De Oproep voor een democratische school (OVDS) is weliswaar ontstaan tijdens de acties voor de (her)financiering van het onderwijs, maar onze politieke en ideologische grondslagen reikten vanaf het begin verder dan de budgettaire kwestie. Onze keuze voor een school die de sociale rechtvaardigheid in haar vaandel draagt, ligt reeds besloten in de keuze van de naam en in de oprichtingstekst van onze organisatie.
In 1995 was er nog geen sprake van PISA-rapporten. De meest recente wetenschappelijke studies over sociale selectie in ons (Franstalig) onderwijs dateerden toen van eind jaren ’70. Alsof we dat probleem definitief achter ons gelaten hadden! Alsof het onderwijs weliswaar niet perfect gedemocratiseerd was maar toch reeds de grootst mogelijke gelijkheid kende.
In 1997 publiceerde de APED/OVDS een eerste ontluisterende studie over dit onderwerp: op basis van een eigen onderzoek bij 2000 leerlingen (en hun ouders) in 20 scholen van de provincie Henegouwen, illustreerden we hoe de sociale herkomst de meest determinerende factor blijft bij zittenblijven en studie-oriëntering. In dezelfde periode publiceerde professor Ides Nicaise van het HIVA (Hoger Instituut van de arbeid, KUL) alarmerende cijfers over de sociale ongelijkheid in ons Nederlandstalig onderwijs.
Het duurde tot eind 2002, bij de publicatie van het PISA-2000 rapport, vooraleer voor het bredere publiek het schandaal van het Belgisch onderwijs aan het licht kwam: de grootste sociale ongelijkheid van alle industrielanden. De ministers probeerden die boodschap te verdringen in een concert van zelfvoldaanheid in het Noorden en van gejammer in het Zuiden. Allen hadden ze slechts oog voor de gemiddelde resultaten – nochtans de minst betekenisvolle – in het Vlaams of in het Franstalig onderwijs die uit dit eerste groot PISA-onderzoek naar voren kwamen.
In de middens van het wetenschappelijk onderzoek, en dank zij het onderzoek van PISA-2000, werd de sociale ongelijkheid in het onderwijs opnieuw een gewaardeerd discussie- en onderzoeksthema. Het grote publiek kreeg echter weinig weet van deze werkzaamheden. En, vooral, deze onderzoeken beperkten zich al te vaak tot de beschrijving van de toestand zonder dieper op de oorzaken in te gaan.
Het was opnieuw de APED/OVDS die in dit debat, in 2003, een substantiële rol speelde. In een studie, getiteld “De Belgische schoolmislukking”, belichtten wij voor het brede publiek de weinig benijdenswaardige plaats die ons land bekleedt inzake de graad van ongelijkheid in het onderwijs. Maar dit was niet alles. Wij brachten vooral de onweerlegbare statistische bewijzen dat deze ongelijkheid verbonden is met drie essentiële karakteristieken van ons onderwijs: de vroegtijdige studiekeuze en selectie, het semi-marktkarakter van ons onderwijs en de onderfinanciering van het lager onderwijs.
Eind verleden jaar werden de resultaten van het tweede internationaal PISA-onderzoek (PISA-2003) bekend gemaakt. Deze resultaten bevestigen helaas ruimschoots wat we reeds vroeger schreven: het probleem van de sociale ongelijkheid in de Belgische onderwijssystemen – Franstalig en Vlaams – komt er op neer dat zij tussen de scholen letterlijk een sociale segregatie organiseren.
Het GOK-beleid (Gelijke Onderwijs Kansen) van minister Vandenbroucke en het “Contract pour l’école” van minister Arena hebben de verdienste dat ze die realiteit, die door ons sinds 10 jaar met de vinger wordt gewezen, erkennen en als uitgangspunt voor hun beleid nemen. Het zou kunnen dat onze actie hier niet helemaal vreemd aan is.
Wij zijn niet van plan op onze lauweren te rusten. De concrete maatregelen, die in beide Gemeenschappen worden genomen, in naam van de strijd voor gelijkheid op school, volstaan niet en ze zullen zeer waarschijnlijk onwerkbaar blijken. Want ze pakken de mechanismen van de sociale segregatie niet bij de wortel aan.
Het is de reden waarom de OVDS/APED zijn rol van kritische waarnemer wil verruimen : wij willen actoren van verandering worden. We zullen binnenkort een samenhangend en mobiliserend project voorstellen waarrond we alle progressieve leerkrachten van dit land hopen te verenigen. Het zal om een geheel van zeer concrete voorstellen gaan, om te komen tot een verlenging van de gemeenschappelijke basisvorming (gemeenschappelijke stam), een integratie van de school in het leven van de lokale verenigingen, het einde van de commercie in het onderwijs en van de strijd tussen de netten, enz. Het zal ons actie- en strijdprogramma worden om komaf te maken met de sociale segregatie in het onderwijs en om de gemeenschappelijke school, de democratische school te promoten.
In de komende weken zal u in ons tijdschrift en op onze website artikels vinden die nieuwe elementen aanbrengen bij onze analyse, die aan de basis ligt van ons programma. Binnen onze organisatie zullen we discussies organiseren over de precieze inhoud van ons programma. We nodigen u allen uit om aan deze debatten deel te nemen. We hopen om bij het begin van het volgend schooljaar klaar te staan met ons project en de campagne die dit project moet dragen, te kunnen lanceren.
(19 november 2005, “10 uren voor de democratische school”)