In 1961 slaagden de Cubaanse revolutionairen erin het analfabetisme blijvend terug te dringen van ongeveer 25% naar ongeveer 4%. In 1999 bleek uit UNESCO-onderzoek dat Cubaantjes in de lagere school voor rekenen resultaten boekten die 25 tot 35%, en voor taal 17 tot 26% beter waren dan die van het beste van de andere Latijns-Amerikaanse landen (in casu Argentinië). Nergens in Latijns-Amerika is de participatie van alle lagen van de bevolking aan het onderwijs zo hoog.
Het succes van het Cubaanse onderwijsmodel is onbetwistbaar. Hoe valt het te verklaren? Wat zijn het kader, de componenten en de consequenties?
Kader
De Cubaanse leiders ontlenen hun wereldbeeld aan de Verlichting en haar linkse uitlopers, en aan hun nationale en nationalistische verankering. Ze stammen uit een prerevolutionaire wereld die ze als structureel en stuitend onrechtvaardig hebben ervaren, en hebben daartegen een revolutie op het getouw gezet, waarvan de eerste fase in 1959 succesvol is afgesloten. Met een groot geloof en ondanks felle buitenlandse obstructie werken ze verder aan hun project, dat zou moeten leiden tot een structureel rechtvaardige maatschappij met welvaart voor allen, en met een volledig geëmancipeerde “Nieuwe Mens”. Onderwijs speelt voor hen daarin een permanente sleutelrol: het heeft de mensen al bevrijd van hun obscurantisme en onwetendheid, en schept naar de toekomst toe de voorwaarden voor de totale maatschappelijke en persoonlijke bevrijding.
Wat zijn de consequenties?
– Onderwijs is levensbelangrijk. Hoe slecht het Cuba en zijn bevolking op bepaalde momenten ook verging, er werd geen enkele school gesloten. Cuba besteedt 8,5% van zijn BNP aan onderwijs tegenover 3,9% voor de rest van Latijns-Amerika.
– Onderwijs en maatschappij worden zo eng mogelijk vervlochten, en in beide lopen realiteit en verwachting in elkaar over. Zoveel mogelijk mensen krijgen onderwijs, zoveel mogelijk mensen hebben hun zeg (ouders, wijkcomités, bedrijven…), richtinggevende organisaties (zoals communistische partij-instanties) worden erbij betrokken, er worden nationale debatten en campagnes over gevoerd, leerlingen participeren op verschillende vlakken. Handenarbeid en ideologische scholing zijn een integraal onderdeel van het onderwijsprogramma.
– Onderwijs geeft iedereen gelijke kansen en heeft dus een emanciperende functie. Het is er voor analfabeten en ontwikkelden, voor jong en oud, voor gezonden en gehandicapten, voor vrouwen en mannen, voor alle rassen; ook onderwijs in dun bevolkte gebieden is gegarandeerd, met kleine scholen en internaten. Alleen de staat mag dit onderwijs organiseren en daarbij het niveau garanderen; onderwijs in religie bijvoorbeeld is privé zaak. Onderwijs is een recht, maar leidt niet tot voorrechten: intellectuele beroepen worden niet opvallend meer betaald dan andere. En moreel gesproken ontstaat er een plichtaspect. De studiekeuze heeft maatschappelijke relevantie: er worden studieplaatsen toegewezen, waarbij zowel rekening wordt gehouden met persoonlijke voorkeur als met maatschappelijke noden, zowel met goede punten als met sociaal gedrag.
– De Cubanen noemen zich internationalisten, en hebben dan ook een internationale taak te vervullen: hun universiteit voor Latijns-Amerika zendt haar zonen uit, en het land doet er ook zijn voordeel mee (zoals in de ruil met Venezuela: Cuba levert ontwikkelingshelpers, Venezuela levert olie). Toch wordt de buitenstaander meer getroffen door de nationale klemtonen: de collectieve groet aan de Cubaanse vlag, de allesoverheersende aanwezigheid van de nationalistische vrijheidsheld José Martí (waarbij Castro’s aanwezigheid verbleekt), de nationale symbolen, de trots op de nationale prestaties (met daarbij een zekere neerbuigendheid t.o.v. de rest van Latijns-Amerika, en onverschilligheid t.o.v. Europa). Als het niet was om de marxistische context, dan zouden heel wat rechts georiënteerde, reactionaire Vlamingen smullen van dit aanbod. Rode vlaggen, de Internationale, standbeelden van Marx of Lenin: men zal ze daarentegen niet of maar met mondjesmaat vinden. En het is in de eerste plaats de school die deze tendensen bevestigt.
– Op elk moment moet het Cubaanse onderwijs rekening houden met de (soms harde) realiteit. In de klassen zijn er videotoestellen en computers, maar soms ontbreken elementaire dingen als (voldoende) balpennen, goede schoolborden, voldoende of goed onderhouden lokalen – waarbij de blokkade steeds de schuld krijgt. Het blijft dus knokken.
