In de Paasvakantie van 2002 trokken we met 16 leerkrachten uit ons land naar Cuba. Het was de derde keer dat zo’n studiereis rond het thema onderwijs werd georganiseerd op initiatief van de Oproep voor een democratische school
Onlangs hadden we het in de les Nederlands over « Vergeten straat ». In dat boek van Boon wordt een doodlopend straatje in Brussel door de bouw van de noord-zuid-verbinding ook aan de andere zijde dichtgemaakt, zodat de bewoners letterlijk opgesloten zitten. Onder impuls van een idealist, Koelie, groeit er met vallen en opstaan een alternatieve samenleving, die de oude moraal van ieder-voor-zich en om-ter-meest (macht en geld) wil vervangen door gelijkheid, groepsgevoel en samenwerking. Een klein gangetje achter Koelies huis is hun enige verbinding met de buitenwereld. Het loopt slecht af met dit experiment en hoe dat komt, daar zijn we niet uitgeraakt.
Toen ik in de paasvakantie in Cuba was moest ik vaak denken aan dit boek. Dit eiland is sinds 1959 in zekere zin ook afgesloten door het Amerikaanse embargo. Tot 1991 was de straat evenwel nog aan één zijde open, aangezien Cuba bevoorrechte handelsrelaties had met het Sovjetblok en zodoende zijn suikerriet en nikkel kon ruilen voor petroleum, voedsel, materialen, machines en ontwikkeling. Door de val van het communisme ging ook die kant dicht en bleef er alleen nog een smalle doorgang naar de wereldeconomie. Het Cuba dat achterbleef was zijn bevoorrechte handel (85%) kwijt, de productie stokte door gebrek aan onderdelen en materialen, de munt stortte ineen, het inkomen daalde met 30 tot 50% en de schaarste op de consumptiemarkt was die van oorlogstijden. Iedereen wachtte op de val van Cuba. Maar via dat kleine gangetje achter Castro’s huis werden uit het buitenland toeristen en investeerders in joint ventures binnengelokt, teneinde aan deviezen te raken. En Cuba viel niet. Het kreeg de toestand onder controle en klom vanaf 1996, moeizaam, weer bergop.
Zodat ik begin april in een nog altijd alternatieve samenleving landde. Zij het een andere dan die van Boons fantasie. Want Cuba is communistisch, dat is geweten. In tegenstelling tot Koelie’s utopia is er een overheidsstructuur (volledig gedomineerd door de communistische partij), zijn er wetten, kan men er geen krant uitgeven of vereniging stichten die foert heet en kan men in de gevangenis belanden. Is men in goed gezelschap – ik reisde in een groep van 15 onderwijsmensen, onder wie mevrouw de Doorlichting – dan kan men overal geraken. Op een bloedhete namiddag (het was lente in Cuba) stapten wij een lager secundaire school binnen die luisterde naar de naam ‘Martires del 13 de marzo’. Want in Cuba is het veeleer regel dan uitzondering je school, ziekenhuis of fabriek een naam te geven die verwijst naar een figuur of een gebeurtenis uit de geschiedenis. Wat er op die 13de maart is gebeurd weet ik evenwel niet.
Een Cubaanse school verschilt in vele opzichten niet van een Belgische. Lessenrooster, examens, klasbezetting, titularissen, oudervergadering en leerlingenraad, schooluitstappen, werken met video en computer, schoolbibliotheek, CLB, eindtermen, schoolplan, leraarsvergaderingen, … : het is allemaal sterk gelijklopend.
Iets langer dan bij ons, tot hun 15de, volgen alle kinderen dezelfde basisopleiding om zich dan, net als bij ons, te verdelen over het pre-universitair, technisch en beroepsonderwijs (tot 17 jaar). Net als bij ons wordt er druk vergaderd en gecongresseerd over didactische vernieuwing. Net als bij ons raken het vertoog en het dictaat uit de mode en palmen gespreksvormen, groepswerk, persoonlijke studie en creatieve opdrachten de les meer en meer in. Net als bij ons moeten begeleiding en remediëring mislukkingen helpen voorkomen. Er zijn nagenoeg geen zittenblijvers in de Cubaanse scholen. Het onderwijs blijkt bovendien van een uitstekende kwaliteit. Dat zeggen studies van de Unesco en dat blijkt ook uit het niveau van de Cubaanse wetenschap. Vooral op de vlakken van geneeskunde, biotechnologie en farmaceutica is dat wereldniveau. Cubaanse universiteiten zijn een aantrekkingspool voor heel Latijns-Amerika.
