De carte scolaire in Frankrijk

Facebooktwittermail

In Frankrijk staat de kwestie van de “carte scolaire” de jongste tijd in het middelpunt van het onderwijsdebat. De carte scolaire of schoolkaart is een systeem waarmee, sinds 1963, de leerlingen, in functie van hun woonplaats, aan een bepaalde school worden toegewezen. Er bestaat dus geen vrije schoolkeuze voor de leerlingen (ouders) zoals in België. In tegenstelling tot België liepen (in 1963) en lopen de meeste leerlingen in Frankrijk school in het officieel (door de overheid georganiseerd) onderwijs. Het vrije (katholieke) net is er minoritair. In Frankrijk is het principe van een gemeenschappelijke stam sterker verankerd en in praktijk gebracht (o.a. via het collège unique) dan in België. Frankrijk kent ook een sterke centralistische “republikeinse” traditie, met o.a. een sterke centrale sturing en evaluatie van de leerplannen. Denk bv. aan het centrale examen op het einde van het secundair onderwijs, het baccalaureaat, dat beslist over de toegang tot het hoger onderwijs. In het onderstaande artikel schetsen Bernard Calabuig, onderwijsspecialist van de PCF (Parti Communiste français) en Daniel Rome, nationaal secretaris van het netwerk Ecole, de inzet van het huidig debat rond de carte scolaire in Frankrijk.

De manier van debatteren over de carte scolaire mag dan geïnspireerd zijn door politique politicienne, toch gaat het hier om een echte maatschappijkeuze. De kwestie van de carte scolaire zorgt voor heel wat onrust bij leerkrachten, ouders, schooldirecteurs, parlementairen en vakbonden. Ze laat niemand in de onderwijswereld onberoerd. De woorden en daden van de voorzitter van de UMP (de partij van president Chirac, nvdr) en van de hele regering bevestigen het perspectief van de conservatieve revolutie, die in gang werd gezet met de terugkeer van rechts aan de macht. Het volstaat om de wet Fillon te herlezen om zich daarvan te vergewissen.

Voor 2007 heeft men de volgende keuze: ofwel gaan we naar een school met steeds meer ongelijkheid ofwel bouwt men aan een emanciperende, menselijke en solidaire maatschappij. Ofwel gaan we naar een onderwijs met verschillende snelheden ofwel bouwt men aan een onderwijs dat een stevige vorming biedt aan alle kinderen van de republiek. Ofwel bouwt men aan een school waar aan iedereen de kans wordt gegeven om toegang te krijgen tot een hoogstaande cultuur ofwel kiest men ervoor aan een deel van de kinderen slechts een minimum aan kennis mee te geven, een minderwaardige vorming. Ofwel vormt men brave en volgzame werkers ofwel bouwt men aan een school die de kritische zin dusdanig ontwikkelt dat de burgerzin reëel is.

We strijden er niet voor om de ongelijkheden te verminderen maar om de ongelijkheden als onaanvaardbaar te beschouwen. Alle leerlingen zijn intelligent en in staat hun studies met succes te beëindigen. En om een ware burgerzin te ontwikkelen moet men de toegang tot de cultuur mogelijk maken. Zoals Rabelais zei, “het kind is geen vaas die men moet vullen, maar een vuur dat men moet aansteken”

Het lijkt ons een goede zaak dat het onderwijs, en de carte scolaire is daar een belangrijk aspect van, een belangrijk thema in het maatschappelijk debat vormt. Daarom mag men deze kwestie niet herleiden tot de vraag of de carte scolaire moet worden afgeschaft of hervormd. Want vanuit links-liberale hoek zegt men dat alle taboes moeten worden opgeheven. Omdat de carte scolaire vandaag omzeild wordt, zou de verdediging van de carte scolaire, zo zegt men, hypocriet zijn. De vraag is dus wat men wil aanpassen en in welke optiek.

Het probleem is niet nieuw. Sinds een vijftiental jaren hebben de opeenvolgende regeringen aan sommige departementen de kans gegeven om af te wijken van het principe van de carte scolaire. Eerst gebeurde dit bij wijze van experiment, maar dat experiment werd verder gezet zonder enig overleg en zonder evaluatie. Dit leidde op sommige plaatsen tot ware gettoscholen. Moeten we eraan herinneren dat de schoolkaart, toen ze in 1963 werd ingevoerd, als doel had alle kinderen van eenzelfde gebied in eenzelfde school te laten school gaan, collège (verlengde middenschool of eerste 3 jaren van het secundair onderwijs, nvdr) of lyceum (bovenbouw van het secundair onderwijs, nvdr)? Dit principe had als verdienste dat het een stevige republikeinse basis gaf aan het ‘samen leven’ en aan het verwerven van een gemeenschappelijke schoolcultuur.