– Het onderwijs vertoont over de jaren heen een vrij grote stabiliteit. De belangrijkste veranderingen zijn een geleidelijk groeiende standaardisering, een verfijning van de methodes en een grotere toegankelijkheid. Verrassend zijn bijvoorbeeld sommige verouderde werkwijzen (soms te wijten aan gebrek aan middelen), de verouderde leermiddelen, de klemtoon op examens, en het zittenblijven (vooral in het basisonderwijs), de beperkte vakanties, en de grote eerbied voor de persoon van de leerkracht (van wie ook veel wordt verwacht).
Structuren
– Het kleuteronderwijs omvat de circulo infantil (0,5 tot 4 jaar) en een voorschooljaar (5 jaar), met kennismaking met het alfabet, luistervaardigheid, getallen tot 100, elementaire syntaxis, hygiëne…. Dit onderwijs is niet verplicht; het wordt door ongeveer de helft van die leeftijdcategorie gevolgd.
– De eenheidsschool (6 tot minimum 15 jaar) is onderverdeeld in 9 graden; graad 1 tot 6 vormen het lager onderwijs, graad 7 tot 9 het basissecundair. Er is een systeem van permanente, sterk persoonlijk begeleide evaluatie; vanaf het einde van de vierde graad zijn er toetsen, en is overzitten mogelijk. De schoolplicht eindigt op 15 jaar.
Er zijn 40 tot 42 weken les (waarbij fasen met handenarbeid zijn inbegrepen). Daarnaast is er na de 6de graad een vakopleiding voorzien in de “escuela de oficios”, voor leerlingen met leermoeilijkheden.
– Het pre-universitair onderwijs (minimum 15 tot 17 jaar) is onderverdeeld in 3 graden (10 tot 12), waarbij er een verschil is tussen plattelands- en stadsscholen. Leerlingen die in de eenheidsschool speciale begaafdheden hebben tentoongespreid, kunnen worden geselecteerd voor gespecialiseerde scholen op het vlak van sport, kunst, pedagogische en exacte wetenschappen.
– Het technisch en beroepsonderwijs verloopt in polytechnische centra (vierjarige cyclus na de 9de graad, driejarige cyclus na de 12de graad). Er zijn veel verschillende specialiteiten. Doorstroming naar het hoger onderwijs blijft mogelijk.
– Het hoger onderwijs omvat universiteiten, universitaire centra en hogere instituten, en is flexibel met dagonderwijs, avondonderwijs en vrije cursussen. De toegang is gereglementeerd: kandidaten mogen hun wensen voorleggen, maar de selectie gebeurt aan de hand van toelatingsexamens en evaluatie in het pre-universitair onderwijs.
De lerarenopleiding gebeurt in hogere pedagogische instituten, en beklemtoont in sterke mate de stages. Er zijn ook postgraduaatsopleidingen, met bijscholings- en mastercursussen.
– Het buitengewoon onderwijs is er op verschillende niveaus, en is gedifferentieerd in functie van het probleemgebied; leerlingen zijn intern of halfintern. Er zijn experimenten met inclusief onderwijs, waarbij specifieke ondersteuning gewaarborgd blijft.
– Er is een uitgebreid systeem van volwassenenonderwijs, met speciale aandacht voor het platteland en met ruime doorstromingsmogelijkheden.
– Tenslotte zijn er ook allerlei cursussen via de media, met thematische klemtonen vanuit de overheid; zo was er tijdens ons bezoek speciale aandacht voor Portugees. Begeleidend materiaal was beschikbaar in de krantenwinkels.
Plannen
De Cubaanse leiding probeert het maatschappelijk debat aan te zwengelen, en de bevolking brengt via allerlei doorstroomkanalen vruchtbare ideeën aan. Voor het onderwijs leidt deze “Batalla de las Ideas” tot prestigieuze plannen:
– voor graad 1 tot 6: tv en video in elke klas, algemene introductie in computergebruik (er worden 24.000 computers verspreid), 1 onderwijzer per maximum 20 leerlingen (er worden op 36 maanden ruim 8.000 nieuwe onderwijzers versneld gevormd).
– voor graad 7 tot 9: de “integrale leerkracht”, die alle vakken geeft behalve Engels en lichamelijke opvoeding voor maximum 15 leerlingen (er worden 4.000 nieuwe integrale leerkrachten gevormd, ruim 33.000 leerkrachten worden bijgeschoold); tv en video in elke klas.
– bouw, verbouwing, renovatie van scholen;
– vorming van 30.000 animatoren voor vernieuwde en nieuwe kunstscholen (balletschool, scholen voor plastische kunsten…);
– vorming van computerclubs; nieuwe universiteit voor computerwetenschappen;
– stimuleren van het doorstuderen; “universiteit voor allen”; uitbreiden van educatieve media;
– stimuleren van het lezen; gedemocratiseerde uitgaven; boekenbeurzen, huisbibliotheek;
– intensievere vorming van sociaal werkers; vorming van universitaire brigades voor sociaal werk (huisbezoeken aan alle gepensioneerden, gehandicapten, gezinnen in moeilijkheden, ontdekken van ondervoede kinderen, opvolging…);
– “Tribunas abiertas“ (gedecentraliseerde politiek-culturele meetings), “Mesa redonda” (dagelijks tv-programma met diepgaande objectieve analyse van actuele gebeurtenissen). Alle projecten zijn ofwel gerealiseerd, ofwel in uitvoering.