Maar er zijn ook verschillen. De crisis of ‘periodo especial’, als gevolg van de val van het Oostblok, heeft ook in het onderwijs voor problemen gezorgd. Gebrek aan didactisch materiaal, aan handboeken, aan onderhoudsmateriaal. Gebouwen en klassen zijn dringend aan onderhoud en opfrissing toe, het meubilair is versleten, leraars en leerlingen moeten leren werken met beperkte middelen. Wij hadden als geschenk een pak schriften, pennen en diskettes mee en dat konden ze oprecht appreciëren.
Onderwijs is duidelijk een prioriteit voor de overheid, want ondanks de economische moeilijkheden, werd geen enkele school gesloten en geen enkele leraar afgedankt. De lonen van de leerkrachten werden integendeel opgetrokken om de vlucht naar het toerisme (waar men dollars kan verdienen) tegen te gaan. Leraars (zoals alle werknemers) hebben in Cuba een sociaal statuut dat zeer vergelijkbaar is met dat in België : vakantiegeld, anciënniteit, pensioen op 55 (vrouwen) en 60 (mannen), zwangerschapsverlof (één jaar). Maar een leraar is er wel acht uur per dag op de school. Zijn deontologie hangt in de woorden van de Chileense dichteres Gabriela Mistral in de concertzaal van een muziekschool :
‘Ama ; si no puedes amar mucho, no ensenes a los ninos.
Simplifica ; saber es simplificar sin restar esencia.
Cuidate de que tu oficio no es mercancia. (…)’
In Cuba gaat ieder kind naar school, ook in de verste uithoek van de Sierra Maestra. Alle scholen beschikken in de mate van het mogelijke over dezelfde middelen, geen onderscheid dus tussen rijke en arme scholen. En het onderwijs is volledig gratis. Dat zijn de drie grote principes. Momenteel betalen ouders (als tijdelijke crisismaatregel) een klein bedrag voor maaltijden en extra taalcursussen, maar de rest blijft gratis : materiaal, uniform (twee per jaar), vervoer, uitstappen, internaat, enzovoort. Ik sta voor een raadsel. Volgens cijfers van 1999 besteedt België 5,7% van het bruto binnenlands product aan onderwijs en Cuba 6,6%. Maar het bruto nationaal product per hoofd is in België 26400 dollar en in Cuba slechts 1170 dollar (cijfers van 1997). Hoe kan een overheid met zoveel minder middelen toch een haast even degelijk en bovendien gratis onderwijs (van kleuterklas tot en met de universiteit, buitenlandse studenten inbegrepen) verschaffen ?
Cubaanse kinderen worden opgevoed voor wat men noemt een ‘socialistische maatschappij’. De aard van die maatschappij heeft zo zijn consequenties. In België kan je studeren wat je wil en vervolgens zelf een plaats zoeken op de arbeidsmarkt. In Cuba wordt centraal nagegaan hoeveel landbouwingenieurs, leraars Engels of informatici het land nodig heeft en zijn er dus selectieproeven. Een ander socialistisch beginsel is dat iedere Cubaan recht heeft op een fatsoenlijk betaalde job (een recht dat de staat in de ‘periodo especial’ helaas niet is kunnen blijven garanderen). Het gevolg van die ‘werkzekerheid’ is dat ons ‘watervalsysteem’ (met het beroepsonderwijs als vergaarbak van veel mislukking, frustratie en gebrek aan perspectief) in Cuba niet of nauwelijks bestaat. Ook opvallend is het feit dat de lestabellen van alle scholen een pakket ‘arbeidsopvoeding en productieve arbeid’ bevatten. Leerlingen die enkele weken per jaar op het land gaan werken dus. In Cuba bestaan sinds jaar en dag ook vrijwilligerskampen van jongeren, meestal georganiseerd door de communistische jeugd, die in de vakantie de boer op gaan. ‘A los que trabajan un beso’ – ‘een zoen voor zij die werken’ las ik op een muur in de buurt van Santa Clara.
Voor haast elke school in Cuba staat een borst- of standbeeld van een man die de meeste Belgen niet kennen, maar die in Cuba beschouwd wordt als de Koelie van hun samenleving : José Marti. Deze dichter en journalist was de belangrijkste leider in de onafhankelijkheidsstrijd tegen Spanje en sneuvelde in 1895. Onderwijs lag hem nauw aan het hart, hij zag het als een belangrijke instrument voor een rechtvaardige samenleving. Ook vandaag nog beheerst zijn denken (‘solidaridad, altruismo, humanismo’) in sterke mate de opvoeding. Hogere scholing heeft ook in Cuba een weerslag op het loon, maar echt ‘carrière maken’ kan men er niet en de drang naar persoonlijk gewin of individueel succes wordt er allesbehalve aangemoedigd. Het schoolleven, in alle vakken en op alle niveaus, is doordrenkt van Marti’s basisgedachte : ‘con todos y para el buen de todos’ (‘met allen voor het welzijn van allen’).
