’Omarm de meertaligheid in het onderwijs’, zeiden Jan Blommaert en Piet Van Avermaet al bijna tien jaar geleden. Elke taal is immers een meertalig complex met meertalige repertoires. Minister Crevits lijkt de taalwetenschappers daar nu in te volgen.
De boekbespreking van Jan Blommaerts “Let op je woorden” sloten we af met een verwijzing naar een van Blommaerts vorige boeken, “Taal, onderwijs en de samenleving”, gepubliceerd in 2008. Co-auteur is Piet Van Avermaet van de Ugent.
Geert Bourgeois, minister-president van de Vlaamse regering, stelt dat de schooluitval van jongeren met een migratieachtergrond in de eerste plaats is toe te schrijven aan onvoldoende kennis van het Nederlands. Met andere woorden, leerachterstand is taalachterstand. Dat klopt niet. We leggen uit waarom.
Als we ons van een taal bedienen, maken we gebruik van taalrepertoires (of -registers). Je hebt het repertoire waarmee je een broodje bestelt en het repertoire waarmee je een artikel over onderwijsbeleid schrijft. Je hebt het repertoire waarmee je met je moeder telefoneert, en je hebt de repertoires waarmee je les geeft, waarbij het repertoire voor wiskunde verschillend is van dat voor lichamelijke opvoeding.
Als je beweert dat onze leerlingen van vreemde afkomst het Nederlands onvoldoende beheersen, zoals Bourgeois dat doet, ga je voorbij aan (en ontken je) de taalrepertoires die ze wel degelijk beheersen en dagelijks gebruiken. De kwestie is niet, zeggen de auteurs, hoe goed je taal is. ’Elk antwoord hierop is zinledig, want in wezen gaat het om wat in bepaalde contexten aanvaard wordt als goed Engels, Frans, Duits, niet om die talen tout court.’ 1J. Blommaert en P. Van Avermaet (2008), Taal, onderwijs en de samenleving. De kloof tussen beleid en realiteit: 72. Berchem, EPO.
De auteurs pleitten er in 2008 al voor om meertaligheid als uitgangspunt te nemen in het onderwijsbeleid, want elke taal is een meertalig complex met een meertalig repertoire. Ze spreken van taalmiddelen die je kan inzetten. Niemand bezit alle taalmiddelen van het Nederlands. Sommigen hebben rijke en uitgebreide repertoires, anderen hebben die niet. De ideale moedertaalspreker bestaat niet. 2ibid. 63.
Het is absoluut nodig dat ons talenonderwijs voortbouwt op reeds aanwezige competenties, en meestal worden die verworven op een informele manier. Berberse en Arabische scheldwoorden circuleren in Antwerpse scholen, hoewel geen enkele leerkracht ze aanleert. Jongeren kennen hele liedjesteksten of voetbalploegen uit het hoofd, nochtans een proces dat heel wat concentratie en inzet vraagt. De invloed van het Amerikaanse Engels uit de rapcultuur op taalrepertoires wereldwijd is (nog steeds) merkwaardig. Bouw dus voort op die globale informele taalmarkt die kenmerkend is voor het Engels (en spijtig genoeg niet voor het Frans). 3ibid. 88.
Stop er bovendien mee om elitejobs in de kenniseconomie als norm te nemen voor je onderwijs- en taalbeleid. Deze jobs zijn gekoppeld aan een hogere opleiding die steeds duurder en selectiever en dus minder toegankelijk wordt. Andere keuzes worden daardoor teruggebracht tot eliminatiekeuzes. 4ibid. 55-56.
Je merkt dat het boekje van Blommaert en Van Aermaet weinig aan actualiteitswaarde heeft ingeboet. En nu het goede nieuws: midden april werden de resultaten bekendgemaakt van het onderzoek “Meertaligheid als Realiteit op School (MARS)”, uitgevoerd door de Ugent en de VUB, onder leiding van diezelfde Piet Van Avermaet. Het onderzoek toont aan dat meertalige leerlingen thuis vaker Nederlands spreken dan tot nu toe werd aangenomen.
’Meertalige leerlingen gebruiken verschillende taalregisters door elkaar, afhankelijk van context of gesprekspartner. Het onderscheid tussen thuis- en schooltaal verdwijnt daardoor. Zo spreken meertalige leerlingen met ouders, broers en zussen vaker Nederlands dan vermoed wordt. Ze maken ook regelmatig gebruik van Nederlandstalige media en ze rekenen, lezen en schrijven ook het liefst in het Nederlands.’ 5De Morgen, vrijdag 15 april 2016, p. 14, “Taal van vader geeft doorslag bij schoolprestaties”.
’Uit het onderzoek wordt ook duidelijk dat eerder het taalgebruik met vader dan dat met moeder een indicator is van onderwijsprestaties. Ook de motivatie van de leerlingen speelt een belangrijke rol in het verhogen van hun prestaties. Als hun thuistaal vanuit de school positief wordt benaderd, dan versterkt dat hun zelfdbeeld en motivatie.’ 6ibid.
Commentaar van minister Crevits: ’Het is belangrijk dat leerlingen goed Nederlands leren en spreken. Er is wel de vaststelling dat onze speelplaatsen steeds diverser worden en een groeiende meertaligheid is daar een logisch gevolg van. Dit onderzoek moedigt ons aan om die realiteit te benaderen als een kans en niet als een beperking. Daarvoor is er een omslag in het denken over meertaligheid nodig die vandaag nog niet in alle scholen even sterk aanwezig is.’ 7www.hildecrevits.be/nl/onderzoek-meertaligheid-als-realiteit-op-school%E2%80%99-mars
Wil iemand de boodschap van Hilde Crevits overbrengen aan Geert Bourgeois?
Meer informatie op www.meertaligheid.be.
References