De opkomst van een concurrerend onderwijssysteem, het private onderwijsnet, liet toe de carte scolaire te omzeilen. Ook de afwijkingen die werden toegestaan aan de ouders die goed het systeem kennen, hadden een pervers effect. Een deel van de middenklasse beschouwde het als een handicap om hun kinderen te laten studeren met kinderen uit volkse milieus.

Maar tegenover de verminking van het systeem van de carte scolaire kan men niet antwoorden met partiële beschouwingen die de kern van de zaak uit de weg gaan. Als we aanvaarden dat de essentie van ons onderwijssysteem niet mag worden opgeheven ten voordele van een of andere communautaire logica (opsplitsing van de leerlingen volgens religieuze of etnische scheidingslijnen, nvdr) , als we denken dat de steden en de gemeenten aan al hun inwoners de kans moeten bieden om samen te leven, los van de sociale origine, godsdienst of levenswijze, dan moet antiliberaal links zich veeleisender tonen en zich met een andere ambitie in het debat mengen. We zijn van mening dat de waarden solidariteit, samen leren en leven en het ware delen van kennis ons project voor een omvorming van de Franse maatschappij moeten leiden.

Voor het onderwijssysteem betekent dit dat we afstand moeten nemen van logica van de concurrentie die de huidige sociale verhoudingen domineert. Om zich van die logica los te maken moet men de politieke voorwaarden scheppen. En dat is niet makkelijk als men weet dat sommige gevaarlijke ideeën vandaag gedijen omdat ze zogezegd het gezond verstand zelve zijn. Of men zegt ons dat we moeten realist zijn, dat sommige principes en waarden tot het verleden behoren omdat de wereld is veranderd.
Een deel van de middenklasse, maar ook van de bedienden en de arbeiders, sturen hun kinderen naar het privé-onderwijs, dat nu ongeveer 20% marktaandeel heeft verworven. Ze menen dat de openbare dienst niet in staat is hun kinderen een kwaliteitsvol onderwijs te bieden. En daar wringt het schoentje voor de carte scolaire. Het probleem zal niet opgelost worden met dictaten maar door het politieke debat en de politieke om het anders te doen.

Het lijkt ons dus dringend om aan het openbaar onderwijs voldoende financiële, menselijke en pedagogische middelen te geven zodat alle leerlingen de kans krijgen om met succes hun schoolloopbaan af te werken. Zeker, de school is geen vrijplaats die buiten de wereld staat en ze kan ook niet alles oplossen. Maar ze kan er wel toe bijdragen om het algemeen vormingsniveau te verhogen en om aan een ganse leeftijdscategorie een hoog gemeenschappelijk cultureel niveau te bieden.

Moeten we het dus als normaal aanvaarden dat sommige scholen bestemd zijn voor “goede leerlingen” en dat andere leerlingen verbannen worden naar scholen en klassen voor “zwakken”? De idee moet groeien dat de kinderen van arme mensen geen arme drommels zijn, maar kinderen die een kwaliteitsvol onderwijs verdienen, los van elke logica van sociale apartheid. Het omzeilen van de carte scolaire wordt soms als volgt gerechtvaardigd: het samen plaatsen met kinderen die moeilijkheden hebben, zal het algemene niveau van de klas en de school doen dalen en dus ook het peil van mijn zoon of dochter. Schoolproblemen gaan vaak samen met sociale problemen. Laten we dus maatregelen nemen om de werkloosheid uit te roeien en om behoorlijke woningen en werkomstandigheden aan te bieden: zaken die een rijk land als het onze waardig zijn. De ondernemingen die in de CAC 40 (Beurs van Parijs, nvdr) staan genoteerd maakten in 2005 een ‘bescheiden’ winst van 50 miljard euro. Laat ons neen zeggen tegen die logica die moordend is voor de school en voor de ganse samenleving.

We moeten samen (leerkrachten, ouders, directeurs en verkozenen) tonen dat andere waarden en principes mogelijk zijn en winnen tegen die heersende ideologie, die zonder ophouden de concurrentie tussen individuen, tussen scholen en tussen staten predikt. Het Franse volk heeft (in het referendum over de Europese grondwet) massaal geweigerd om Frankrijk en Europa die weg op te sturen. Wij moeten nu waarden en principes naar voor schuiven die garant staan voor broederlijkheid en solidariteit, voor een maatschappij waar de individuen zich samen emanciperen en niet tegen elkaar worden uitgespeeld.

Bernard Calabuig , lid van het nationaal comité van de PCF en belast met onderwijs en onderzoek

Daniel Rome , nationaal secretaris van het netwerk Ecole