Leerlingen krijgen een veel groter sociaal engagement mee dan hun leeftijdsgenoten in België. Ook hun politiek bewustzijn en hun inzicht in de wereld zijn beduidend groter dan bij het gros van onze scholieren, doodeenvoudig omdat het hen op school wordt bijgebracht. Bij ons heb je wel eens de indruk dat woorden als solidariteit en rechtvaardigheid vooral thuishoren in de les godsdienst en op de dag mundiale vorming en dat politiek analfabetisme niet echt een obstakel is om een briljant chirurg, burgerlijk ingenieur of informaticus te worden.
De meesten van ons zestienkoppig reisgezelschap zijn weer huiswaarts gevlogen met een mengsel van bewondering en verontwaardiging. Verontwaardiging over de economische wurging door de Verenigde Staten en het negatieve beeld dat in naam van de ‘democratie’ en de ‘mensenrechten’ over dit eiland wordt verspreid. Bewondering voor het feit dat een arm Derde Wereldland erin slaagt zijn (karig) nationaal budget zo te besteden dat het welzijn en de ontwikkeling van de bevolking op de eerste plaats komen. Heel Cuba worstelt (nog altijd) met een hallucinante economische crisis en dat betekent dat velen het allesbehalve breed hebben en het niet moeilijk is met mopperende en mistevreden mensen te praten, maar niemand lijdt honger, slaapt op straat of gaat dood bij gebrek aan medische zorgen. Geneeskunde en onderwijs zijn gratis, er is een rijk en intens cultuurleven en dat is toegankelijk voor iedereen. Welk land kan dat zeggen ? « De grote vraag blijft of het verlies aan persoonlijke vrijheid dat daar tegenover staat een verdedigbare opoffering is, » las ik op het vliegtuig in de Cuba-gids van een reisgenoot.
Voor zover ik het begrijp ligt in Cuba maar één persoonlijke vrijheid aan banden en dat is die om het socialisme te saboteren. Alle concrete beperkingen vloeien daar uit voort. Lieden die op de loer liggen om Cuba te heroveren voor het kapitalisme (ik denk aan de Fundacion Nacional Cubana Americana, een bijzonder machtige extreem-rechtse organisatie, doordrenkt van Bacardi-rum en CIA-gelden ), weten best waarom ze zo vlijtig ijveren voor meer ‘democratie’ en ‘vrijheid’. Een vrije pers en een meerpartijenstelsel zullen de Trojaanse paarden zijn voor hun propaganda en agitatie tegen het bestaande systeem. Cuba is België niet. De grootste supermacht op de aardkloot voert een nietsontziende politieke en economische oorlog tegen dit landje. Wil Cuba de sociale voordelen van zijn revolutie behouden, dan moet het de gelederen gesloten houden. La unidad es la fuerza fundamental de la revolucion, staat op een muur in Havanna en dus wordt alles wat die eenheid kan ondermijnen afgeblokt. Terecht, vind ik. Overigens weet ik niet of het verzaken aan onze verkiezingscircussen en commerciële pulpmedia een zo grote opoffering is.
Cuba is een dictatuur en België is een democratie. Dat zijn de stempels. Maar de werkelijkheid is genuanceerder. De communistische partij domineert het hele politieke en sociale weefsel, van het ministerie tot het wijkcomité, van de vakbond tot de leraarsvergadering. Maar in Cuba konden we niet anders dan constateren dat de bevolking veel actiever betrokken is bij het beleid dan in België. Aan elke beslissing die te maken heeft met leven en werk van de Cubaan, op welk niveau dan ook, hangt een heel web van consultaties en vergaderingen. Kandidaten voor gemeente- en provinciebesturen en het nationaal parlement worden voorgedragen vanuit de basis en verkozen in directe en geheime verkiezingen. Zonder circus. Verkozenen moeten zich bovendien tweemaal per jaar publiek verantwoorden voor hun kiezers in zogenaamde ‘rendiciones de cuenta’, waarop ze kunnen worden weggestemd. Het is opvallend hoe massaal de Cubanen deelnemen aan al dat vergaderen en palaberen en misschien komt dat wel door het gevoel dat ze echt meetellen. Bij Boon tracht Koelie de bewoners van de vergeten straat duidelijk te maken dat het voortaan hùn straat is. Misschien is het dat wat de communistische politiek ook de bevolking van Cuba heeft weten bij te brengen. Dat het hùn revolutie en hùn socialisme is.
Op het einde van Vergeten straat wordt Koelie gearresteerd. Ik lees vandaag in de krant dat volgens de president van de Verenigde Staten Cuba behoort tot de zeven ‘schurkenstaten’.