In tien jaar tijd hebben ouders ruim de helft meer moeten betalen voor hun schoolgaande kinderen. Dat toont een onderzoek van het Hoger Instituut voor de Arbeid (Hiva) aan. De enquêtegegevens van het Hiva dateren al van het schooljaar 1999-2000, maar de uitgaven werden herrekend in prijzen van 2006, dus gecorrigeerd met de inflatie.
Volgens Joos Bollens van het Hiva gingen de kosten van het basisonderwijs tussen 1989 en 1999 met 68 procent omhoog, bovenop de inflatie. Voor het secundair onderwijs ging het om een toename met 55 procent.
De gemiddelde uitgaven in het kleuteronderwijs bedragen 229 euro, in het lager onderwijs varieert dat tussen 365 en 491 euro, om in het secundair onderwijs geleidelijk aan tot ruim boven 1.000 euro per schooljaar uit te stijgen, met sterke variaties naargelang de gekozen studierichting, tot zelfs 1265 euro voor de gemiddelde laatstejaarsleerling van het secundair.
De uitgaven voor de echte schooluitrusting (boeken, schrijfgerei,…) blijven in het lager onderwijs al bij al beperkt, tot zowat 160 euro per leerling in het zesde leerjaar. Maar vanaf het eerste jaar middelbaar onderwijs gaat het om meer dan 600 euro. Duurdere schoolboeken en werkmateriaal (in technische richtingen) zijn de verklaring.
Maar het zijn vooral de extra schoolactiviteiten die de kostprijs van het onderwijs in de voorbije jaren heeft doen oplopen. Meerdaagse schoolreizen – van de klassieke bos- of skiklassen tot een citytrip naar Barcelona – zijn gemeengoed geworden. Deelname is niet verplicht, maar de sociale druk om erbij te horen is enorm groot.
(Bron: Het Volk, 22 augustus 2006)