En nu?
Latijns-Amerika kijkt met bewondering en wat jaloezie naar het Cubaanse maatschappijmodel, de Verenigde Staten hebben het tot een lid van “de as van het kwaad” uitgeroepen en zijn ondergang gezworen. Moreel gezien is de grote buur wel bijzonder slecht geplaatst om Cuba lessen te geven: als er op Cuba al wordt gefolterd, dan is Guantanamo de eerste kandidaat, en het aantal uitgevoerde doodstraffen ligt in de VS heel wat hoger dan in Cuba.
Maar het gevaar is reëel en veelzijdig. Het einde van de USSR dompelde Cuba in ellende, en de “speciale periode” die dat moest opvangen is nog steeds niet ten einde; de Amerikaanse blokkade geldt onverminderd. Cuba heeft resoluut de toeristische kaart getrokken, maar heeft daarmee problemen en gevaren binnengehaald: een zeer fragiele sector, scheve financiële en psychologische verhoudingen, een profiteursmentaliteit, (relatieve) afhankelijkheid van buitenlands kapitaal. Het systeem kan rekenen op een brede populaire steun (hoewel blijkbaar minder bij de jeugd) en dissidentie is de zaak van een minderheid. Maar blijft dat ook zo? En Fidel Castro is niet meer van de jongsten… Het Cubaanse model blijft bedreigd, en dus uiteraard ook het onderwijssysteem dat er zo mee verstrengeld is.
Moet het behouden blijven? De Westerse (onderwijs)waarnemer is lang niet altijd overtuigd: vervallen schoolgebouwen, gebrek aan didactisch materiaal, verouderde werkvormen, twijfel over het niveau (hoe komt het toch dat de beheersing van het Engels na 360 lesuren zo zwak is?) zijn een (occasionele?) realiteit. Wie met een Westerse meetstok meet, heeft onvermijdelijk veel twijfels en kritiek. Wie Cuba daarentegen situeert in het kader van de Derde Wereld, ziet een indrukwekkend positieve balans, en een model om voor op te komen.
En de vrijheid? De VS stellen Cuba voor als een sinistere dictatuur en zijn onderwijs als een ideologische drilmachine, en eisen vrije verkiezingen. Dat ze zelf andere Latijns-Amerikaanse autoritaire regimes ongemoeid laten, of democratisch gekozen regimes die hen niet bevallen ondermijnen of (laten) verwijderen (Chili, Grenada, Venezuela…), schijnt hen niet te deren; dat de bestaande democratische regimes zich hebben te schikken naar IMF of Wereldbank evenmin. Cuba heeft zich intussen ontwikkeld tot een eenpartijstaat waarop van alles aan te merken valt, maar waar het volk echt wordt gehoord en waar zich op lange termijn structuren zoals het onderwijs hebben kunnen ontwikkelen die de mensen de beste kansen geven op maximale ontplooiing in de meest humane zin.
En daarin biedt dit onderwijstype ook een specifieke uitdaging voor ons onderwijs. Voor de traditionelen biedt het een vormentaal en een stijl (met discipline, symbolen, iconen, gedragingen) die hen herinneren aan de goede oude tijd. Voor iedereen biedt het een basis van opvoeding tot solidariteit/ naastenliefde die ook teruggaat naar de echte wortels en de zin van onze onderwijsprojecten.
Cubaans onderwijs: een model om te bestuderen, een enthousiasme dat aansteekt, een voorbeeld om zeer ernstig te nemen en te ondersteunen.
Jacques De Maere, gepensioneerd pedagogisch adviseur
Voor dit artikel heb ik me vooral gebaseerd op de volgende bronnen:
– Hugo Van Droogenbroeck- Lut Adriaensens, ‘Het onderwijs in Cuba – Waar een arm derdewereldland groot in is’ in Brandpunt, 26ste jaargang (1999), p. 316 e. v..
Artikel Hugo Van Droogenbroeck
– Ministerio de educación de Cuba, ‘Sistemas educativos nacionales’
– Ministerio de educación de Cuba, ‘La educación en Cuba. Encuentro por la unidad de los educadores latinoamericanos 1 a 5 de febrero de 1999′
– Theodore MacDonald, ‘Schooling the revolution. An analysis of developments in Cuban education since 1959′. Praxis Press, London, 1996
– Isaac Saney, ‘Cuba .A revolution in motion’. Fernwood Publishing/Zed Books, Winnipeg/London, 2004
– … en eigen waarnemingen.
Dit artikel verscheen in het speciaal Cuba-nummer van « De democratische school », nr. 22, augustus 2005. Dit dossier bevat verder een analyse over de hervormingen in Cuba van Cuba-kenner Marc Vandepitte en tien verslagen van bezoeken aan Cubaanse onderwijsinstellingen tijdens de Ovds-studiereis in april 2005.
U kan het nummer (kostprijs: 3 euro) bestellen via [ovds@democratischeschool.org
->mailto:ovds@democratischeschool.org]