dezelfde internationale publicaties en citaties. Of op Nobelprijzen of Field Medals waarvoor de humane wetenschappen zelfs niet in aanmerking komen. In elk geval zal de toenemende publicatiedruk ertoe leiden dat proffen nog minder aandacht zullen besteden aan hun onderwijsopdracht. Met alle gevolgen voor de onderwijskwaliteit…
Daarnaast gebruikt het decreet het aantal studenten als uitgangspunt om de onderwijsbelasting te bepalen. Het kent daarbij een ander ‘gewicht’ toe aan studenten uit de humane wetenschappen dan aan mensen die een bètarichting volgen. Drie studenten humane wetenschappen zullen worden gelijkgesteld aan één student uit de exacte wetenschappen. Een masterstudent tandarts levert zelfs 4,2 keer zoveel op dan een student uit een menswetenschappelijke opleiding. Dat betekent nog minder begeleiding voor een groeiende groep studenten humane wetenschappen. Wij eisen daarom dat het puntengewicht voor de humane wetenschappen wordt opgetrokken.
Het is duidelijk dat minder middelen en een kleinere omkadering de kwaliteit van het onderwijs humane wetenschappen bedreigen. Terwijl er al veel meer ex cathedra wordt lesgegeven in de humane wetenschappen, zullen de lesgroepen nog groter worden. En zullen er bijvoorbeeld nog minder proffen overschieten om een degelijke thesisbegeleiding te voorzien. In sommige faculteiten dreigt men zelfs over te gaan tot een veralgemeende studieduurverlenging om financieel te kunnen overleven. Maar waar een jaartje extra studeren meer studenten en dus meer inkomsten betekent voor de faculteit, betekent het een grote meerkost voor de student zelf.
Het nieuwe decreet zorgt met andere woorden voor een structurele onderfinanciering van de faculteiten humane wetenschappen, met alle gevolgen van dien voor de studenten, het personeel en de kwaliteit van onderwijs.
9. stop de schrijnende onderfinanciering van de hogescholen
De hogescholen kregen jarenlang een gesloten enveloppe-financiering die niet meegroeide met de sterke stijging van de studentenaantallen. Bovendien hanteert de overheid geen correcte indexformule waardoor hun budget nog verder is geërodeerd. De studentenaantallen stijgen maar de hogescholen krijgen steeds minder middelen per student. De overheid geeft met 6300 euro per hogeschoolstudent minder uit dan aan leerling uit het secundair onderwijs (7200 euro). Aanvankelijk wou de minister één gezamenlijk financieringssysteem uitwerken voor universiteiten en hogescholen. De eerste simulaties toonden echter aan dat dit tot een grote geldstroom van de universiteiten naar de al jaren ondergefinancierde hogescholen teweeg bracht. Als de overheid evenveel middelen zou uittrekken voor een hogeschoolstudent dan ze uitgeeft voor het onderwijs per universiteitsstudent, zou ze bijna 100 miljoen extra moeten uitgeven. Maar in plaats van de financiële noden van de hogescholen te ledigen, voert men nu tussenschotten in om de geldstromen te voorkomen. De deelbudgetten voor de professionele bachelors, voor de academiserende hogeschoolopleidingen en het universitaire deelbudget zijn echter gebaseerd op de bestaande situatie. Meer dan 56% van middelen die er met dit decreet bijkomen gaan echter naar de universiteiten. En dat terwijl net aan de professionele bachelors zich de grootste instroom aftekent van studenten die als eersten in hun familie de stap zetten naar hoger onderwijs.
10. stop de verstikking van de kunstopleidingen
Het nieuwe financieringsdecreet van minister Vandenbroucke lost de onderfinanciering van de hogescholen niet op. Bovendien is het totaal onaangepast aan de specifieke situatie van de kunstopleidingen. Die voelen hebben het water helemaal aan de lippen staan. Immers is het financieringsmechanisme uit het decreet totaal niet afgestemd op de specifieke situatie van de kunstopleidingen.Het voorontwerp van decreet inzake financiering zet sterk in op rationalisering en schaalvergroting. Maar kwalitatief kunstonderwijs vergt net een sterk individuele aanpak. Grotere lesgroepen zijn voor deze opleidingen zo mogelijk nog nefaster dan voor de rest.
Bovendien maakt het financieringssysteem van de minister slechts financiële vooruitgang mogelijk als instellingen en opleidingen sterk groeien. Maar voor de kunstopleidingen heeft de overheid het aantal studenten beperkt dat in aanmerking komt voor de hogere puntengewichten die tegemoet komen aan de dure inrichtingskosten. Het maximaal aantal deftig gefinancierde studenten is bovendien de laatste jaren niet of nauwelijks aangepast. Nochtans nam het totaal aantal hogeschoolstudenten sinds 1994 wel met 12% toe. Dat wil zeggen dat er steeds meer studenten zijn waarvoor de kunstopleidingen nauwelijks middelen krijgen. Met als gevolg dat er vaak met verouderd materiaal moet worden gewerkt, dat de studenten zelf steeds meer van de materiaalkosten zelf moeten dragen…. En dat er zelfs bijkomende inschrijvingsgelden worden gevraagd om de kosten te kunnen dekken.
En terwijl het hele financieringssyteem gericht is op groei en een hogere studentenparticipatie, wil de overheid in de toekomst het aantal financierbare studenten zelfs nog afbouwen! De kunstopleidingen dreigen door het nieuwe decreet nog verder te worden gemarginaliseerd.
De sterke focus van het financieringsdecreet op efficiëntie en doelmatigheid, op onderzoeksoutput en arbeidsmarktgerichtheid, gaat voorbij aan de belangrijke maatschappelijke en culturele meerwaarde van de kunstopleidingen. Het voorontwerp van decreet moet daarom zo snel mogelijk worden bijgestuurd!
Alle informatie over de manifestatie van 6 december: zie www.vvs.ac